Deel 1 - Richting manifestatie

1


De goddelijke Spirit is bij de mystici van alle tijden bekend als de Zon; en daarom is de zon in alle oude mystieke symbolen afgebeeld als het teken van God. Deze opvatting helpt ons verder in de kennis van metafysica. De zon is dat aspect van de Absolute God waarin Hij zich begint te manifesteren en de eerste stap richting manifestatie is contractie. Die contractie kun je zien in alle levende wezens en in alle objecten. Eerst vindt er contractie plaats en dan komt er als iets vanzelfsprekends, als een reactie, expansie. De eerste neiging is het verlangen om in te ademen en de laatste om uit te ademen. De contractie en de expansie die je in alle aspecten van het leven kunt zien komen van God Zelf.

Het Alomtegenwoordige Licht wordt door deze neiging geconcentreerd; en het is dit geconcentreerd Licht van Intelligentie dat de zon is die door de mystici wordt herkend. Zoals Shams-e-Tabrèz heeft gezegd: ´Toen de Zon van Zijn gelaat manifest werd begonnen de atomen van beide werelden te verschijnen; toen zijn licht viel, trok elke atoom een naam en een vorm aan´. De Hindoe´s hebben dit in de Vedanta Chaitanya genoemd, de Spirit of het Licht van God. In de Koran wordt het vermeld: ´Wij hebben uw licht uit Uw Licht gemaakt en van dat Licht hebben Wij het universum gemaakt´. In eenvoudige taal betekent dit dat toen er niets was – geen vorm, geen naam, geen persoon, geen object – behalve Intelligentie; en de concentratie van die intelligentie heeft haar essentie in een vorm van licht gebracht die de goddelijke Spirit wordt genoemd; en de expansie van hetzelfde licht is de oorzaak geweest van de gehele manifestatie. Creatie is de uitademing van God; en wat destructie wordt genoemd is absorptie, de inademing van God.

De goddelijke Spirit verspreidt zichzelf; dit noemen we creatie en het bestaat uit verschillende namen en vormen. Er komt een conflictsituatie of complicatie op van de Adem van God, een stoornis in zijn ritme, wat zich manifesteert in destructie en culmineert in wat door de Hindoe´s Pralaya wordt genoemd, het einde van de wereld. Velen geven hiervoor God de schuld, velen veroordelen Hem ervoor en velen vinden het niet eerlijk van de kant van God om te scheppen en om te vernietigen; maar voor God, die het enige Wezen is, is dit de natuurlijke toestand, op grond waarvan Hij eeuwig leeft. Het begin en het einde van de wereld is slechts Zijn enige Adem, waarvan de duur talloze jaren is. Gedurende deze ene Adem zijn er ontelbare wezens geboren, hebben er ontelbare wezens geleefd en zijn er ontelbare wezens gestorven en hebben ontelbare wezens zowel deze wereld als de volgende wereld ervaren. Zielen zijn daarom de stralen van de Zon, die in het Sanskriet Brahma wordt genoemd. De natuur van de straal is om groter te worden en om zich terug te trekken, om te verschijnen en om te verdwijnen; en de duur van zijn bestaan is kort wanneer die wordt vergeleken met de duur van de eeuwige God, de goddelijke Spirit. Er zijn levende schepsels, kleine bacteriën, wormen en insecten die niet langer dan een moment leven; en er zijn andere wezens waarvan het leven honderd jaar is; en sommige leven zelfs nog langer; en toch ook al was dat duizend jaar is het een moment vergeleken met de eeuwigheid. Tijd, zoals de mens die kent, wordt op de eerste plaats waargenomen door de kennis van zijn eigen fysieke constitutie.

Van het Sanskrietwoord Pala dat moment betekent komt het woord ´pulse´; dat wat pulsering is. Deze kennis is tot een bepaalde hoogte voltooid door de studie van de natuur, de wisseling van de seizoenen en de reizen die de wereld om de zon heen maakt. Velen willen de goddelijke wet beperken tot de door de mens gemaakte conceptie van tijd en ze speculeren erover; maar de neiging van de mysticus is om zijn hoofd te buigen in aanbidding, wanneer de gedachte van het eeuwige leven van God, het enige Wezen, in hem opkomt. In plaats van zich af te vragen wat en hoe, comtempleert hij over het wezen van God en zo stijgt zijn bewustzijn boven de beperkingen van tijd en ruimte en bevrijdt hij zo zijn ziel door haar op te heffen naar de goddelijke sferen.

De ziel, die de straal van de goddelijke Zon in de ene sfeer is, de sfeer waarin zij geen enkel aards wezen aanraakt wordt Malak of engel genoemd. Daarom komt elke ziel door de engelhemelen; met andere woorden, elke ziel is een engel voordat zij het aardse gebied bereikt. De engelen werden menselijke wezens; en zij die geen menselijke wezens worden, blijven engelen. Het menselijk wezen is daarom een volwassen engel; of een engel is een ziel die nog niet voldoende is gegroeid. Kinderen die naar de aarde komen met hun engelkwaliteiten en soms overlijden zonder het leven van een volwassene te hebben ervaren, laten ons het beeld van de oorspronkelijke omstandigheid van de ziel zien.

Het idee dat de engelen dichter bij God zijn is juist volgens deze doctrine. Zielen die niet verder hebben gereisd zijn natuurlijk dicht bij de goddelijke Spirit; het zijn engelen. Iemand vroeg de Profeet waarom de mens groter was dan de engelen; de mens, die al het bloedvergieten op de aarde veroorzaakt, terwijl de engelen altijd bezig zijn met het eren van God. In de Koran wordt gezegd dat de engelen niets van de wereld wisten; zij kenden God en daarom hielden zij zich bezig met God; maar de mens is groter want wanneer hij op aarde komt heeft hij veel in de wereld waarmee hij zich bezighoudt en toch God tracht te bereiken. Die engelsfeer is vrij van passies en emoties die de oorzaak zijn van al het kwaad en alle zonde; zielen die vrij zijn van alle hebzucht en verlangens die door de dichtheid van de aarde worden gegeven zijn engelen die niets dan geluk kennen; want geluk is de ware aard van de ziel.

