De bedwelming van het leven (1)

Er zijn in het leven veel dingen die bedwelmend zijn, maar als we de natuur van het leven beschouwen dan zouden we ons realiseren dat er niets bedwelmender is dan ons leven zelf. We kunnen de waarheid van dit idee zien wanneer we denken aan wat we gisteren waren en dat vergelijken met onze huidige omstandigheid. Ons verdriet of geluk, onze rijkdom of armoede van gisteren zijn als een droom voor ons; alleen de huidige omstandigheid doet ertoe.

Dit leven van continue stijging en daling en van continue veranderingen is als stromend water en de mens identificeert zich met dit stromend water hoewel hij in werkelijkheid niet weet wat hij is. Als iemand bijvoorbeeld vanuit armoede tot rijkdom komt en vervolgens die rijkdom hem wordt afgepakt dan lamenteert hij. Hij lamenteert omdat hij zich niet herinnert dat hij voordat hij deze rijkdom had arm was en dat hij vanuit die armoede tot rijkdom is gekomen. Als je in overweging neemt welke voorliefdes je in je leven hebt gehad dan zul je ontdekken dat je op elke trap van de ontwikkeling je een bepaalde voorliefde had; soms verlangde je naar bepaalde dingen en op andere momenten gaf je er niet om. Als je als een toeschouwer naar je eigen leven kunt kijken dan zul je ontdekken dat het niets anders was dan een bedwelming. Wat de mens op een gegeven moment grote voldoening en trots schenkt, vernedert hem op een ander moment; waar iemand op een gegeven moment van geniet, baart hem op een ander moment zorgen; wat hij op een gegeven moment zeer waardeert, waardeert hij op een ander moment helemaal niet.

Als iemand zijn handelingen in het dagelijkse leven kan observeren en als hij een ontwaakt gevoel voor rechtvaardigheid en begrip heeft dan zal hij zich vaak iets zien doen wat hij niet van plan was te doen, iets zien zeggen wat hij niet wilde zeggen of zich zien gedragen op een zodanige manier dat hij zich afvraagt: ´Waarom was ik zo´n dwaas!´ Soms staat hij zichzelf toe van iemand te houden of te aanbidden; dat kan dagen, weken, maanden, zelfs jaren duren hoewel jaren erg lang kan zijn; en vervolgens voelt hij wellicht dat hij zich vergiste of dat er iets aantrekkelijkers op zijn weg komt; dan bevindt hij zich op een andere weg en weet hij niet meer waar hij is of van wie hij houdt. In de actie en reactie van zijn leven doet iemand soms dingen impulsief, niet nadenkend wat hij aan het doen is, en op andere momenten heeft hij als het ware een toverformule van goedheid en gaat hij door met doen wat hem goed dunkt. Op andere momenten treedt er een reactie in en verdwijnt al zijn goedheid. Dan krijgt hij in zijn zaak of in zijn beroep een impuls: hij dient zus of zo te doen en lijkt hij vol van kracht en moed; soms bijt hij door en soms duurt het slechts een dag of twee en vergeet hij vervolgens wat hij aan het doen was en gaat hij iets anders doen.

Dit laat zien dat de mens in zijn leven in de activiteit van de wereld net als een stuk hout is, opgetild door de golven van de zee wanneer ze stijgen en neergeworpen wanneer ze zich terugtrekken. Daarom hebben de Hindoes het leven van de wereld Bhavasagara, een oceaan, genoemd, een altijdstijgende oceaan. En de mens is op deze oceaan van wereldse activiteit aan het drijven, niet wetend wat hij aan het doen is, niet wetend waar hij naar toe gaat. Wat voor hem van belang lijkt is alleen maar moment dat hij het heden noemt; het verleden is een droom, de toekomst bevindt zich in een mist en het enige wat voor hem helder is, is het heden.

De hechting, liefde en affectie van de mens verschillen niet veel van de hechting van de vogels en de dieren. Er is een tijd waarin de mus voor haar jongen zorgt en granen in haar bek stopt en die in de bek van haar jongen stopt en zij wachten begerig de komst van hun moeder af. Dit gaat zo door totdat hun vleugels zijn gegroeid en wanneer de jongen eenmaal de takken van de boom kennen en ze de wouden in zijn gevlogen onder bescherming van hun moeder, herinneren ze zich nooit meer die moeder die zo vriendelijk voor hen was. Er zijn momenten van emotie, er zijn impulsen van liefde, hechting, affectie, maar er komt een tijd waarop deze voorbijgaan; zij vervagen en verdwijnen. En er komt een tijd waarop iemand denkt dat er iets anders is dat hij verlangt en dat er iets anders is waarvan hij zou willen houden.

