De bewustzijnsverruiming

Het bewustzijn is de intelligentie; de intelligentie is de ziel; de ziel is de spirit; en de spirit is God. Derhalve is het bewustzijn het goddelijke element, is bewustzijn het God-deel in ons. En via bewustzijn worden we klein of groot, via bewustzijn stijgen we of vallen we en via bewustzijn worden we kleinzielig of ruimdenkend. Je vindt in de Griekse mystieke symbolenleer en ook elders de twee vleugels van een arend en dit symbool is het symbool van bewustzijn. Wanneer de vleugels zijn uitgespreid betekent dat de verruiming van het bewustzijn, hetgeen ook de ontplooiing van de ziel genoemd kan worden. Wanneer je verder wilt gaan op de spirituele reis moet je op welk pad je ook neemt, of het nu religie, occultisme, filosofie of mystiek is, bij de verruiming van het bewustzijn komen.

Wat is bewustzijn? Wanneer we zeggen ´een geladen geweer´ dan bedoelen we dat er zich een kogel in bevindt. Bewustzijn betekent de geladen intelligentie, intelligentie die geladen is met kennis, met impressies die ideëen dragen. Als we over bewegende beelden spreken, waar bevinden die zich dan? Op het beeldscherm; maar we zien niet het beeldscherm, we zien de bewegende beelden. Bewustzijn is zuivere intelligentie die is doordrenkt met een of ander idee, die zich van iets bewust is. En wat is intelligentie? Intelligentie is de ziel; er is geen ander spoor van de ziel te vinden behalve de intelligentie. Mensen die niet begrijpen zeggen vaak dat de zetel van de ziel zich in het hart bevindt, of aan de rechter- of linkerkant van de mens; maar in werkelijkheid is er iets wat expressiever is dan welke kant van het menselijk lichaam dan ook en dat is intelligentie.

Er is een verhaal dat het idee demonstreert van het universele of algemene bewustzijn los van individueel bewustzijn. Er was een tovenaar die zich voorstelde dat hij vloeiend, vloeibaar, bewegend, stijgend en dalend was en veranderde in de zee. Toen stelde hij zich voor: ´Nu ben ik solide´. Atomen groepeerden zich, bevroren en veranderden in ijs. Toen dacht hij: ´Ik ben niet zo koud. Ik kan proberen stabiel te zijn en ik zal niet smelten´; en hij veranderde in steen. Vervolgens zei hij: ´Nu wil ik veranderen. Ik wil niet van steen blijven´. En hij werd een boom. ´Maar´, zei hij, ´ik beweeg nog steeds niet, ik ben nog steeds niet werkzaam´; en hij draaide en bewoog en veranderde in een insect. Maar de tovenaar dacht: ´Wat is het hulpeloos om als insect te leven! Ik zou graag willen spelen en zingen´; en hij veranderde in een vogel. Toen zei hij: ´Ik wil grover en compacter zijn en mezelf intelligenter voelen´; en hij veranderde in een dier. Ten slotte zei hij: ´Ik wil op mijn achterste benen staan, ik wil mijn ruggengraat uitrekken´; en hij veranderde in een mens.

Dit is het fenomeen van een tovenaar die iets wilde, die zich iets voorstelde en dat werd. Je vindt dit idee ook in de geschriften. In de Koran wordt gezegd: ´Wees, en het werd´. Het was het werk van de tovenaar: waar hij zich bewust van was, dat werd. Eerst was er het bewustzijn en vervolgens veranderde het idee dat het bewustzijn vasthield in iets.

