De wens naar kennis kan in alle levende wezens worden bespeurd, zowel in de lagere schepping als in de mensheid. Als men de bewegingen van de vogels en dieren in het bos waarneemt dan ziet men dat ze naast het zoeken naar hun voedsel, het spelen met hun maatjes en het zichzelf beschermen tegen de vijand, ook geïnteresseerd zijn in elke sensatie die via hun vijf zintuigen tot hen komt. Geluid, kleur, aanraking, geur, elke sensatie heeft een effect op hen. Men kan in de dieren de natuurlijke wens om iets te kennen bespeuren en deze wens kan in de menselijke evolutie worden herkend als nieuwsgierigheid. Vanaf de kindertijd lijkt deze aanleg het belangrijkst en hoe meer een kind deze aanleg toont des te veelbelovender het kind is, omdat dat laat zien dat het ziele-deel van het kind erg op de voorgrond treedt. Wat ons onder volwassenen het meest in hun persoonlijkheid treft is die brillantie van intelligentie, los van al hun goedheid en deugd. Als dit zo belangrijk is in het leven dan moet het wel een zeer belangrijk resultaat bereiken. En wat is die bereiking? Dat is de kennis van de ultieme waarheid, die het doel van het leven voleindigt.
Een nieuwsgierige ziel begint met de poging om alles te kennen wat ze ziet, waar ze mee in contact komt. Wat ze als eerste wil weten is de naam van het object, hoe het heet, waar het voor dient, wat het is, waar het voor wordt gebruikt, hoe het gebruikt moet worden, hoe het is gemaakt, hoe iets het best gebruikt kan worden, hoe er maximaal van te profiteren. Deze kennis noemen we leren. De verschillende onderverdelingen in leren, die elk een andere naam heeft, zijn de klassificaties van deze kennis die men verwerft door studie van de wereld buiten. Maar het leven is zo kort en het veld van kennis zo veelomvattend dat iemand kan blijven studeren. Hij kan misschien een tak van kennis bestuderen en hij kan ontdekken dat zelfs een leven niet voldoende is om volledig op de hoogte te zijn met die ene specifieke tak van kennis. En er is iemand anders; hij is niet tevreden met het aanraken van slechts een tak van kennis; hij wil veel takken van kennis aanraken. Hij kan tot een bepaalde hoogte vertrouwd raken met verscheidene aspecten van kennis. Dat maakt hem misschien, als hij iets bereikt, tot wat men een allrounder noemt. Toch is dat niet wat het doel van zijn leven zal voleindigen. Farabi, de grote Arabische wetenschapper uit de oudheid, beweerde dat hij vele kanten van kennis kende; maar wanneer het aankwam op het tonen van zijn uitrusting in de kennis van muziek bleek hij tekort te schieten in het essentiële deel, wat niet de theorie van de muziek maar de praktijk van de muziek was.
Kennis kan echter in twee aspecten worden verdeeld: een aspect is de kennis die we leren noemen; het andere aspect is het weten. Leren komt van de rede: ´Het is zo hier- of daarom´; dat is kennis. Er is echter een weten dat niet verklaard kan worden door ´omdat´; er kan alleen van gezegd worden dat het zo is; het kan niet iets anders zijn. De kennis waaraan ´omdat´ kleeft wordt duizenden keren tegengesproken. Een wetenschapper, een uitvinder, een geleerd iemand heeft een argument; dan komt er iemand anders die zegt: ´Dat is niet wat ik denk; ik heb de waarheid erover gevonden, die degene die er hiervoor naar heeft gekeken niet juist heeft waargenomen´. Zo is het altijd geweest en zal het altijd zijn met de uiterlijke kennis. Er is echter nooit een verschil geweest en dat zal er nooit zijn bij dat weten dat de centrale kennis is. De heiligen, de wijzen, de zieners, de mystici, de profeten van alle tijden, in welk deel van de wereld ze ook waren geboren, zijn het allemaal eens geweest over een en hetzelfde wanneer ze dit kennisgebied hebben aangeraakt. Ze noemen het derhalve Waarheid. Dat kwam niet omdat het de conceptie van een persoon, de uitdrukking van een andere persoon, de doctrine van een bepaald volk of de lering van een bepaalde religie was. Nee, het was de kennis vn elke wetende ziel. En elke ziel, of dat nu in het verleden, heden of in de toekomst is, zal als ze in de fase komt dat ze weet hetzelfde verwerkelijken. Derhalve is in die kennis de vervulling te vinden van het doel van de komst van iemand op aarde.