De Hindoestanen noemen engelen Suras; Sura betekent ook adem en adem betekent leven. Suras betekenen daardoor ware levens, levens die lang leven. In de Hindoegeschriften wordt een ander woord gebruikt: Asura, wat levenloos betekent; met andere woorden, niet afgestemd op het oneindige. De mens kan als menselijk wezen zelfs tijdens zijn leven op aarde engelachtige trekken bewaren; en de engelachtige kwaliteit kan getraceerd worden in sommige zielen die onschuld en sympathie in hun leven vertonen. Dit is niet noodzakerlijkerwijs zwakte; het toont alleen de teerheid en de geur van een bloem in de persoonlijkheid aan.

Engelachtige zielen op het aardniveau zijn geneigd om lief te hebben, om vriendelijk te zijn, om afhankelijk te zijn van degenen die hun liefde betonen. Zij zijn bereid om te geloven, bereidwillig om te leren, geneigd om dat te volgen wat volgens hen op dat moment goed, mooi en waar toeschijnt. Het beeld van de engelen dat we lezen in de geschriften als zittend op de wolken en harp spelend is slechts een uitdrukking van een mystiek geheim. Harp spelen is harmonieus vibreren; de engelen hebben niet echt harpen, zij zelf zijn de harpen; zij zijn levende vibraties; zij zijn het leven zelf.

Men kan in een persoon die harmonieus vibreert waarnemen dat zijn aanwezigheid de inspiratie van muziek en poëzie wordt. De persoon van wie het hart is afgestemd op de toon van de hemelen van de engelen zullen op aarde hemelse genade vertonen; daarom zoeken de wijzen de associatie van spirituele wezens. En het zitten op wolken betekent dat de engelen zich boven alle wolken bevinden; wolken zijn voor de wezens van de dichte aarde; de engelen zijn zowel vrij van voorbijgaande pleziertjes als van de constante dreigingen van depressie; wolken omringen hen niet, want zij bevinden zich boven de wolken. Zulke zielen die in direct contact met de spirit van God staan en die geen weet hebben van de valse wereld die vol illusie is, die leven en die de dood niet kennen, van wie het leven geluk is, van wie het voedsel goddelijk licht is, maken rondom ´Arsh, de goddelijke Spirit, een aura die de Hoogste Hemel wordt genoemd.

2


De zielen in de engelhemelen zijn een en al goedheid; en die toont aan dat goedheid natuurlijk is en wat tegengesteld is aan onze natuur noemen we slecht. Zielen in de engelhemelen zijn onschuldig; dit toont ook aan dat onschuld de natuurlijke toestand van de ziel is en het gebrek aan onschuld is een vreemd element dat de ziel verwerft nadat zij op aarde is gekomen. In de engelsferen zijn de zielen gelukkig; dit toont aan dat ongelukkig zijn niet tot de ziel behoort. Het is iets wat er vreemd aan is; daarom maakt het ongemak dat uit het leven voortkomt ongelukkig in de ervaring van de mens. Zielen op de aarde behouden iets van de engelkwaliteit; daarom reageren ze bereidwillig op en worden ze zonder weerstand aangetrokken tot de onschuld, het geluk en de goedheid van een andere persoon. Als zij zouden weten dat dit komt omdat dit de oorspronkelijke toestand van de ziel is zouden zij hetzelfde in hun eigen wezen ontwikkelen. Zoals Rumi heeft gezegd: ´Mensen worden tot mij aangetrokken en zij vergieten tranen met mijn huilbuien en toch weten zij niet wat het in mij is wat hen aantrekt´.

Het zoeken naar goedheid, onschuld en geluk helpt om de engelkwaliteiten in een ziel te ontwikkelen. Spiritualiteit is daarom de ontwikkeling van de engelkwaliteit; en liefde voor spiritualiteit is het verlangen naar de engelhemelen; het is heimwee.

Maakt de dood het spirituele wezen bang? Nee; dood is voor de spirituele ziel slechts een poort waardoor zij die sfeer binnengaat die elke ziel als haar thuis kent. Zielen die zich bewust worden van de engelhemelen, zelfs al is het maar heel weinig, horen de roep van die sfeer; en als zij enig ongemak in deze wereld hebben, is dat vanwege het heimwee dat de roep van de engelhemelen geeft.

De ziel kan vergeleken worden met een straal van de zon; dus zijn de zielen van de engelen, die niet zijn getooid met een fysiek gewaad, zelf als vlammen. De geschriften zeggen daarom dat de engelen zijn gemaakt van Nur of licht; Nur is met name dat licht wat van de goddelijke zon komt, de spirit van God. Alle zielen zijn van die essentie gemaakt die de essentie van de gehele manifestatie is; en de kwaliteit van die essentie is dat zij alles om zich heen absorbeert en in de loop van de tijd zich zo ontwikkelt dat het in haar eigen element, dat goddelijk is, verschijnt.

De ziel die richting manifestatie gaat die nog steeds in de engelhemelen is, is vrij van alle onderscheid en verschil die de omstandigheden zijn van het leven van de ziel op aarde. Het dualistische aspect begint zelfs al in de engelhemelen; alleen God bevindt zich boven dualiteit; in alle andere omstandigheden en aspecten van het leven kun je dit zien, ofschoon het helderder is op het aardse niveau. In de engelhemelen is het niet te onderscheiden. Mensen vragen vaak of de engelen contact hebben met de engelen op aarde; en het antwoord is dat hun leven geen communicatie nodig heeft met het menselijk leven op aarde, behalve in het geval van sommigen die voorbestemd zijn om een bepaalde plicht op aarde te vervullen.