Hoe meer je nadenkt over het leven van de mens in de wereld hoe meer je tot het begrip komt dat het niet zo veel verschilt van het leven van een kind. Het kind heeft een voorliefde voor een pop, wordt die pop vervolgens beu en wil een ander speeltje. Maar op het moment waarop hij een voorliefde voor de pop of het speeltje heeft vindt hij dat het waardevolste in de wereld; en vervolgens komt er een moment waarop hij de pop weggooit en het speeltje vernielt. Zo is het ook met de mens; zijn reikwijdte is wellicht een beetje anders, maar zijn handeling is hetzelfde. Alles wat iemand in zijn leven belangrijk vindt, zoals het vergaren van weelde, het bezit van eigendom, de verwerving van faam of het opstijgen tot een bepaalde positie die hij ideaal vindt, hebben allemaal een bedwelmend effect op hem; en nadat hij het object heeft verworven is hij niet tevreden. Hij denkt dat er wellicht iets anders is wat hij wil, dat het niet dit was was hij wilde. Hij vindt dat wat hij ook maar wil het allerbelangrijkste is, maar nadat hij het heeft verworven denkt hij niet meer dat het het belangrijkste is; hij wil iets anders. In alles wat hem plezier doet en hem gelukkig maakt, in zijn tijdverdrijf, zijn theater, zijn films, golf, polo of tennis, lijkt het erop dat het hem amuseert om in de war gemaakt te worden en om niet te weten waar hij naar toe gaat; het lijkt erop dat hij alleen maar zijn tijd wil vullen. En wat de mens plezier noemt is wat er gebeurt op het moment waarop hij met de activiteit van het leven wordt bedwelmd. Alles wat zijn ogen voor de realiteit bedekt, alles wat hem een bepaalde sensatie van leven geeft, alles waaraan hij kan toegeven en wat hem bewust maakt van enige activiteit, dat is wat hij plezier noemt.

De natuur van de mens is zodanig dat zijn plezier dat is waar hij maar aan gewend raakt, of het nu eten, drinken of de een of andere activiteit is. Als hij gewend raakt aan hetgeen er bitter is, schenkt bitterheid hem plezier; als hij gewend raakt aan hetgeen zuur is dan schenkt iets zuurs hem plezier; als hij gewend raakt aan het eten van zoete dingen dan zal hij van zoete dingen houden. Sommige mensen maken er een gewoonte van om te klagen over hun leven en als zij niets te klagen hebben dan zoeken ze naar iets om over te klagen. Anderen willen de sympathie van hun naasten en willen hun uitleggen dat ze slecht behandeld worden. Het is een bedwelming.

Dan is er iemand die zich de gewoonte heeft aangemeten om te stelen; hij ontleent daar plezier aan en de gewoonte wordt steeds sterker en wanneer er hem een andere inkomstenbron wordt aangeboden dan is hij niet geïnteresseerd, dan wil hij die niet. Op deze manier raken mensen gewend aan bepaalde dingen in het leven; deze dingen worden tot een plezier, een bedwelming. Er zijn veel mensen die de gewoonte ontwikkelen om zich over dingen zorgen te maken. Het minste of geringste baart hen veel zorgen. Zij koesteren elk klein zorgje dat ze maar hebben, het is een plant die ze water geven en voeden. En zo veel mensen raken, direct of indirect, bewust of onbewust, gewend aan ziekte, een ziekte die meer een bedwelming is dan een realiteit. En zolang iemand de gedachte aan die ziekte vasthoudt onderhoudt hij die ziekte en vestigt die ziekte zich in zijn lichaam en kan geen enkele doktor die wegnemen.

Dan creëren de leefomgeving en de levensomstandigheid van iemand een illusie en een bedwelming voor hem, zodat hij niet langer de omstandigheid ziet van de mensen om hem heen en van de mensen van de stad of van het land waarin hij leeft. De bedwelming blijft dan niet alleen bij hem als hij wakker is, maar gaat verder in zijn dromen, net zoals een dronkaard ook zal dromen over de dingen die met zijn dronkenschap te maken hebben. Als hij vreugde of verdriet heeft, als hij zorgen of plezier heeft zal zijn omstandigheid in zijn dromen hetzelfde zijn; dag en nacht blijft de droom bestaan. Bij sommigen duurt die droom hun hele leven lang, bij anderen slechts een bepaalde tijd.