En nu kan iemand vragen: ´Wat is die kennis? Hoe kan men die bereiken?´ De eerste voorwaarde is om deze uiterlijke kennis te scheiden van innerlijk weten. Vals en waar kunnen niet samengaan. Het zit hem in het scheiden van het ware van het onware. De kennis die is verworven uit de uiterlijke wereld is de kennis van de bedekking van alles, niet van de spirit van alles. Die kennis kan derhalve niet de essentiële kennis zijn. Het is niet de kennis van de spirit van alles; het is de kennis van de bedekking van alles wat we bestuderen en leren noemen en we hechten er het grootste belang aan. Men kan zeggen: ´Wat moet men doen wanneer de roep van de intellectuele rede naar kennis en leren zodanig is dat hij het geloof van iemand in de mogelijkheid van kennis via het zelf bedreigt?´ Het antwoord is om in dat geval door te gaan met intellectuele kennis totdat men zich er tevreden over voelt of het beu is. Want men moet niet naar voedsel zoeken als men geen honger heeft. Het voedsel dat wordt gezocht in afwezigheid van honger zal een gif blijken. Hoe groot die kennis van het zelf ook is, ze zelf zal zich niet manifesteren als er niet die natuurlijke wens is die als een vuur tekeer gaat.
Iemand zou kunnen vragen: ´Waarom zouden wij dan niet proberen om tot de bodem te komen van alle uiterlijke dingen; zullen we op die manier niet dezelfde kennis bereiken?´ Dat is niet mogelijk. De gemakkelijkste manier en de manier die mogelijk is is de kennis van het zelf te verwerven. Het na-effect van deze bereiking zal iemand een scherp zicht in zaken die zich buiten bevinden, in de spirit van naar buiten gerichte dingen verschaffen. Het is een kwestie met betrekking tot zichzelf, de kennis van het zelf, wat die kennis is. Kennen wij onszelf? Niemand van ons zal ook maar een moment denken dat we onszelf niet kennen. Dat is de moeilijkheid. Iedereen zegt: ´Ik ken mezelf beter dan ik wie dan ook ken. Wat valt er in mijzelf te leren? Is dat de anatomie van mijn lichaam?´ Ja, het eerste wat begrepen moet worden is de constructie van het lichaam; dat is de eerste les.
Door de studie hiervan zal men ontdekken dat er vijf verschillende aspecten zijn die het fysieke lichaam vormen. De mystici noemen hen gemakshalve aarde, water, vuur, lucht en ether. Maar deze dienen niet vergeleken te worden met de wetenschappelijke termen; het is alleen voor het gemak van de mysticus. Vervolgens zal men de verschillende zintuigen zien, de organen van de zintuigen: elk zintuig vertegenwoordigt een van deze elementen. En aangaande de natuurlijke neigingen en behoeften van het leven staat elke handeling die men verricht in verband met een van deze vijf elementen. Deze studie van het mechanisme zal iemand doen begrijpen dat iets wat hij altijd zichzelf heeft genoemd niets anders is dan een mechanisme, een mechanisme gemaakt van vijf elementen, de elementen die van de uiterlijke wereld worden geleend. En hij zal ontdekken dat zijn mind, die via alle organen van de zintuigen ervaart, steeds als een toeschouwer die de buitenwereld via het mediumschap van dit mechanisme wat hij zijn lichaam noemt ontvangt en waarneemt op een afstand blijft. Deze kennis zal een diep denker wakker maken voor het feit dat hij niet zijn lichaam is; ofschoon er misschien een op de miljoen mensen is die zich bewust of onbewust helder realiseert: ´Mijn lichaam is mijn instrument, ik ben niet mijn lichaam´. Degene die tot het besef is gekomen: ´Mijn lichaam is mijn instrument´, is de heerser van deze gevangenis; hij is de mecanicien van dit mechanisme.
