Degenen die het innerlijk leven leiden, dienen een bepaalde uiterlijk vorm van leven aan te nemen in de wereld temidden van mensen van allerlei pluimage. Er zijn vijf belangrijke manieren die bekend zijn, die de spirituele zielen aannemen om het leven in de wereld te leiden, hoewel er veel meer manieren zijn. Heel vaak worden deze zielen aangetroffen in zodanige levensvormen waarvan men zich echt nooit zou kunnen voorstellen dat ze het innerlijk leven aan het leiden zijn. Om deze reden hebben de wijzen van alle tijden respect voor elk menselijk leven onderricht, wat ook zijn uiterlijk karakter is, en hebben ze de mens geleerd om te bedenken wie er zich onder dat gewaad bevindt, en wat het is.
Onder de vijf belangrijke karakteristieken van het spirituele wezen is het eerste karakteristiek het religieuze karakter. Dit is degene die het religieuze leven leidt, die het leven van een orthodox persoon leidt, net als ieder ander, geen uiterlijk spoor van een diepere kennis of een breder gezichtspunt tonend, hoewel hij dit binnenin zichzelf verwerkelijkt. Naar buiten toe gaat hij, net als ieder ander, naar zijn tempel of zijn kerk. Hij richt op dezelfde manier als iedereen
zijn gebeden op de Godheid, leest op dezelfde manier als iedereen de geschriften, ontvangt net als iedereen de sacramenten en vraagt om de zegening van de kerk. Naar buiten toe vertoont hij geen verschil, geen speciale karakteristieken die aantonen dat hij op spirituele wijze gevorderd is; maar tegelijkertijd verwerkelijkt hij ze in zijn leven in werkelijkheid, terwijl de anderen al hun religieuze handelingen naar buiten toe verrichten. Elke religieuze handeling is voor hem een symbolische openbaring; gebed is voor hem een meditatie, het geschrift is voor hem zijn herinnering, want het heilige Boek
verwijst hem naar datgene wat hij in het leven en in de natuur leest. En daarom is hij net als iedereen op de wereld naar buiten toe slechts een religieus mens, naar binnen toe is hij een spiritueel mens.
Een ander aspect van een spiritueel iemand kan gevonden worden in de filosofische mind. Hij kan helemaal geen enkel spoor tonen van orthodoxie of vroomheid; hij kan in zaken of in de aangelegenheden van het wereldlijke leven op-en-top een man van de wereld lijken. Hij aanvaardt alles probleemloos, hij tolereert alles, verdraagt alles. Hij begrijpt het leven moeiteloos met zijn inzicht. Hij begrijpt innerlijk alles; uiterlijk handelt hij in overeenstemming met de eisen van het leven. Niemand komt op het idee dat hij het innerlijk leven leidt. Hij kan een zaak beginnen, en toch kan hij zich
tegelijkertijd bewust zijn van de verwerkelijking van God en van de waarheid. Hij kan helemaal niet meditatief of beschouwend overkomen en toch kan elk moment van zijn leven aan beschouwing gewijd zijn. Hij kan zijn handelsactiviteiten in het dagelijks leven opvatten als een middel van spirituele verwerkelijking. Niemand kan uiterlijk ook maar voor een moment bedenken dat hij zich op spiritueel gebied in zo hoge mate heeft ontwikkeld, behalve dat degenen die met hem in
contact komen in de loop van de tijd ervan overtuigd kunnen raken dat hij een eerlijk persoon is; dat hij in zijn principes en in zijn leven fair en rechtvaardig is; dat hij oprecht is. Dat is alle religie die hij nodig heeft. Op deze manier wordt zijn uiterlijk leven zijn religie, en zijn innerlijke verwerkelijking zijn spiritualiteit.
De derde vorm van een spiritueel wezen is die van iemand die dient, iemand die anderen een dienst bewijst. In deze vorm kunnen heiligen verborgen zijn. Zij praten nooit over spiritualiteit noch over de filosofie van het leven. Hun filosofie en religie zitten in hun handeling. Elk moment van hun leven gutst er liefde uit hun hart, en zie houden zich bezig met anderen een dienst te bewijzen. Zij beschouwen iedereen die in hun buurt komt als hun broeder of zuster, als hun eigen kind; en ze interesseren zich in de vreugde en het verdriet van iedereen, en doen alles wat ze kunnen om hen te gidsen, om hen te instrueren, om hen te adviseren door middel van hun leven. In deze vorm kan de spirituele mens een leraar, prediker of een filantroop zijn; maar in welke vorm hij dan ook verschijnt, het belangrijkste in zijn leven is de dienstbaarheid aan de mensheid, een ander een dienst bewijzen, in enige vorm iemand vreugde te bereiden; en de vreugde die hieruit opwelt is hoge spirituele extase, want elke handeling van goedheid en vriendelijkheid heeft een bepaalde vreugde die een briesje van de hemel brengt. Wanneer iemand de hele tijd bezig is met anderen een dienst te bewijzen welt er een constante vreugde op; en die vreugde creëert een hemelse atmosfeer, binnenin hem die hemel creërend die zijn innerlijk leven is. Deze wereld is zo vol met doornen, zo vol met problemen, pijn en leed, en in diezelfde wereld leeft hij; maar door het simpele feit dat hij probeert om de doornen van het pad van iemand anders te verwijderen, ook al prikken die doornen in zijn eigen handen, verheft hij zich en dit schenkt hem die innerlijke vreugde die zijn spirituele verwerkelijking is.