In de oude geschriften wordt vermeld dat engelen met boodschappen voor de profeten van Beni Israël kwamen; maar de uitleg hiervan vanuit metafysisch oogpunt is nogal verschillend van wat een gemiddeld persoon zich zou voorstellen. Niemand op aarde is in staat om met de engelen in de hemel te communiceren, noch is een engel van de hemel geneigd om met de mens te communiceren. Maar wat er in de uitzonderlijke levens van de profeten gebeurt is dat zij boven alle niveaus uit stijgen die de mens van de engelhemelen verwijderd houden en door dit te doen zijn ze in staat deze hemelen aan te raken. En opgeladen met het altijd-gloeiende vuur van inspiratie van de engelhemelen, waar zij in contact komen met de engelen, dalen zij af naar het niveau van de aarde; en op dat moment worden hun woorden tongen van vuur, zoals erover wordt gesproken in de geschriften. Dit betekent dat elk woord van hen een fakkel wordt die gegeven wordt in de handen van degenen die luisteren, om hun hun door het leven te verlichten. Dit is vooral zo in de levens van de Groten die een goddelijke boodschap, een religie, aan de wereld hebben gegeven; hun zielen zijn nooit op enige wijze losgekomen van de engelwereld; en deze stroom die hun zielen verbond met de zielen van de engelen heeft hen altijd in contact gehouden met zowel de aarde als de hemel. De ziel van de Profeet is daarom een schakel tussen hemel en aarde; het is een medium waardoor de Boodschap van God ontvangen kan worden.

Dan zijn er enkele spirituele zielen die in hun leven de ervaring hebben gehad dat zij geholpen of gewaarschuwd zijn door een engel. Zulke zielen hebben een draad ongebroken gelaten die zij vanuit de engelwereld met zich mee hebben gebracht; zij kunnen zich er bewust van zijn of niet, maar er is een telegrafische draad die hun zielen verbindt met de zielen van de engelen en zij zijn er zich van bewust dat ze contact met engelen hebben gehad.

Gemeenschappelijke ziekte wordt normale gezondheid genoemd; wanneer velen niet iets kunnen uitdrukken wat zeldzaam is, denken ze dat degene die zo iets zeldzaams kan ervaren, gek is. Daarom is het de wet van de mystici om alles te zien, om alles te ervaren, zij het van de hemel of de aarde, en toch weinig te zeggen; want de zielen die niet in staat zijn de mogelijkheid van hun reikwijdte te begrijpen, zullen hen belachelijk maken.

Er bestaat een ander aspect van het contact met de engelen en dat is op het moment van de dood. Velen hebben tijdens hun leven de engelen van de dood gezien en wanneer de dood roept hebben sommigen hen in menselijke gedaante gezien. Anderen hebben hen niet gezien, maar hebben hen horen praten. De reden is dat er sommige zielen zijn die al van het aarde-niveau zijn vertrokken, ofschoon de adem de ziel nog steeds met het lichaam verbindt; en zulke zielen ervaren de engelensferen hoewel ze ten tijde van hun dood nog steeds op de aarde vertoeven. Zij zien engelen gekleed in de vorm van hun eigen verbeelding en horen de woorden van de engelen in hun eigen taal. De reden is dat een persoon die op het aardse niveau heeft geleefd een wezen van de hogere niveaus in aardse gewaden moet kleden en de taal van de hogere sferen in zijn eigen woorden moet vertalen. De engel Gabriël bijvoorbeeld sprak tegen Mozes in de Hebreeuwse taal en tegen Mohammed in de Arabische. Men zou kunnen vragen wat de taal van de engel Gabriël was, Arabisch of Hebreeuws? De taal van Gabriël was noch Arabisch noch Hebreeuws; zijn taal was de taal van de ziel en de ziel kent de taal van de ziel; en op het moment dat iemand interpreteert wat hij hoort, zelfs voor zichzelf, kleedt hij de woorden die hij hoort in zijn eigen taal aan. Toen de Spirit neerdaalde op de twaalf apostelen begonnen zij alle talen te spreken en de betekenis hiervan is dat zij de taal der talen kenden toen zij werden geïnspireerd door de wereld van de engelen, de goddelijke Zon of de Heilige Geest; dat wil zeggen dat zij de taal van de ziel kenden, wat betekent dat zij de stem van de ziel hoorden voordat de mensen ze in aardse woorden uitspraken. Zij waren in staat om door deze inspiratie de stem van elke ziel te horen. Het zou de apostelen niet meer tot eer strekken als iemand zou zeggen dat ze ogenblikkelijk alle talen in de wereld kenden; want er zijn zelfs nu mensen van wie het genius als linguïst zo groot is dat zij meer dan twintig of dertig talen kennen. Er is slechts een taal die ´alle talen´ genoemd mag worden, en dat is de taal van de ziel. In het aangezicht van de verlichte ziel verschijnen alle zielen als geschreven letters.

De Beschermengel is een woord dat velen bekend is. Deze engelbescherming komt naar sommige zielen op aarde; zielen die op aarde rondlopen en toch op de een of andere manier verbonden zijn met de hemelse sferen. Vaak ziet men een onschuldig kind gered worden van een ongeluk; en vaak wordt een persoon gewaarschuwd om een kind te redden op het moment dat het in gevaar is. Deze beschermengel verschijnt ook in dezelfde vorm als de engelen die met verschillende opdrachten naar mensen worden gestuurd. Er zijn engelen die registreren, die een opname maken van onze goede en slechte handelingen; en het meest interessante is dat degenen die de goede handelingen bijhouden niet de slechte handelingen bijhouden. Degenen die de slechte handelingen bijhouden zijn andere engelen; en er wordt een nadere uitleg gegeven door de Profeet over dit onderwerp: dat er vaak een discussie plaatsvindt tussen degenen die de goede daden bijhouden en degenen die de slechte daden bijhouden. De eersten geloven niet in de slechte daden omdat zij zich alleen bewust zijn van de goedheid van de mens; zij kunnen niet geloven dat iemand die goed is ook slecht kan zijn. En ook willen degenen die de goede punten registreren hun opname gevuld hebben en de andere engelen willen hun opname gevuld hebben en dus is er rivaliteit tussen hen. Is dit niet de omstandigheid die we in de menselijke natuur zien? Er leeft niemand op aarde van wie iedereen alleen maar goede dingen zegt; en er leeft niemand op aarde van wie iedereen alleen maar slechte dingen zegt en niemand iets goeds zegt; en het interessantste voor een scherpe observator van het leven is hoe iedereen probeert om zijn argument als het juiste te bewijzen.