Er is echter een andere kwestie: als de tovenaar zo machtig was om ergens aan te denken en daarin te veranderen, waarom werd hij dan zelf verduisterd? Het antwoord is dit, dat wanneer iemand heeft gezegd: ´Ik zou willen rusten, gaan slapen´, hij vanzelf zijn activiteit heeft verloren. Ergens in veranderen maakte dat bewustzijn, dat goddelijke of universele bewustzijn, beperkt; en deze beperking beroofde het van zijn eigen bewustzijn. Dit is het diepste punt van metafysica. Toen bijvoorbeeld het bewustzijn dacht: ´Ik zal in een rots veranderen, ik ben een rots´, werd het een rots. Het bewustzijn verloor niet zijn vloeiende substantie, maar de intelligentie kende niet langer haar eigen bestaan. En wat ging er de rots in toen de tovenaar dacht: ´Ik zal in een rots veranderen´? Slechts een kleine gedachte van de tovenaar. Alleen kon hij zich vanwege die gedachte niet zelf uitdrukken noch zich voelen zoals hij zich had gevoeld in de hoedanigheid van tovenaar. Toen hij in een rots veranderde voelde hij niet via zijn denken, hij voelde niets.

Hoe meer we dit idee begrijpen, hoe meer we zullen inzien dat bewustzijn in twee verschillende aspecten overwogen dient te worden. In het ene aspect wordt het bewustzijn begraven onder de compacte vormen van de schepping zoals bergen, rotsen, bomen, planten, aarde en de zee; en het is toch de tendens van het bewustzijn om zelfs via deze compacte vormen te voorschijn te komen, zichzelf uit te drukken. Je kunt die tendens zien door in aanraking te komen met de natuur. Bijvoorbeeld degenen die voor de rotsen, in de grotten van de bergen, midden in het woud zitten en degenen die in aanraking met de natuur komen en van wie de mind vrij van zorgen, angsten en problemen van de wereld is, die krijgen eerst een soort vrede; en nadat ze vrede en rust hebben ervaren, is het tweede wat tot hen komt een soort communicatie tussen henzelf en de natuur. En wat drukt de natuur naar hen uit? Met elke handeling, met het stijgen en het dalen van de golven, met de omhoogreikende tendens van de bomen, met het bewegen van de gracieuze takken van de boom, met het waaien van de wind en het ritselen van de bladeren lijkt elke kleine beweging van de natuur in hun oren te fluisteren. Dat is het bewustzijn dat te voorschijn wil komen; via de bomen en de rotsen, het water en de planten wil het zichzelf ontplooien, zichzelf uitdrukken; omdat het niet dood is, maar levend, ofschoon begraven in de rots, in de boom, in de plant, in water, aarde en lucht. Elk levend wezen probeert zichzelf hoorbaar en begrijpelijk te maken; het wil communiceren, terwijl het jaar na jaar probeert uit deze compacte gevangenis te breken, om te voorschijn te komen naar zijn oorspronkelijke bron, net als de tovenaar die door wilde breken, te voorschijn wilde komen en zichzelf wilde zien. En waar veranderde hij in? In de mens.

Er is een gezegde van de soefi´s dat ´God in de rots sliep, God in de boom droomde, God zelfbewust werd in het dier, maar dat God Zichzelf zocht en Zichzelf herkende in de mens´. Dat verwijst op heldere wijze naar het hoofddoel van de mens: dat wat zijn bezigheid ook is, wat hem ook maar genoegen verschaft, wat hij ook maar aanbidt, er slechts een motief is, het motief dat werkzaam is in de richting van zijn ontplooiing, en dat is voelen `Wat is hetgeen ik heb gemaakt groots en hoe prachtig. Hoe mooi om te herkennen, om te zien´. Die aanleg is via elke ziel werkzaam. Of iemand nu wel of niet spiritueel wil worden, elke ziel is toch onbewust aan het streven naar de ontplooiing van de ziel.

Wat het menselijke bewustzijn betreft heeft het bewustzijn wanneer het zich heeft veranderd in iets anders zichzelf beperkt. Ofschoon het bewustzijn van de mens in vergelijking met bomen, planten, rotsen en bergen volledig ontwaakt is, is toch niet elk mens ontwaakt; de meesten bevinden zich nog in gevangenschap. Zoals Rumi in de Masnavi zegt: ´De mens is de gevangene in een gevangenis´; en al zijn inspanningen, al zijn verlangens zijn erop gericht erdoorheen te breken teneinde onafhankelijk van alles van deze wereld inspiratie, grootsheid, schoonheid, geluk, vrede te verwerkelijken.

