Hoofdstuk 12

Als men een Soefi vraagt wat het doel van deze schepping is, dan zal hij antwoorden dat de Kenner, de enige Kenner, dat Zelf wilde weten en dat er slechts één omstandigheid was om Zichzelf te kennen en dat was door Zichzelf begrijpelijk te maken voor Zijn eigen wezen. Want Intelligentie is op zich een Wezen, maar Intelligentie is niet aan zichzelf bekend. Intelligentie wordt aan zichzelf bekend wanneer er iets begrijpelijks is. Derhalve moest de Kenner Zich manifesteren en zo een object worden dat gekend moest worden. En door deze kennis bereikt de Kenner perfectie. Dat betekent niet dat de Kenner perfectie ontbeerde, want alle perfectie behoorde de Kenner toe; Hij werd zich slechs bewust van Zijn perfectie. Derhalve ligt in het bewustzijn van perfectie het doel van deze hele manifestatie.

De Soefi zegt: ´God is Liefde´. Dat is waar, maar de Liefde was niet toereikend. De Liefde moest een object maken om lief te hebben teneinde haar eigen natuur te zien, haar eigen karakter te ervaren, haar eigen mysterie te doorgronden, haar eigen vreugde te vinden. Het zaad draagt bijvoorbeeld het blad, de bloem en de vrucht in zich; maar de vervulling van het doel van dat zaad is dat het in de grond wordt gestopt, dat het water krijgt, dat er een zaailing opkomt en wordt opgekweekt door de zon; het schenkt het leven aan zijn bloemen en vruchten. Dit is de vervulling van dat zaad dat reeds in zichzelf de vrucht en de bloem bevatte. Iemand die de reden voor dit alles niet ziet, bevindt zich in de staat van het zaad; zijn mind bevindt zich in de staat van een zaad dat nog niet is ontkiemd, dat nog niet zijn zaadling ter wereld heeft gebracht, dat nog niet het openbarsten van de plant heeft ervaren.

Zodra de ziel in het leven het doel dat in haar is verborgen begint te ontvouwen en te ervaren begint ze de vreugde ervan te voelen; zij begint het privilege om te leven te waarderen; zij begint alles te waarderen; zij begint zich overal over te verwonderen. Want in elke ervaring, goed of slecht, vindt zij een bepaalde vreugde; en die vreugde ligt in de vervulling van het doel van het leven. Die vreugde wordt niet alleen ervaren in plezier maar zelfs ook in pijn, niet alleen in succes maar ook in mislukkingen, niet alleen in de opgewektheid van het hart maar zelfs in het breken van het hart is een bepaalde vreugde verborgen. Want geen enkele ervaring is waardeloos; en vooral voor die ziel die zich dit doel begint te realiseren, wordt er geen moment in het leven verkwist. Want onder alle omstandigheden en in alle ervaringen ervaart die ziel het doel van het leven.

Dit kan begrepen worden door een klein voorbeeld. Een djin wilde zich vermaken, maar toen hij op het punt stond dit te gaan doen, veroorzaakte hij voor zichzelf een probleem. Want de djin was machtig en hij zei tegen zichzelf: ´Wees een rots´; en de djin veranderde in een rots. Maar door een rots te worden begon hij zich eenzaam te voelen, achtergelaten in de wildernis voelde hij het gemis aan actie, het gemis aan beweging, het gemis aan vrijheid en het gemis aan ervaring. Dit was een vreselijke gevangenschap voor de djin. Vele jaren moest deze djin geduld hebben om in iets anders te kunnen veranderen. Het betekende niet dat hij via de rots het leven niet verwerkelijkte. Want zelfs de rots is levend, zelfs de rots verandert en toch is een rots een rots; een rots is geen djin. Door het geduld van duizenden jaren begon te rots te verweren en in aarde af te brokkelen. En toen, uit deze aarde, de djin als plant te voorschijn kwam, was hij opgetogen dat hij er als een boom was uitgegroeid. De djin was zo blij om te ontdekken dat hij uit een rots een plant kon worden, dat hij voller van de lucht kon genieten, dat hij in de wind kon deinen. Hij glimlachte naar de zon en baadde zich gelukkig in de regen. Hij was blij om vruchten voort te brengen, om bloemen voort te brengen.

Maar tegelijkertijd werd zijn aangeboren wens niet bevredigd. Die liet hem de hoop dat hij ooit deze gevangenschap om op een bepaalde plaats geworteld te zijn en deze beperking van beweging zou doorbreken. Lange, lange tijd wachtte de djin om uit zijn beperking te komen. Dit was beter, maar het was niet de ervaring die de djin wenste. Maar uiteindelijk raakte het fruit verrot en veranderde een deel van dat fruit in een worm. De djin was zelfs nog blijer dat hij zich kon bewegen; dat hij nu niet langer op een plaats was geworteld en niet kon bewegen. En toen deze worm ademde en in de zon was groeide er vleugels aan en begon hij te vliegen. De djin was nog verheugder om te zien dat hij dit kon doen. Hij vloog van de ene naar de andere ervaring door de lucht en ervaarde het leven van een vogel, dan eens zittend op de bomen, dan eens lopend over de aarde. En toen hij steeds meer ging genieten van het leven op aarde, werd hij een zware vogel. Hij kon niet vliegen; hij liep. En deze zwaarte maakte hem lomp en hij veranderde in een dier. Hij was zeer gelukkig, want toen kon hij alle andere dieren tegenstand bieden die vogels wilden doden, omdat hij niet langer een vogel was.