In Soefi-termen worden deze twee de engelen van Khair en van Khar genoemd en het verschil is de spelling is minimaal. Dit suggereert hoe klein het verschil is tussen goedheid en slechtheid. Zoals Omar Khayyám zegt:

Een haar verdeelt wellicht het valse en het ware;
Ja, en een enkele Alif zou de clue
Als je die zou kunnen vinden – tot het schathuis,
En, mogelijkerwijs, ook tot de Meester.

Het oude geloof is dat er meteen nadat iemand is begraven deze twee soorten engelen naar zijn graf komen met hun opnamen en over hem redetwisten. Maar zien we in de menselijke natuur niet hetzelfde? Mensen wachten zelfs niet tot na de dood; zij beginnen dingen te zeggen over mensen die ze kennen, over hun vrienden en vijanden en redetwisten zelfs tijdens hun leven over hen. Het oude geloof was dat er twee engelen naar iemand die in zijn graf is gelegd en is begraven, toekomen om hem vragen te stellen en door dit kruisverhoor hun argumenten voor en tegen staven. Hun namen zijn Munkir en Nakir. Er is een verhaal in de Bijbel dat Jakob de hele nacht met een engel worstelde; en voor de dageraad won Jakob en de engel vroeg hem zijn naam, zegende hem en gaf hem een nieuwe naam. De interpretatie van dit is dat de verlichte zielen van de engelen die in contact komen met aardse wezens in conflict verkeren en dat conflicht eindigt wanneer de mens zijn aardse gezichtspunt heeft opgegeven en het hemelse gezichtspunt heeft aangenomen. Dan is er geen conflict meer, maar een zegen. En het vragen naar de naam is een paradox, want wanneer het valse ego eenmaal is vernietigd weet de ziel niet wat haar ware naam is; want de oude naam behoort aan het valse ego en hem wordt de ware naam, Israel, de grote Naam van God, gegeven. In werkelijkheid is er slechts een soort engel; maar hun relaties met menselijke wezens en hun verlangen om het leven door middel van menselijke wezens te ervaren, verdeelt hen in negen niveau´s. Dan is er een geloof dat er engelen zijn die de bewoners van de hemel zijn en andere engelen die in de tegengestelde plaats wonen; degenen van de hemel worden Nur, licht, genoemd en de anderen Nár wat in het Arabisch vuur betekent. Dit is een extreem standpunt; in werkelijkheid kunnen ze worden onderscheiden als twee soorten, Jelal en Jemal, Engelen van Kracht en Engelen van Schoonheid. Een vraag komt op: waarom engelen die naar de aarde komen niet als menselijke wezens komen, want elk menselijk wezen was oorspronkelijk een engel. De engelen die verbonden zijn met menselijke wezens zijn nu zielen in de engelwereld en zij blijven in contact met menselijke wezens omdat zij dat willen; en nu dat ze van de aardse regionen teruggekeerd zijn naar de engelhemelen, blijven zij nog steeds in contact met de aarde, ofwel om een plicht te vervullen ofwel voor hun eigen plezier.

3


De engelsferen, de hoogste hemelen, zijn de sferen van licht die Nur worden genoemd; en die stroom van kracht die door de goddelijke Zon heen gaat is er de oorzaak van dat stralen zich verspreiden, elke straal is een engel of een ziel. Het is de goddelijke stroom die werkelijk Nafs is, de adem, of het ego. Adem is het ego, en het ego is de adem. Wanneer de adem het lichaam heeft verlaten, is het ego verdwenen. De natuur van deze stroom, die zich als een straal verspreidt en die een levensstroom is, is om te verzamelen en te scheppen. Hij verzamelt de atomen van de sfeer waar hij doorheen stroomt; en hij schept uit zichzelf alles wat kan scheppen. Daarom verzamelt de ziel in de engelhemelen, die de sfeer van straling zijn, de atomen van straling. Een Soefi-dichter uit Perzië heeft in een vers een zeer mooie uitdrukking van dit idee gegeven: ´Er kwam een gloed gekleed met een vlam´. Voordat de engelen door schilders werden opgevat in de vorm van menselijke wezens werden zij gesymboliseerd als brandende lampen; hier komt het gebruik vandaan om kaarsen te branden tijdens religieuze erediensten en wordt tot op zekere hoogte getoond wat de engelen waren voordat zij menselijke zielen werden.

In de oude geschriften wordt vermeld dat menselijke wezens engelen voortbrachten door hun deugden; maar dit is slechts een symbolische uitdrukking; het is niet zo dat menselijke wezens engelen voorbrachten door hun deugden, maar dat hun deugden hun zielen naar de engelen optilden. Je kunt je afvragen: ´Als de zielen die zich in de engelhemel hebben gevestigd engelen zijn, wat zorgt er dan voor dat ze naar de aarde komen?´ Het antwoord is dat het niet de engelen die zich in de engelhemel hebben gevestigd zijn die naar de aarde komen; want deze stralen hebben hun creatieve kracht beëindigd in de manifestatie als engel. Als zij een grotere kracht hadden gehad dan zouden zij zeker verder zijn gegaan, zelfs naar het fysieke niveau, en zich bij voorkeur hebben gemanifesteerd als menselijke wezens; want het is de wens van elke ziel om het toppunt in manifestatie te bereiken en dat toppunt is de fase van het menselijke niveau.

Het is het werk van de zielen die van de aarde terugkeren om vaak met de aarde te communiceren en het zijn die engelen die over het algemeen bekend zijn aan de mens. Engelen die zich nog nooit hebben gemanifesteerd als mensen op aarde ervaren slechts het leven op aarde door het medium van andere minden en lichamen, die door hun evolutie dichter bij de engelhemelen komen. Zij nemen deze als hun instrumenten en weerspiegelen zichzelf met tijden in hen en laat hen zich met tijden in zich zelf weerspiegelen. Dit is niet obsessie, maar inspiratie.