Iedereen komt hier vroeg of laat bij aan, maar er is een continue hunkering; wijs of dom, iedereen streeft er bewust of onbewust naar. De een is misschien zeer geïnteresseerd in zichzelf, zijn gezondheid, zijn mind, zijn gedachten of gevoelens, zijn aangelegenheden; zijn bewustzijn gaat niet veel verder dan die kleine horizon. Dat betekent niet dat hij op die manier geen gelijk heeft. Hij bezet zo veel ruimte in de sfeer van het bewustzijn. Dan is er de ander die zichzelf is vergeten; hij zegt: ´Daar is mijn gezin, daar zijn mijn vrienden, ik houd van hen´, en dus is zijn bewustzijn groter. Iemand anders kan zeggen: ´Ik werk voor mijn medeburgers, voor mijn land, voor de opvoeding van mijn kinderen van mijn land, voor de goede gezondheid van de mensen in mijn stad´; zijn bewustzijn is nog groter. Het betekent niet echt dat zijn bewustzijn groter is, maar hij bezet een grotere horizon in de sfeer van het bewustzijn. En wees daarom niet verbaasd wanneer een dichter als Nizami zegt: ´Als het hart groot genoeg is, kan het het gehele universum bevatten´. Dat bewustzijn is zodanig dat het universum daarmee vergeleken klein is. De sfeer van dat bewustzijn is de Absolute.

Er wordt geen deel van het bewustzijn voor de mens uitgesneden, maar de mens bezet een bepaalde horizon, zo ver als hij zich kan verruimen; voor hem kan de Absolute zijn bewustzijn zijn. Derhalve is hij aan de buitenkant een individu, maar in werkelijkheid kun je niet zeggen wat hij is.

Naar dit idee wordt verwezen wanneer er in de Bijbel wordt gezegd: ´Wees perfect zoals uw Vader in de hemel perfect is´. Wat betekent dat? Dat het absolute Bewustzijn het teken van perfectie is en wij er niet van zijn uitgesloten. Allen bewegen en leven erin. Maar we bezetten slechts zo veel horizon als er binnen in ons bewustzijn is, of zo veel als waarvan we ons bewust zijn. Dit laat ons zien dat elk individu zijn eigen wereld heeft; en de wereld van het ene individu is zo klein als een linze en de wereld van het andere individu is zo groot als de gehele wereld. Toch zijn alle menselijke wezens aan de buitenkant min of meer gelijk in grootte, de een wat langer dan de ander; maar in zijn eigen wereld is er geen vergelijking, zo verschillend kan de een van de ander zijn. Er kunnen net zoveel variëteiten in werelden in de menselijke wezens zijn als er variëteiten in schepsels zijn van mier tot olifant.

Er is de kwestie van wat in de geschriften de hemel en de hel is genoemd. Wat zijn ze? De hemel en de hel zijn onze wereld, ons geweten, datgene waarin we dag na dag en jaar na jaar leven en wat in een andere wereld doorgaat. We ervaren vandaag onze wereld zoals we die ook maar hebben gemaakt. En wat er door de profeten wordt gezegd dat er van alles rekenschap moet worden afgelegd na de dood betekent alleen maar dat we ons op dit aardse plan zo weinig bewust zijn van onze wereld, zo in beslag zijn genomen in de uiterlijke wereld, dat we niet weten wat voor een wereld we binnen in onszelf hebben gecreëerd. We zijn zo bezig met de uiterlijke wereld, met onze verlangens, ambities en streven dat we onze eigen wereld nauwelijks kennen, net als de man die in de fabriek werkt: hij is ´s avonds moe en wanneer hij thuiskomt leest hij zijn krant.