De mens houdt van deze bedwelming net zoals de dronkaard van de bedwelming van wijn houdt. Wanneer iemand iets interessants in zijn droom aan het zien is en iemand hem wakker probeert te maken dan voelt hij zich even geneigd om door te slapen en die interessante droom af te dromen, hoewel hij weet dat het een droom was en dat iemand hem aan het wekken is.

Deze bedwelming kan in al de verscheidene aspecten van het leven worden gezien; ze manifesteert zich zelfs in de religieuze, filosofische en mystieke aspecten. De mens is op zoek naar subtiliteit en wil iets weten wat hij niet kan begrijpen; het doet hem deugd als hem iets wordt verteld wat zijn rede niet kan begrijpen. Geef hem de simpele waarheid en hij zal die niet willen. Toen leraren als Jezus Christus naar de aarde kwamen en de boodschap van waarheid in eenvoudige woorden gaven, zeiden de mensen van die tijd: ´Dit staat in ons boek, dat weten we al´; maar altijd als er een poging gedaan wordt om mensen te misleiden, om hun te vertellen over elven, geesten en spirits, dan zijn ze zeer vergenoegd; zij willen begrijpen wat ze niet kunnen begrijpen.

Datgene wat de mens altijd de spirituele of religieuze waarheid heeft genoemd is de sleutel geweest tot die ultieme waarheid die de mens vanwege zijn bedwelming niet kan zien. Deze waarheid kan iemand niet aan een ander geven. Die bevindt zich in iedere ziel, want de waarheid is deze menselijke ziel zelf. Alles wat er gegeven kan worden is het middel waarmee de waarheid gekend kan worden. De religies in de verscheidene vormen zijn methoden geweest waarmee de geïnspireerde zielen de mens leerde deze waarheid te kennen en om zijn voordeel te doen met deze waarheid, de waarheid die zich in de ziel van de mens bevindt. Maar in plaats van er door een religie op deze wijze voordeel bij te hebben heeft de mens alleen maar het uiterlijke deel van de religie geaccepteerd en heeft hij met anderen gevochten, zeggend: ´Mijn religie is de enig juiste, jouw religie is vals´.

Desalniettemin hebben er altijd wat wijze mensen bestaan, zoals degenen over wie in de Bijbel wordt verteld dat zij uit het Oosten kwamen om het kind te zien toen Jezus Christus werd geboren. Wat betekent dit? Het betekent dat er op verschillende tijdstippen wijze mensen hebben bestaan, van wie de levenstaak is geweest om zichzelf nuchter te houden ondanks deze bedwelming om hen heen en om hun naasten te helpen deze nuchterheid te verwerven. Onder degenen die wijs waren en nuchter bleven zijn er een paar geweest die zowel een grote inspiratie, een grote macht als beheersing over zichzelf en het innerlijke en uiterlijke leven hadden. Dit zijn de wijze mensen die heiligen, wijze mannen, profeten of meesters zijn genoemd.

Maar zelfs wanneer de mens deze wijze mensen volgde of accepteerde, heeft hij via zijn bedwelming één ervan als zijn profeet of leraar gemonopoliseerd en heeft hij met anderen gevochten; op deze manier heeft hij zijn bedwelming en dronkenschap laten zien. En precies zoals een dronken man zonder nadenken een ander, die toevallig anders is als hij, die op een andere wijze denkt, voelt of handelt, zal kwetsen of pijn zal doen, zo zijn de grote mensen van de wereld die gekomen zijn om de mensheid te helpen voor het merendeel vermoord, gekruisigd, gekwetst of gemarteld. Maar ze hebben er niet over geklaagd; zij hebben het als een natuurlijke consequentie opgevat; zij hebben begrepen dat ze in een wereld van bedwelming of dronkenschap waren en dat het voor de hand ligt dat een dronkaard zou proberen hen te kwetsen of pijn te doen. Dit is de geschiedenis van de wereld geweest in welk deel ervan de boodschap van God ook is gegeven.

In werkelijkheid komt de boodschap uit een bron en dat is God en het was niet hun boodschap maar de boodschap van God, onder welke naam de wijze mensen die boodschap ook hebben gegeven. Degenen van wie het hart ogen had om te zien en oren om te horen, hebben dezelfde boodschapper gekend en gezien, omdat zij de boodschap hebben ontvangen. Degenen van wie de harten geen ogen of oren hebben hebben de boodschapper belangrijk gemaakt en niet de boodschap. In welke periode die boodschap ook kwam en in welke vorm de boodschap ook werd gegeven, het was altijd die ene boodschap, de boodschap van wijsheid.