Zielen leven in de engelhemelen als een adem. De ziel in van nature een stroom; een stroom waarvan de natuur is om alles wat hij tegenkomt en ontmoet te omhullen. De ziel verzamelt alles wat er tot haar komt, daarom wordt zij anders dan haar oorspronkelijke conditie. Toch is de ziel in haar ware wezen een vibratie, de ziel is een adem, de ziel is intelligentie en de ziel is de essentie van de persoonlijkheid.

De vraag: ´Als een engel van boven komt, daalt zij dan uiterlijk af voor een persoon; of manifesteert zij zich binnen een persoon in het hart?´ komt vaak op. De ´lift´ die een ziel naar beneden brengt en haar terug naar de hemel vervoert is van binnen gesitueerd; die ´lift´ is de adem; de ziel komt naar de aarde met de adem en met dezelfde adem keert zij terug. Hoe kunnen diegenen onder de mensen die zich zelfs niet bewust zijn van hun eigen adem weten wie er in hen komt en wie er uitgaat? Velen lijken klaarwakker voor het leven buiten, maar in slaap voor het leven binnen; en ofschoon de kamer van hun hart continu wordt bezocht door de gastheren van de hemel, kennen zij hun eigen hart niet; daar zijn ze niet.

Er wordt een zeer interessant verhaal verteld in de Arabische geschriften. Het gaat erover dat God Iblis het hoofd onder de engelen maakte en hem toen vertelde hem wat klei te brengen zodat Hij er een beeltenis uit zou kunnen maken. De engelen brachten onder leiding van Iblis de klei en maakten een beeltenis; toen ademde God in die beeltenis en vroeg de engelen om ervoor te buigen. Alle engelen buigden; maar Iblis zei: ´Heer, U heeft mij het hoofd van de engelen gemaakt en ik heb deze klei op Uw bevel gebracht en heb met mijn eigen handen deze beeltenis gemaakt waarvoor U mij beveelt om te buigen´. Het ongenoegen van God was gewekt en viel op zijn nek als het teken van de uitgestotene.

Dit verhaal helpt ons te begrijpen wat Jezus Christus bedoelde toen hij zei: ´Gezegend zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde erven´. Wat Iblis ontkende was de reflectie van God in de mens; en men kan dezelfde wet in elke richting van het leven observeren. Een persoon kan rijk zijn in weelde of een hoge positie bekleden, maar hij moet nog steeds de politieman gehoorzamen; het is niet de rang en de weelde die de laatste heeft, maar in hem in de macht van de regering weerspiegeld en wanneer iemand geen aandacht schenkt aan de politieman dan weigert hij de wet van de staat te gehoorzamen. In alles, groot of klein, is dezelfde wet; en in elke mens is een vonk van deze neiging van Iblis; de neiging die we kennen als egoïsme, de neiging om te zeggen: ´Nee, ik zal niet luisteren; ik zal niet toegeven; ik zal niet overwegen. Vanwege wat? Vanwege ´ik´; vanwege ´ik ben´. Maar er is slechts een ´ik´ - de perfecte ´ik´. Dat is God, van wie de macht groter is dan enige macht op aarde, van wie de positie groter is dan wie dan ook; en Hij toont dat in antwoord op de egoïstische neiging van de mens, die beperkt is. Dit wordt uitgedrukt in het gezegde: ´De mens wikt, maar God beschikt´. Deze gedachte reikt de mens de deugd van berusting, die hem toont dat de ´ik´ die hij creëert en veel kleinere ´ik´ is dat er geen vergelijk is tussen dit ´ik´ en de ´ik´ van het grote Ego, God.

Een ander verhaal vertelt hoe bang de ziel was toen haar werd opgedragen om het lichaam van klei binnen te gaan; ze was erg onwillig, niet uit trots, maar uit angst. De ziel, wier aard de vrijheid is, die in de hemel verblijft, wier luxe het is om vrij te zijn en om in alle sferen van het bestaan te vertoeven, voor die ziel was het verblijf in een huis gemaakt van klei erg angstaanjagend. Toen vroeg God de engelen om te spelen en te zingen en de extase die in de ziel werd voortgebracht door het horen van die muziek leidde ertoe dat zij het lichaam van klei binnenging, waar zij de gevangene van de dood werd.

De interpretatie van dit idee is, dat de ziel, die pure intelligentie is en engelachtig in haar wezen, niet de minste interesse had om op het fysieke niveau te vertoeven, dat haar van haar vrijheid berooft en haar beperkt. Maar wat de ziel interesseerde en haar het lichaam deed binnengaan, is wat de fysieke wereld de zintuigen aanbiedt; en dit brengt zo´n bedwelming teweeg dat het voor een moment de gedachte aan de hemel wegneemt van de ziel en zo wordt de ziel de gevangene van het fysieke lichaam. Wat is Cupido? Is Cupido niet de ziel? Het is de ziel; de engel gaat richting manifestatie, de engel die op zijn bestemming is gearriveerd, het menselijke niveau; en voordat hij zich manifesteert is hij Cupido.

4


De ziel die door de engelhemelen is gegaan in haar afdaling naar de aarde komt vervolgens in de sfeer van de Djinn of Genius. Dit is de sfeer van de mind en kan de spirituele sfeer genoemd worden, want mind en ziel maken de spirit uit. De zielen die in deze sfeer stoppen doordat ze zijn aangetrokken door zijn schoonheid, vestigen zich hier; ook de zielen die geen kracht hebben om verder te gaan in de uiterlijke manifestatie worden inwoners van deze sfeer. Daarom zijn er drie soorten zielen die deze sfeer aanraken op hun weg naar manifestatie: de zielen die worden aangetrokken tot deze sfeer en die daar wensen te blijven; de zielen die niet in staat zijn om verder te gaan en die zich hier moeten vestigen; en de zielen die hun reis naar het aarde-niveau voortzetten en die op weg zijn naar de aarde.