Zo is het met iedereen. In ieders´ leven is er zo veel van de buitenwereld wat hem de hele dag aantrekt, duizend advertenties, winkels sprankelend door electriciteit. Er zal een tijd komen waarin zijn ogen gesloten zullen zijn naar de uiterlijke wereld toe die nu zijn gehele mind bezighoudt, om zich bewust te worden van de innerlijke wereld. Dit is de betekenis van het gezegde in de geschriften ´Je zult vinden wat je gemaakt hebt´. Je hoeft niet te zeggen: ´Wat zal er morgen van me worden?´ Als je je mind naar binnen toe kan richten dan kun je zien wat er zich binnen in je bewustzijn bevindt, waar het uit is samengesteld, wat het omvat; dan zul je nu weten hoe het hiernamaals zal zijn.

De soefi´s hebben in alle tijdperken hun best gedaan om hun bewustzijn te trainen. Hoe trainden ze dat? De eerste training is analyse en de tweede training is synthese. Het analystische streven is om zijn eigen bewustzijn te analyseren en te onderzoeken, met andere woorden: zijn eigen geweten; je aan je geweten richten en vragen: ´Vriend, al mijn geluk hangt van jou af en ook mijn verdriet. Als jij vergenoegd bent, ben ik het ook. Zeg me nu eerlijk of hetgeen waar ik van houd en hetgeen ik doe in overeenstemming is met jouw goedkeuring´. Je moet tegen je geweten praten als ging je naar de priester om te biechten. ´Kijk wat ik heb gedaan. Misschien is het juist, misschien is het fout; maar jij weet het, jij draagt er het jouwe toe bij; de invloed ervan op jou en jouw gesteldheid is mijn gesteldheid, jouw verwerkelijking is mijn verwerkelijking. Alleen als jij gelukkig bent, kan ik gelukkig zijn. Ik wil je nu gelukkig maken; hoe kan ik dat doen?´ De stem van leiding zal onmiddellijk vanuit het geweten komen: ´Je moet dit doen en niet dat; dit zeggen en niet dat. Je zou op deze manier moeten handelen en niet op die manier´. En het geweten kan jou betere gidsing geven dan welke leraar of welk boek dan ook. Het is een ontwaakte leraar in jezelf, je eigen geweten. De manier van de leraren, de Goeroes, de Murshids is om in hun leerlingen het geweten wakker te maken; om helder te maken wat troebel, verward was geworden.

Soms gebruiken ze zo´n wonderbaarlijke manier, zo´n vriendelijke manier dat zelfs de leerling het zich niet realiseert. Er ging ooit een man naar een leraar en hij vroeg: ´Wilt u me als leerling nemen?´ De leraar keek hem eerst aan en zei vervolgens: ´Ja, met groot plezier´. De man zei echter: ´Denk erover na voordat u ja tegen me zegt. Er zijn veel slechte dingen in mij´. De leraar vroeg: ´Wat zijn die slechte dingen?´ De man zei: ´Ik hou van drinken´. De leraar zei: ´Dat geeft niets´. ´Maar´, zei de man, ´ik hou van gokken´. De leraar zei: ´Dat geeft niets´. ´Maar´, zei hij, ´er zijn veel andere dingen, er zijn talloze andere dingen´. De leraar zei: ´Dat geeft niets´. De man was erg blij. ´Maar´, zei de leraar, ´nu dat ik geen acht heb geslagen op alle slechte dingen die je over jezelf hebt gezegd dien je in te stemmen met een voorwaarde. Doe geen van deze dingen die jij als slecht beschouwt in mijn bijzijn´. De leerling zei: ´Dat is gemakkelijk´, en ging weg.

