Hoofdstuk 4

De wens om alles te bereiken wat men wil geeft iemand de wens naar macht. Men verlangt naar macht teneinde iets vast te houden, iets te maken, iets te verwerven, iets uit te werken, iets aan te trekken, iets te gebruiken, iets te beheersen, iets te assimileren. Als het een natuurlijke wens is, is er een antwoord voor. Want er kan geen wens zijn waarvoor er geen antwoord is; het antwoord op de wens is in het volledig kennen van die wens. Wat voor macht er ook maar wordt verworven door uiterlijke pogingen in het leven, hoe groot die op dat moment ook mag lijken, hij zal fataal blijken wanneer hij onderzocht wordt. Zelfs zulke grote machten als de naties die voor de oorlog (i.e. de eerste wereldoorlog, vert.) bestonden hadden weinig tijd nodig om in duigen te vallen. Er was een leger, er was een zeemacht, er was eigendom, een staat. Hoe lang duurde het niet om een keizerrijk als het Keizerrijk van Ruslang op te bouwen! Maar het duurde maar even om het uit elkaar te laten vallen. Als de uiterlijke macht ondanks zijn grote verschijning op dat moment uiteindelijk fataal blijkt dan moet er een of andere macht ergens verborgen zijn, een macht die de moeite waard genoemd kan worden; en die macht is verborgen in de mens.

Iemand die zich in de bedwelming van de uiterlijke macht die hij bezit bevindt ziet de beschaving of de ontwikkeling van innerlijke macht over het hoofd en wordt op een dag omdat hij afhankelijk is van de macht die hem niet toebehoort, het slachtoffer van juist die macht die hij vasthoudt. Omdat de uiterlijke macht wanneer die groter wordt en de innerlijke kleiner, de grotere macht de innerlijke macht opeet. Net zo gebeurt het dat de helden, de koningen, de keizers, de personen met een grote wapenmacht, weelde of uiterlijke invloed, het slachtoffer zijn geworden van juist die macht waarvan zij altijd afhankelijk zijn geweest. Zo denkt men: ´Als men niet afhankelijk dient te zijn van de uiterlijke macht, waar is dan die macht te vinden waar men afhankelijk van kan zijn?´ En die macht is in hemzelf te vinden. Welke macht is dat?´ In de termen van de Soefi´s wordt dat Iman, innerlijke overtuiging, genoemd. En hoe wordt die macht opgebouwd? Die macht wordt opgebouwd door wat de Soefi´s Yaqin noemen, wat geloof betekent. Geloof culmineert in innerlijke overtuiging. Iemand die geen hang naar geloof heeft, zal nooit tot een innerlijke overtuiging komen.

Nu is er echter de vraag: ´Is zelfs een macht die in de persoonlijkheid van iemand is ontwikkeld niet een beperkte macht?´ Dat is waar, het is een beperkte macht. Maar door het volgen van die lering die Christus heeft gegeven met de woorden: ´Zoekt U eerst het koninkrijk van God en alles zal U worden aangereikt´, wordt die macht verworven die onbeperkt is. Als dat niet zo ware, dan had het ´Almachtig´ noemen van God geen betekenis. Het nut van dit woord ´Almachtig´ ligt in de verwerkelijking ervan. Dit leert ons op de eerste plaats dat alle macht een macht is. Ofschoon we uiterlijk verschillende machten zien, de ene groter dan de andere, in harmonie of in conflict, beperkte machten die voor of tegen elkaar werken, ontdekt men door een naar binnen gerichte verwerkelijking dat er slecht een macht is. Ter ondersteuning hiervan zegt de Koran dat niets machtig is behalve als het dezelfde ene macht laat zien, de macht van de Oppermachtige. Met andere woorden in het beperkte aspect dat we zien en in zijn absolute wezen is er slechts een macht. Derhalve is er geen macht die die macht kan weerstaan die we de Almachtige Macht noemen, dat er geen macht is die die kan tegenwerken; dat alle aspecten van sterkte en macht er uit voortkomen en er uiteindelijk weer in worden geassimileerd.