En vervolgens komt de volgende fase in het kennen van zichzelf en dat is het onderzoeken van hetgeen men de mind noemt. Door een minutieuze studie van de mind zal men ontdekken dat de verschillende capaciteiten zoals rede, geheugen, denken, voelen en het ego, alle vijf de mind vormen. Men zal ontdekken dat er een oppervlakte en een diepte aan zit. Zijn diepte is het hart; zijn oppervlak is de mind. Elke capaciteit van de mind vertegenwoordigt een van deze vijf elementen. Dit brengt ons weer naar de gedachte dat zelfs de mind, die zich boven het fysieke lichaam bevindt, een mechanisme is. En hoe vertrouwder men is met het mechanisme, des te vaardiger is men om het op zijn voordeligst te beheren; en de onwetendheid over het geheim van dit mechanisme laat de mens in het ongewisse omtrent zijn eigen domein. Deze kennis maakt dat iemand denkt: ´Ik ben noch mijn lichaam noch mijn mind; ik ben de mecanicien die deze twee bezittingen heeft, deze twee mechanismen, om mee te werken om het beste uit het leven te halen´. Dan begint men te vragen: ´Wat ben ik?´ Want tot een bepaalde hoogte is de mind een mechanisme dat van de uiterlijke sfeer wordt geleend net zoals het lichaam een mechanisme is dat geleend is van het fysieke niveau, wat bij elkaar verzameld en geconstrueerd is. Derhalve is noch de mind noch het lichaam het zelf. Men denkt: ´Dat is mijzelf´, alleen maar omdat men zichzelf niet kan zien. En daarom zegt men over alles wat men ziet: ´Dit is mijzelf´. Het zelf raakt vertrouwd met alles behalve met zichzelf. Zo wordt díe mind die het zelf heeft gebruikt een soort bedekking over het licht dat het doel van het leven vervult.
Wanneer dit op intellectuele wijze wordt beseft, is dat het begin van iemands reis op zoek naar de waarheid ofschoon het het doel niet vervult. Dit dient verwezenlijkt te worden via het proces van meditatie, het proces waardoor het zelf zich kan scheiden van het lichaam en later van de mind. Want het zelf, gedurende het gehele leven misleid, is niet bereid om te begrijpen, is niet voorbereid om de waarheid te begrijpen. Het verwerpt de waarheid; het bestrijdt de waarheid. Het is net als het verhaal, verteld in mijn Diwan, dat een leeuw eens een leeuwenwelp met schapen door de wildernis zag lopen. De leeuw was zeer verbaasd. In plaats van achter de schapen aan te rennen rende hij achter deze welp aan. En de kleine leeuw trilde en was erg bang. De vaderleeuw zei: ´Kom met me mee, mijn zoon; jij bent een leeuw´. ´Nee´, zei de welp, ´ik tril, ik tril, ik ben bang voor jou. Jij bent anders dan mijn speelkameraadjes. Ik wil met hen rondrennen, met hen spelen; ik wil bij hen zijn´. ´Kom met me mee, mijn zoon´, zei de leeuw, ´jij bent een kleine leeuw´. ´Nee´, zei de welp, ´nee, ik ben geen leeuw. Jij bent een leeuw; ik ben bang voor jou´. De leeuw zei: ´Ik zal je niet laten gaan; je moet met me meekomen´. De leeuw nam hem mee naar de oever van het meer en zei: ´Kijk er nu in en zie met je eigen ogen of je een leeuw of een schaap bent´. Dit legt uit wat initiatie betekent en wat de initiator zijn discipel als meditatie leert. Als het beeld eenmaal wordt gereflecteerd in het meer van het hart dan komt zelfkennis vanzelf.