Nadat er dagen en maanden waren voorbijgegaan kwam de leerling die erg diep, ontwikkeld en scherpzinnig was, al buigend terug, terwijl zijn ziel zich elk moment van de dag aan het ontplooien was en wilde de leraar graag bedanken. De leraar vroeg: ´Welnu, hoe is het je vergaan?´ ´Erg goed´, antwoordde hij. De leraar vroeg: ´Heb je de oefeningen gedaan die ik je heb gegeven?´ ´Ja´, zei hij, ´zeer trouw´. ´En hoe staat het met de gewoonten die je had om naar verschillende plaatsen te gaan?´, vroeg de leraar. ´Welnu´, antwoordde hij, ´ik wilde heel vaak gaan gokken of gaan drinken, maar waar ik ook maar naar toe ging zag ik u. U liet mij niet alleen; wanneer ik maar wilde gaan drinken zag ik uw gezicht voor me. Ik kon niet drinken´.

Dat is de vriendelijke manier waarop leraren hun discipelen behandelen. Zij zeggen niet: ´Je dient niet te drinken, je dient niet te gokken´; dat doen ze nooit. De bewonderenswaardige manier van de leraar is om zonder woorden te onderrichten, iemand te corrigeren zonder iets te zeggen. Wat de leraar wil zeggen zegt hij zonder het te zeggen; wanneer het in woorden wordt uitgedrukt is het verloren.

Vervolgens is er het belangrijkste onderwerp van de verruiming van het bewustzijn. Er zijn twee richtingen of dimensies waarin te verruimen. De ene is de uiterlijke, de ander is de innerlijke dimensie. De ene dimensie wordt afgebeeld als een horizontale lijn, de andere als een verticale. Deze twee dimensies vormen samen een kruis, het symbool van de christelijke religie. Maar voordat de christelijke religie bestond bestond het symbool al in Egypte en in Tibet; en in de symbolische boeddhistische en Tibetaanse afbeeldingen uit de oudheid zul je ook het symbool van het kruis vinden.

De manier om naar binnen toe te verruimen is de ogen en de mind te sluiten voor de uiterlijke wereld en in plaats van naar buiten toe te proberen naar binnen toe te reiken. De handeling van de ziel is om naar buiten toe, naar boven, recht vooruit, opzij, naar achteren of in een ellips te reiken. Het is net als de zon; het licht ervan reikt uit naar alle richtingen, hij stuurt stromen uit. Zo stuurt de ziel stromen uit via de vijf zintuigen. Wanneer echter de vijf zintuigen onder controle worden gebracht, wanneer de adem naar binnen wordt geworpen, horen de oren niet meer en spreekt de mond niet meer. Dan zijn de vijf zintuigen naar binnen toe gericht. En wanneer eenmaal de zintuigen met de hulp van meditatie worden gesloten dan begint de ziel die gewend was om naar buiten toe te reiken, naar binnen toe te reiken; en je krijgt op dezelfde manier als je ervaring en macht vanuit de uiterlijke wereld krijgt ervaring en macht vanuit de innerlijke wereld. En zo kan de ziel steeds verder naar binnen toe reiken totdat ze haar oorspronkelijke bron heeft bereikt en dat is de Spirit van God. Dat is de ene weg, de weg van het naar binnen toe reiken.

Dan is er de weg van het naar buiten toe reiken; dat is verruiming die door de verandering van manier van kijken komt. Omdat we kleinzielig zijn is onze manier van kijken kleinzielig. We denken: ´Ik ben anders, hij is anders´. We zijn barrières van onze eigen opvattingen aan het maken. Als we zouden leven en zouden communiceren met de zielen van alle mensen, van alle wezens dan zou onze horizon zich vanzelf zo veel verruimen dat we de ongezien sfeer zouden beslaan. Dit is de manier waarop die spirituele perfectie wordt verworven. Spirituele perfectie is met andere woorden de verruiming van het bewustzijn.

