Hoofdstuk 11

Iemand die zeer nauwgezet is in zijn plicht, die groot belang hecht aan zijn ideaal, is geneigd tegen iemand die bezig is met geldverdienen te zeggen: ´Jij streeft aardse schatten na, ik vervul wat ik mijn plicht noem´. Iemand die op weg is naar de hemel, die het paradijs in zijn verwachtingen vasthoudt, is geneigd tegen de genotzoeker te zeggen: ´Jij bent volledig in beslag genomen door de tijdelijke pleziertjes van het leven, ik ben aan het werk voor het leven dat nog komt´. Iemand die bezig is met het verdienen van geld kan echter ook tegen degene zeggen die zeer nauwgezet in zijn plicht is en degene die een hoog ideaal heeft: ´Als jullie de ervaring zouden beleven waar ik doorheen moet gaan dan zouden jullie hierin ook iets vinden wat de moeite waard is´. En de zoeker naar het paradijs kan ook door de genotzoekende ziel als antwoord krijgen, zoals Omar Khayyám zei:

O mijn Geliefde, vul de beker die
Schoonwast van de spijt van gisteren en de angst van de toekomst.
Morgen? Wel, morgen kan ik mezelf zijn
Met de zeventigduizend jaar van mijn verleden!


Dit laat zien dat al degenen die op zoek zijn naar verschillende dingen, naar weelde, naar een ideaal, naar plezier en naar het paradijs allen hun eigen weg hebben te gaan; zij zullen tegelijkertijd hun eigen redenen hebben. De een kan de ander tegenspreken, ofschoon ze allemaal op weg zijn naar het doel. Ze moeten vroeg of laat, met veel of weinig moeilijkheden, aankomen bij het doel van het leven. Iemand zou kunnen vragen: ´Welk van de vier wegen is de beste weg of uit te komen bij het doel van het leven?´ Die weg die het best bij je past. De weg van de een is niet voor de ander, ofschoon de mens altijd geneigd is een ander ervan te betichten dat hij het verkeerd doet, gelovend dat hij het zelf goed doet. In werkelijkheid ligt het doel voorbij al deze vier dingen. Noch in het paradijs noch in het ideaal noch in plezier noch in de weelde van deze aarde wordt dit doel voleindigd. Dat doel wordt voleindigd wanneer iemand boven deze dingen is uitgestegen. Het is die persoon dan die alles zal tolereren, die alles zal begrijpen, die alles zal assimileren, die zich niet verward zal voelen door dingen die niet in overeenstemming zijn met zijn eigen natuur of door de manier die niet de zijne is. Hij zal er niet met minachting naar kijken, maar hij zal zien dat er zich in de diepte van elk wezen een goddelijke vonk bevindt, die zijn vlam probeert te laten opstijgen naar het doel.

Wanneer iemand in deze fase is beland, is hij boven de beperkingen van de wereld uit gestegen. Dan heeft hij het recht om te genieten van de vreugde dicht bij het ware doel van het leven te komen. Op dat moment zal hij in alles wat hij doet of zegt dat doel voleindigen. Of dat nu naar buiten toe, naar de wereld toe, het juiste of het verkeerde lijkt, hij is niettemin zijn doel aan het voleindigen. Ik heb bijvoorbeeld heiligen gezien die deelnamen aan een religieuze processie die wellicht door het gewone volk was gemaakt; duizenden mensen maken er een feestdag van, maken muziek en dansen voor de processie uit, ze zingen en vermaken zich; en onder hen bevinden zich hoogontwikkelde zielen, die heiligen genoemd kunnen worden, die hetzelfde doen, allen volgen de processie. Men zou zich af kunnen vragen of zij het nodig hadden. Is het goed voor hun evolutie of verkrijgen ze hiermee bevrediging? Nee; en toch staat het hun vooruitgang niet in de weg. Zij zijn wat ze zijn; zij weten wat ze weten. Een volwassenen die met een kind speelt wordt daardoor niet als een kind. Hij past zich voor dat moment slechts aan aan het feest of aan de kinderen. Zat Salomo niet op een troon en droeg hij geen kroon? Maakte dat hem minder wijs of beroofde dat hem van spiritualiteit? Nee, want hij staat erboven. Voor hem was de troon of de kroon niets anders dan en spel voor dat moment; het was een tijdverdrijf. We lezen dat Krishna deelnam aan de veldslag die is omschreven in de Mahabharata. Een zelfingenomen iemand zou ernaar kijken als iets wreeds en zou bereid zijn Krishna hierom te veroordelen. Maar wat bevond er zich achter die uiterlijke verschijning? Daar bevond zich de hoogste vewerkelijking van liefde, wijsheid, rechtvaardigheid en goedheid; de ziel had haar culminatie bereikt. Een gewoon iemand zal het, zelfs vandaag de dag, veroordelen; hij zou vragen hoe het mogelijk was dat een grote Meester kon zijn die het leger van Arjuna aanvoerde.

We leren hierdoor te begrijpen dat hoe verder we gaan des te toleranter we worden. Uiterlijke dingen doen er weinig toe; naar binnen gerichte verwerkelijking is van belang. Hoe heilig plicht ook mag zijn, hoe hoog de hoop op het paradijs ook mag zijn, hoe veel geluk iemand ook mag ervaren in de pleziertjes van de aarde, hoe veel bevrediging men ook kan vinden in de aardse schatten, het doel van het leven ligt in het uitstijgen boven deze dingen. Dan zal de ziel geen twist, geen meningsverschil met anderen hebben. Dan zal de natuurlijke houding van de ziel tolerant en vergevend zijn. Het doel van het leven wordt vervuld in het opstijgen naar de grootste hoogten en in het duiken naar de diepste diepten van het leven; in het verruimen van je horizon, in het doordringen van het leven in al zijn sferen; in het verliezen van jezelf en in het uiteindelijk vinden van jezelf. In de voleindiging van het doel van het leven wordt het doel van de schepping voltooid. Het is derhalve niet zo dat in deze voltooiing de mens heeft verworven, maar dat God Zijn doel heeft voltooid.