Door een proces van geleidelijke verandering kwam de djin er bij uit om een mens te worden. En toen hij een mens was keek de djin rond en dacht: ´Dit is iets waartoe ik bestemd was om te zijn. Hoe kon ik nu als djin al die verschillende lichamen kan zien die heb genomen. Teneinde vrijer te zijn, waar te kunnen nemen, gevoelig te kunnen zijn, dingen te kunnen weten, voller van dingen te kunnen genieten had er geen beter voertuig dan dit kunnen zijn´. En toch dacht hij: ´Zelfs dit is geen geschikt voertuig, omdat ik geen vleugels heb als ik wil vliegen, en ik heb ook zin om te vliegen. Ik loop op de aarde, maar ik heb niet de kracht van de leeuw. En nu voel ik dat ik tot de hemel behoor, maar weet ik niet waar die is´. Dit maakte dat de djin ging zoeken naar wat er miste, totdat hij zich uiteindelijk realiseerde: ´Ik was evengoed een djin in de rots, in de plant, in de vogel, in het dier; maar ik was een gevangene en mijn ogen waren versluierd voor mijn eigen wezen. Door mens te worden begin ik nu te zien dat ik een djin was. En toch ontdek ik in dit leven van de mens een grote beperking, want ik heb niet die vrijheid van expressie, die vrijheid van beweging, dat leven dat betrouwbaar is, die kennis die werkelijkheid is´. En toen nam deze gedachte hem naar zijn ware domein, het djin-leven; en daar arriveerde hij met de houding van een overwinnaar, met de grandeur van de heerser, met de pracht en praal van een koning, met de eer van een keizer, en realiseerde zich: ´Tegen alle verwachtingen in heb ik me toch vermaakt, heb ik ervaren ofschoon ik geleden heb en ik heb Het Zijn gekend en ik ben geworden wat ik ben´.

De Kenner manifesteerde zich als mens opdat Hij aan Zichzelf bekend zou worden en wat kan de mens nu doen om de Kenner te helpen bij het vervullen van dit doel? Door continu een antwoord te zoeken op elke vraag die in zijn hart opkomt. Er zijn natuurlijk verschillende soorten mind. Er is een mind die diep over een vraag nadenkt en zich zorgen maakt over iets wat niets voorstelt en door dezelfde deur naar buiten zal gaan als waardoor hij naar binnen is gekomen. Die persoon zal zich zorgen maken en zijn eigen inspiratie te gronde richten en nooit bevrediging vinden. Er is geen vraag die niet ook ergens een antwoord heeft. Het antwoord is niet anders als de echo van de vraag, een volle echo. En iemand moet derhalve boven deze verwarde staat van de mind uitstijgen die iemand ervan weerhoudt het antwoord op elke vraag die in iemands hart opkomt van binnenuit of van buitenaf te krijgen. Om spiritueel te worden, hoeft men geen wonderen te verrichten. Op het moment dat iemands hart in staat is elke vraag die in zijn hart opkomt te beantwoorden, is hij al op het pad. Bovendien plaatst men datgene wat als eerste gekend moet worden naar de laatste plaats en datgene wat het laatst gekend moet worden wil men als eerste weten. Dit veroorzaakt verwarring in de levens van vele zielen.

De woorden van Christus ondersteunen dit argument: ´Zoekt eerst het koninkrijk van God en alles zal U worden gegeven´. En dat is nu juist wat men niet wil zoeken; men wil alles behalve dit vinden. En waar moet dit gevonden worden? Niet in de kennis van iemand anders. In het kennen van het zelf. Als iemand zijn hele leven leidt terwijl hij op zeer slimme wijze anderen beoordeelt, kan hij verdergaan, maar zal uiteindelijk zich bij elke stap steeds dommer vinden; uiteindelijk bereikt hij de volheid van domheid. Maar degene die zichzelf, zijn eigen levenshouding, zijn eigen levensvisie, zijn denken, handelen en doen uitprobeert, beproeft, bestudeert en observeert, die wikt en weegt en die zichzelf zelfdiscipline leert, diegene is in staat een ander beter te begrijpen. Hoe zelden ziet men een ziel die zich gedurende zijn leven bezighoudt met zichzelf teneinde te weten! Meestal lijkt elke ziel zich bezig te houden met de levens van anderen. En wat weten ze uiteindelijk? Niets. Als er een koninkrijk van God ergens te vinden is, is dat in jezelf.

In de kennis van het zelf derhalve ligt de vervulling van het leven. De kennis van het zelf betekent de kennis van je lichaam, de kennis van je mind, de kennis van je spirit; de kennis van de relatie van de spirit met het lichaam en de relatie van het lichaam met de spirit; de kennis van je verlangens en behoeften, de kennis van je deugden en fouten; weten wat we verlangen en hoe dat te verwerven, wat na te jagen en waarvan af te zien. En wanneer men diep in zichzelf duikt, vindt men een wereld van kennis voor zich die nooit eindigt. En deze kennis geeft iemand inzicht in de menselijke natuur en brengt iemand de kennis van de gehele schepping. En uiteindelijk verwerft men de kennis van het goddelijke Wezen.