De djin is een entiteit met een mind; maar niet een mind als die van de mens; een mind die puurder is, helderder en verlicht door het licht van intelligentie. De mind van de djin is dieper in perceptie en in begrip, omdat hij leeg is en niet gevuld met gedachten en verbeeldingen zoals die van de mens. De mind van de djin kan een ´lege kop´ genoemd worden; een kop waarin kennis geschonken kan worden, waarin plaats is. Om deze reden waarderen de Leraren op het spirituele pad de kwaliteit van de djin in de minds van hun leerlingen, waarin zij plaats vinden voor kennis. Een kop die al is gevuld, of zelfs gedeeltelijk is gevuld, heeft niet echt plaats voor die kennis die de Leraar in het hart van zijn leerling wil schenken. Daar de djins helder in perceptie en begrip zijn, zijn zij helder in het uitdrukken van zowel woord als daad. De handeling van de djin reikt zo ver als de mind kan reiken; en het woord van de djin reikt zelfs verder dan de stem, want hij neemt weg van de mentale sfeer die zich boven de luchtgolven bevindt.

De djin komt dichter bij de mens dan de engel; want in de djin bevindt er zich iets als de mind die in de mens is voltooid. De djins bezitten alle intuïtieve en inspirerende eigenschappen, omdat dat de enige bron is die de djin heeft om zijn kennis te verwerven. Onderwerpen zoals poëzie, muziek, kunst, uitvindende wetenschap, filosofie en zeden zijn nauw verwant met de aard van de djin. De kunstenaar, de dichter, de musicus en de filosoof vertonen in hun gaven door hun leven heen de erfenis van de djin. De woorden genius en djin komen van het Sanskriet woord Jnana, wat kennis betekent. De djin zijn daarom de wezens van kennis; van wie de honger naar kennis is, van wie de vreugde in leren ligt, in begrijpen, en van wie het werk ligt in het inspireren van en licht en vreugde brengen aan anderen. In elk soort kennis dat bestaat en de favoriete kennis voor een djin de kennis van waarheid, waarin de voltooiing van het doel van zijn leven ligt.

De sfeer van de djin is het universum van de minds. Je zou de sfeer een mentale wereld kunnen noemen; en toch bevindt de ziel zich bij de mind. De ziel met de mind wordt spirit genoemd, en daarom zou het ook een spirituele wereld genoemd kunnen worden. De vragen: ´Hoe zijn de djin? Hoe zien ze er uit?´ kunnen beantwoord worden op dezelfde manier als de uitleg van de vormen van de engelen: dat dingen niet altijd zijn wat ze zijn, maar zoals wij ze zien. De mens beeldt altijd wezens af die hij zich verbeeldt en kan niet met zijn fysieke ogen zien als iets net als hijzelf; of de verbeelding van de mens kan verschillende vormen bij elkaar verzamelen: bijvoorbeeld vleugels van de vogels, hoorns van de os, hoeven van de paarden en klauwen van de tijgers. Hij zet ze bij elkaar en maakt een nieuwe vorm.

Het is onmogelijk om exact uit te leggen hoe de djin eruit ziet en toch is er geen wezen dat zonder vorm leeft. Er is veel te zeggen voor de verbeelding van de mens, die de engel of de djin min of meer in de vorm van de mens afschildert. Want alles in de wereld blijkt bij nader inzien te streven om te culmineren in de vorm van de mens. Rotsen, bomen, vruchten, bloemen, bergen en wolken tonen allemaal een graduele ontwikkeling richting het beeld van de mens. Een scherp observator van de natuur zal dit duizend maal aantonen; en alles in de wereld ondersteunt dit argument. Elke vorm vertoont ofwel een gedeelte van de menselijke vorm of een onontwikkelde schets ervan. Zoals het met materiële zaken en met de lagere schepping is, zo is het ook dat zelfs de vorm van de djin en van de engel groeit richting de menselijke vorm. Precies dit idee wordt uitgedrukt in de woorden van de geschriften: ´Wij hebben de mens gemaakt naar ons evenbeeld´. Als ik daar een uitleg aan toe zou mogen voegen, zou ik zeggen: ´Wij hebben alle vormen gemaakt om het beeld van de mens te vervolmaken´. De wereld van de djin is de wereld van de mind; toch zijn de minds van de djins niet zo ontwikkeld als de minds van de mens. De reden hiervoor is dat de ervaring van het leven op aarde het vervaardigen van de mind voltooit. In de wereld van de djin is de mind slechts een design, een schets; een design dat nog niet geborduurd is. Wat is de bezigheid van de djins? Hoe ziet de wereld van de djin eruit? Men kan duizend uitleggingen geven, maar niets kan die volledig uitleggen. Als een persoon bijvoorbeeld mij zou vragen hoe China eruit ziet, zou ik zeggen: ´Heel prachtig, heel interessant´, maar als hij zou zeggen: ´Wat is er prachtig in China?´ dan zou ik zeggen: ´Ga er naartoe en maak een rondreis door China zodat je het helemaal zult kunnen zien´.

We hebben geen adequate woorden om uit te leggen hoe de djin is of wat de wereld van de djin is; maar het weinige dat er over gezegd kan worden is dat het een wereld van muziek, kunt en poëzie is; een wereld van intelligentie, opgewektheid en vreugde; een wereld van denken, verbeelding en sentiment; een wereld waarnaar een dichter zou verlangen en een musicus naar zou hunkeren om erin te kunnen vertoeven. Het leven van de djin is een ideaal leven voor een denker; een leven dat vrij is van alle ziekte, gezuiverd van alle bitterheid van de menselijke aard, vrij om door de ruimte te bewegen zonder enige hindernis. Deze sfeer is een zeer vreugdevolle plek, waar de zon van intelligentie schijnt, waar de zorg van geboorte en dood niet zo zwaar is, het leven is niet zo kort als op aarde. Als er al een paradijs is is dat de wereld van de djin. Hindoe´s hebben het Indra-loka genoemd, en schilderen Gandharvas en Upsaras daar af; het is een paradijs, waarvan elke profeet tegen zijn volgelingen heeft gesproken op de manier waarop zij het konden begrijpen.