Af en toe wordt de vraag gesteld: wat is kosmisch bewustzijn, wat is de aard van die toestand? Het is een toestand die moeilijk in woorden uitgelegd kan worden. En als er een uitleg gegeven kan worden is dat slechts door te zeggen dat wanneer we zien we niet horen en wanneer we volledig horen we niet zien. Op deze manier is elk zintuig pas dan volledig werkzaam als het in zijn eentje actief is. Wanneer we naar iets aan het kijken zijn terwijl er iemand tegen ons praat dan kijken we niet volledig. Ik heb een kind gekend dat zeer geïnteresseerd was in muziek, dat altijd zijn ogen sloot wanneer er muziek werd gespeeld; alleen als hij volledig luisterde kon hij ervan genieten. Naar muziek luisteren terwijl je limonade aan het drinken bent en een ijsje aan het eten bent is echter iets anders.

De toestand van meditatie verschilt daarvan; die wordt niet beperkt door een regel. Wanneer je aan het mediteren bent dan wordt elk zintuig in gelijke mate gebalanceerd. In meditatie wordt elk zintuig wakker gemaakt en is toch elk zintuig in slaap. Van buitenaf gesloten zijn en toch op een gelijkmatige wijze wakker zijn is een ervaring die niet in woorden verteld kan worden; die dient ervaren te worden.

Het beoefenen van meditatie wordt op indivuele wijze voorgeschreven; de methode van de een hoeft niet goed te zijn voor de ander. Er is een Oosters symbool, een soort speelgoed, drie apen waarvan de een zijn ogen, de ander zijn oren en de laatste zijn mond bedekt. Dit is het grondbeginsel van meditatie, de sleutel tot innerlijke verruiming. Maar ook in het dagelijkse leven kunnen we dit symbool op ethische wijze zien, vanuit een moreel gezichtspunt, en dat is: geen kwaad horen, geen kwaad zien en geen kwaad spreken. En als je die gelofte af kan leggen dan kan die een groot doel bereiken; die kan je erg ver op de weg brengen als die drie dingen in het dagelijkse leven worden beoefend; spreek nooit iemand tegen, hoor nooit wat er in het nadeel van iemand wordt gezegd en zie nooit enig kwaad. Als we onze ogen sluiten zonder onze oren te sluiten en zonder onze lippen te sluiten dan kunnen we niets volbrengen.

Leidt de ontwikkeling van het innerlijke bewustzijn, zo kan je je afvragen, naar persoonlijke isolatie, naar afscheiding van de wereld? We bevinden ons in de wereld en derhalve worden we, hoe hard we ook proberen weg te rennen naar de spirituele sferen, weer teruggeworpen naar de aarde. We zitten hieraan vast zolang als we dit aardse lichaam hebben. En daarom is het het beste om het proces op een andere manier te volgen: innerlijke verruiming van bewustzijn verwerven en ongetwijfeld dient je op dat moment naar binnen toe te gaan, dien je jezelf af te sluiten van de uiterlijke wereld; maar tegelijkertijd zou je ernaar moeten streven de uiterlijke verruiming van het bewustzijn te beoefenen. Op deze manier is er balans.

Degenen die alleen op een spirituele wijze evolueren worden eenzijdig; zij verruimen alleen het innerlijke bewustzijn en niet het uiterlijke bewustzijn. Dan raken ze uit balans. Ze hebben dan misschien spiritueel wel buitengewone machten, maar zij zijn uit balans. Om deze reden denken veel mensen aan een spiritueel iemand als aan iemand die een steekje in de hersenen los heeft. Als dat het begrip van de wereld is dan zouden we uiterst nauwgezet dienen te zijn teneinde de wereld geen verkeerde impressie te geven. Als we een beroep hebben, als we in de zakenwereld, in de handel werken dan moeten we dat volledig doen en de wereld bewijzen dat we net zo praktisch, economisch, net zo regelmatig op elke mogelijke wijze, net zo systematisch, doortastend en enthousiast als ieder ander kunnen zijn. Al deze kwaliteiten dienen we te laten zien en tegelijkertijd spiritueel te evolueren; maar het zijn déze kwaliteiten die het bewijs van onze spiritualiteit dienen te geven.