Zolang de mens naar macht streeft, daar iedereen op de een of andere manier ergens naar streeft, zonder de kennis van die alom toereikende macht, zal er altijd een teleurstelling bestaan. Want hij zal altijd beperking vinden. Zijn ideaal zal altijd voorwaarts gaan en hij zal ontdekken dat hij zelf tekortschiet aan macht. Slechts door in aanraking te komen met de Almachtige Macht zal hij beginnen met het verwerkelijken van de Oppermachtige en de fenomenen van de Almachtige.

Nu is de vraag: ´Hoe kan men in aanraking komen met die Almachtige Macht?´ Zolang de kleine persoonlijkheid van iemand voor iemand staat, zolang men die niet kwijt kan raken, zolang men is geïnteresseerd in zijn eigen persoon en alles wat daarmee samenhangt, zal men altijd beperkingen vinden. Die Macht wordt slechts op een manier aangeraakt en dat is de manier van de zelf-uitwissing, wat in de Bijbel zelfontkenning wordt genoemd. Mensen leggen dit anders uit. Zij zeggen dat zelfontkenning betekent dat men zich alle geluk en pleziertjes van deze aarde ontzegt. Als het erom zou gaan zich het geluk en de pleziertjes van deze aarde te ontzeggen waarom is dan deze aarde gemaakt? Slechts om die te ontkennen? Als die gemaakt zou zijn om te worden ontkend dan zou dat zeer wreed zijn. Want de mens zoekt continu naar geluk. Zelfontkenning is het ontkennen van deze kleine persoonlijkheid die in alles kruipt, het uitwissen van dit valse ego dat verleidt om in dit of dat zijn kleine macht te voelen; het ontkennen van het idee van iemands eigen wezen, het wezen dat men als zichzelf kent en het affirmeren van God in plaats daarvan; het ontkennen van het zelf en het affirmeren van God. Dat is de perfecte bescheidenheid. Wanneer iemand beleefdheid toont door te zeggen: ´Ik ben slechts een bescheiden klein schepsel´, verbergt hij zich misschien in zijn woorden. Het is zijn ijdelheid en die bescheidenheid is derhalve van geen nut. Wanneer iemand zichzelf helemaal ontkent zijn er geen woorden uit te spreken. Wat kan men zeggen? Eerbetoon en beschuldiging worden voor iemand hetzelfde; er valt niets te zeggen. En hoe wordt dit bereikt? Het moet niet alleen door gebed, aanbidding of door in God te geloven worden bereikt; het moet worden bereikt door zichzelf in God te vergeten. Het geloof in God is de eerste stap. Door het geloof in God wordt het zichzelf in God verliezen bereikt. Als iemand in staat is dat te doen heeft men de macht bereikt die voorbij het menselijk begrip ligt. Het proces om dit te bereiken wordt door de Soefi´s Fanà genoemd. Fanà is niet noodzakelijkerwijs een destructie in God. Fanà resulteert in wat een wederopstanding in God genoemd kan worden, wat wordt gesymboliseerd door het beeld van Christus. De Christus aan het kruis verhaalt over Fanà; het betekent: ´Ik ben niet´. En het idee van wederopstanding verklaart de volgende fase, wat Baqà is en wat betekent: ´Gij zijt´, en dit betekent stijgen in de richting van de Almachtige. De goddelijke spirit moet herkend worden in die stijging in de richting van de Almachtige. Fanà wordt niet bereikt door zichzelf te martelen, door zichzelf te kwellen, door zichzelf in grote problemen te brengen, zoals zoveel asceten doen. Want zelfs na het martelen van zichzelf zullen ze niet tot die verwerkelijking komen als dat voor hen niet de bedoeling zou zijn. Dat gebeurt via het ontkennen van iemands kleine zelf, het valse zelf dat het ware zelf van iemand bedekt, waarin de essentie van het goddelijk Wezen gevonden moet worden.