De vraag ´Hoe kan een profeet dit weten?´ kan beantwoord worden door te zeggen dat de ziel van de profeet net is als een vrucht die door zijn gewicht de grond raakt; de vrucht is niet op de grond gevallen zoals de andere vruchten; hij is nog steeds verbonden met de tak waaraan hij vastzit, de tak die afhangt door alle niveau´s van het bestaan heen; en zo raakt hij, in zijn ervaring van de verschillende niveau´s, zogezegd alle werelden. Dit meesterschap is verborgen achter het leven van de profeet. Door deze tak is de vrucht verbonden met de stam. Daarom roept hij luidkeels de naam van God, alhoewel hij op aarde is. Terwijl voor velen God een verbeelding is, is God voor hem de werkelijkheid.

5


De ziel is een stroom. We kunnen het een electrische stroom noemen, maar toch is het een electrische stroom die niet lijkt op de stroom die we op dit fysieke niveau kennen, ervan verschillend in zijn kracht en verschijnselen; een stroom die harder stroomt dan alles wat we kennen; een stroom die voorbij tijd en ruimte is; een stroom die door alle niveaus van het leven stroomt. Als manifestatie de Adem van God is, zijn zielen volgens de opvatting van de Yogi, de adem van God, er is een Adem en er zijn vele ademen. De ene, of centrale, Adem wordt door de Yogi Prana genoemd en alle andere ademen die een bepaalde rol in het mechanisme van het menselijk lichaam spelen zijn mindere ademen; en op hun beurt maken Prana en alle andere ademen de ene Adem uit als ze bij elkaar worden geplaatst, wat de mens leven noemt. Zielen zijn derhalve verschillende ademen van God. Dit idee kan afgebeeld worden als een boom die een stam heeft en verscheidene takken; elke tak vertegenwoordigt op zijn plaats de stam.

De elementen van elke sfeer zijn anders. Net als de lucht, het water en de aarde van elk deel van de wereld verschillend zijn in hun effect op het menselijk wezen, zo zijn de atomen van elk niveau verschillend; hun natuur en karakter zijn net zo verschillend als hun effect. Daarom kan de vorm van een engel op geen enkele wijze vergeleken worden met de vorm van de djin; noch kan de vorm van de djin vergeleken worden met de vorm van de mens, want de atomen waarvan de djin zijn gemaakt behoren tot een andere sfeer.

Een mens die is gewend aan fysieke vormen kan niet zo goed het idee van de vormen van de djins bevatten. Dit toont ons aan dat de ziel voortsnelt en in een lichaam funktioneert dat die bijzondere sfeer haar biedt. De hemelen bijvoorbeeld bieden dat lichtgevende lichaam aan de ziel wat in Soefi-termen Nur wordt genoemd, omdat de hemel bestaat uit lichtgevende atomen; alles is verlichting. De erkenning van dat engellichaam in de Boeddha was er voor de discipelen aanleiding toe het beeld van Boeddha van goud te maken. Vaak hebben schilders de opvatting gehad om engelen in goud te schilderen, want goud vertegenwoordigt licht.

De ziel die als een stroom die van de hemelen komt zo ver gaat als de sfeer van de djin funktioneert in een lichaam van de sfeer van de djin. De vraag is of een ziel die van de hemelen komt, door de wereld van de engelen heen, zonder lichaam naar de wereld van de djin komt? Het engellichaam komt met een lichaam; toch wordt het voor de ziel die met een engellichaam in de wereld van de djin komt noodzakelijk om een lichaam van die specifieke sfeer aan te nemen om tegen het weer van dat niveau te kunnen. Dieren die in koude landen leven hebben een andere vacht dan de dieren die in het tropische klimaat leven. Dat is de voorwaarde om naar een andere sfeer te gaan. Zelfs als een persoon aan het reizen was van het ene naar het andere tropische land en onderweg door een koud klimaat zou moeten reizen dan zou hij geschikte kleding voor dat klimaat nodig hebben. Het lichaam is de bekleding van de ziel; de ziel draagt deze bekleding op tegen de omstandigheden van die specifieke sfeer te kunnen.

Zielen die door de sfeer van de djins reizen richting fysieke sfeer en die niet in die sfeer stoppen, ontmoeten andere reizigers die op weg naar huis zijn en zij leren een heleboel van hen. Er is geven en nemen, is er kopen en verkopen, er is leren en onderwijzen; maar wie onderwijst het meest? Degene met de meeste ervaring, degene die op weg naar huis is. Dit laatste geeft de kaart van de reis aan de ziel die richting manifestatie reist. Op grond van deze kaart vervolgt de reizende ziel haar pad op de juiste of de verkeerde manier. De ene ziel kan de ene soort instructie hebben, een andere ziel een andere; de ene ziel kan helder zijn, de andere in de war. Toch gaan ze alle voorwaarts als de reiziger van een karavaan en nemen alle waardevolle informatie met zich mee, alles wat zij van anderen op hun reis hebben geleerd. Om deze reden bezit elk kinid dat op aarde is geboren, naast hetgeen hij heeft geërfd van zijn ouders en voorouders, een kracht en kennis die eigen aan hem is en verschillend van datgene wat zijn ouders en voorouders hebben bezeten; toch weet hij niet waar hij dat vandaan heeft ontvangen of wie hem die kennis heeft gegeven; maar hij vertoont vanaf het begin van zijn leven op aarde tekenen van het weten van dingen die hem nooit zijn geleerd.

De ene ziel is ontvankelijker dan de andere, de ene ziel is misschien meer beïndrukt door de engelhemelen en die indruk is dieper bij hem gebleven gedurende de gehele reis; een andere ziel is meer beïndrukt door de sfeer van de djins en die indruk blijft gedurende de gehele reis. Dan is er een andere ziel die niet diep is beïndrukt door de engelhemelen of de wereld van de djin en die ziel heeft geen weet van deze werelden; zij komt blind door en is slechts geïnteresseerd in de dingen van de aarde wanneer zij de aarde bereikt.

Men vindt onder kunstenaars, dichters, musici, denkers zowel als onder filosofen, grote politici en uitvinders, zielen van de wereld van de djins, die een diepe indruk met zich mee hebben gebracht naar de aarde die er de oorzaak van zijn dat men hen tijdens hun leven grote genieën noemt. Indruk is een groot fenomeen op zich: zoals een mens denkt zo is hij. En wat denkt de mens? Hij denkt aan dat waarmee hij het meest beïndrukt is; en waarmee hij het meest beïndrukt is, dat is hij zelf. Zien we niet tijdens ons leven op aarde dat mensen die diep onder de indruk zijn van een bepaalde persoonlijkheid, wens, gedachte of gevoel in de loop van de tijd hetzelfde worden? Als dit waar is, wat is dan de mens? De mens is zijn indruk. De ziel die diep beïndrukt is in de wereld van de djin door een bepaalde persoonlijkheid die van de aarde terugkomt, een indruk die diep in die ziel is gegraveerd en die zij nooit weg kan gooien, wordt zeker die persoonlijkheid waarmee ze is beïndrukt. Stel dat een ziel in de wereld van de djin wordt beïndrukt met de persoonlijkheid van Beethoven; wanneer hij op aarde is geboren is hij Beethoven in gedachte, gevoel, neiging, voorkeur en kennis. Slechts in aanvulling op die persoonlijkheid heeft hij de erfenis van zijn ouders en voorouders. Net als de zoon van een bepaalde familie vernoemd wordt naar de naam van die familie, zo wordt de indruk van een bepaalde persoonlijkheid op de juiste wijze bij die naam genoemd. Daardoor is er als Shankarachárya verklaart dat hij de reïncarnatie van Krishna is alle reden voor zijn verklaring en deze theorie onderschrijft dit. Het leven is van het begin tot het eind een mysterie. Hoe dieper iemand graaft om de waarheid te onderzoeken hoe meer moeilijkheden hij ondervindt om te onderscheiden wat individualiteit is. Maar het is niet het doel van de wijze om aan individualiteit vast te houden. Wijsheid ligt in het begrijpen van het geheim van individualiteit, zijn samenstelling of zijn desintegratie, die uiteindelijk resulteert in een individualiteit, de individualiteit van God. Zoals is geschreven: ´Er is een God; slechts Hij bestaat´.

Zielen die in de wereld van de djins zijn beïndrukt door de persoonlijkheden die zij op hun weg naar manifestatie hebben ontmoet ontvangen verschillende soorten indrukken. Sommige worden diep beïndrukt door een persoonlijkheid en sommige zijn oppervlakkig beïndrukt door een persoonlijkheid. Sommige zielen ontvangen veel indrukken op dat niveau en het is moeilijk te onderscheiden welke indruk meer effect heeft en welke minder. Het is echter waar dat in werkelijkheid een indruk dominant is in elke ziel. De ziel ontvangt als het ware deze indruk; een indruk die niet slechts de schets is van de persoonlijkheid die haar beïndrukt, maar juist de kern van die persoonlijkheid. Een ziel kan niet worden vergeleken met een object, want de ziel is al het leven wat er is; daardoor neemt zij niet alleen een indruk als een fotografische plaat, maar wordt zij erdoor gevoed. De ziel is creatief, daardoor drukt zij alles uit wat zij op haar weg heeft geabsorbeerd. De vraag of een djin naar de aarde wordt gestuurd op een missie voor menselijke wezens, kan beantwoord worden door te zeggen dat of het nu een engel, een djin of een mens is, zij allen zijn bedoeld om hun rol in het schema van werk van het gehele universum te spelen; en allen worden door de wijsheid van God gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn geschapen. De engelen zijn er ongetwijfeld op de eerste plaats voor de engelhemelen en de djins voor de sfeer van de djins, maar toch worden de bewoners van de eerste en tweede verdieping soms met een boodschap naar de begane grond gestuurd als dat noodzakelijk is. Het meest opmerkelijke dat men opmerkt op al deze niveau´s van het bestaan is dat de wezens van deze afzonderlijke niveau´s daar niet gevangen zijn gezet door de Schepper. Zij worden zelf gevangenen, net als iemand die in een dorp woont zijn hele leven op dezelfde plek doorbrengt en voor wie het naburige land een andere wereld toeschijnt als hem de geschiedenis van dat land wordt verteld. Hij probeert nooit zijn dorp te verlaten en het naburige land is hem vreemd. Hij heeft zijn gehele leven de naam van het volgende dorp gehoord maar hij heeft het nooit proberen te bezoeken. Deze aard van de ziel komt voort uit haar onwetendheid die begrenst wat, wat de feiten betreft, onbegrensd is. Hoe communiceert de ziel van een djin met menselijke wezens op aarde? Zij concentreert zich op het hart van de mens en ervaart alles wat de mens ervaart en weet alles wat de mens weet. Het is voor een djin gemakkelijk om dit te doen omdat zijn mind zo helder als kristal is en hij kan alles aanpassen en reflecteren wat in het bereik van zijn visie valt.

Men kan vragen: ´Als de zielen op hun terugreis van de aarde hun ervaringen geven aan de zielen die van boven komen, wat geven de zielen die van boven komen dan aan de zielen die op hun terugreis zijn?´ Zij kunnen ook veel doen; want zij kennen de vergeten manieren waarop zij recentelijk hebben gereisd en de wetten en gewoonten van de weg die de zielen op de terugreis moeten leren. Bovendien geven zij hen dat licht en leven dat noodzakelijk is voor die vermoeide en wegkwijnende zielen, die waarschijnlijk het beste van zichzelf hebben gegeven aan het eeuwig-rovende en consumerende niveau van de aarde. Op deze manier wordt een mens naar zijn doel geholpen door de ziel die hij ontmoet op zijn terugreis.

De vraag op welke manier de djin de mens kan helpen op aarde kan beantwoord worden door te zeggen dat zij in staat zijn om de mens te inspireren, niet met een welomschreven kennis van dingen, maar met het gevoel van de kennis; met name van de kennis van kunst, schoonheid, toon en ritme; met kennis van uitvindende aard en soms met een gevoel van kennis dat kan helpen grote dingen in het leven te volbrengen. Maar ofschoon zij inwoners van verschillende landen ontmoeten die de taal niet kennen, is het de taal van het hart die het middel van communicatie wordt; het hart spreekt tot het hart en de ziel spreekt tot de ziel.