Er is de vierde vorm van een spiritueel persoon en dat is de mystieke vorm; en die vorm is moeilijk te begrijpen, omdat de mysticus wordt geboren. Mystiek is niet iets wat wordt geleerd; ze is een temperament. Een mysticus kan zijn gezicht gericht hebben op het noorden, terwijl hij naar het zuiden aan het kijken is; een mysticus kan zijn hoofd omlaag gebogen hebben en toch kan hij omhoog aan het kijken zijn; zijn ogen kunnen naar buiten toe geopend zijn, terwijl hij naar binnen toe aan het kijken is; zijn ogen kunnen gesloten zijn en toch kan hij naar buiten toe aan het kijken zijn. De doorsnee mens kan de mysticus niet begrijpen; en daarom weten mensen zich altijd geen raad wanneer ze met hem te maken hebben. Zijn ‘ja’ is niet hetzelfde ‘ja’ dat iedereen uitspreekt; zijn ‘nee’ heeft niet dezelfde betekenis als de betekenis die iedereen begrijpt. Hij zegt dat er in bijna elke frase een symbolische betekenis zit. Al zijn uiterlijke handelingen hebben een innerlijke significantie. Iemand die zijn symbolische betekenis niet begrijpt, kan van zijn stuk gebracht worden door het horen van een frase die voor hem slechts verwarring is.
Een mysticus kan een stap naar buiten toe zetten, naar binnen toe heeft hij er duizend gezet; hij kan zich in een stad bevinden en tegelijkertijd op een andere plaats aan het werk zijn. Een mysticus is een fenomeen op zich en brengt verwarring bij degenen om hem heen. Hij kan hen zelf niet vertellen wat hij aan het doen is noch zullen zij het ware geheim van de mysticus begrijpen. Want het is iemand die het innerlijk leven aan het leiden is en dat innerlijk leven tegelijkertijd door uiterlijke handeling aan het verbergen is; zijn woord of beweging is niets anders dan de bedekking van de een of andere innerlijke handeling. Daarom gaan degenen die de mysticus begrijpen nooit met hem in discussie. Wanneer hij zegt ‘ga’ dan gaan ze; wanneer hij zegt ‘kom’, dan komen ze; wanneer hij naar hen toekomt zeggen ze niet ‘kom niet’; zij begrijpen dat het het tijdstip is waarop hij moet komen; en wanneer hij bij hen weggaat, vragen ze hem niet om te blijven, want zij weten dat het het tijdstip is waarop hij moet gaan.
Noch het lachen van een mysticus noch zijn tranen dienen te worden begrepen als enige uiterlijke uitdrukking die iets betekent. Zijn tranen kunnen wellicht een deken over een heel grote vreugde zijn, zijn glimlach, zijn gelach kan een deken over een hele diepe emotie zijn. Zijn geopende ogen, zijn gesloten ogen, het veranderen van zijn gelaatsuitdrukking, zijn blik, zijn zwijgen, zijn conversatie, hebben geen van alle de betekenis die men er gewoonlijk aan toeschrijft. Toch betekent dat niet dat de mysticus dat opzettelijk doet; hij is zo gemaakt; niemand zou dit met opzet kunnen doen ook al zou hij dat willen, niemand heeft de macht om dat te doen. De waarheid is dat de ziel van de mysticus een dansende ziel is. Ze heeft die innerlijke wet verwerkelijkt, ze heeft dat mysterie doorgrond waar zielen naar verlangen en in de vreugde van dat mysterie wordt heel het leven van de mysticus een mysterie. Je kunt de mysticus twintig keer op een dag zien en hij zal twintig keer een andere uitdrukking hebben. Iedere keer is zijn stemming anders; en toch kan de naar buiten gerichte stemming helemaal niet zijn innerlijke stemming zijn. De mysticus is in de vorm van een mens een voorbeeld van het mysterie van God.
De vijfde vorm waarin iemand die het innerlijk leven leidt verschijnt, is een vreemde vorm, een vorm die maar weinig mensen kunnen begrijpen. Naar buiten toe zet hij in die mate het masker van onschuld op dat degenen die het niet begrijpen hem gemakkelijk als onevenwichtig, eigenaardig of vreemd beschouwen. Hij stoort zich daar niet aan, omdat het slechts zijn schild is. Als hij ten overstaan van de mensheid zijn macht zou toelaten, zouden duizenden mensen hem achternalopen, en zou hij geen enkel moment hebben om zijn innerlijk leven te leiden. De enorme macht die hij bezit, regeert naar binnen toe landen en naties, die landen en naties controlerend en ze behoedend voor rampen zoals overstromingen en plagen, en ook voor oorlogen; harmonie bewarend in de natie of op de plaats waar hij woont; en dit alles wordt verricht door zijn zwijgen, door zijn constante verwerkelijking van het innerlijk leven. Hij zal voor iemand die diep inzicht ontbeert een vreemd wezen lijken. In de taal van het Oosten wordt hij Madzub genoemd. Hetzelfde idee was bekend bij de oude Grieken en op sommige plaatsen bestaan er nog steeds sporen van, maar vooral in het Oosten. In het Oosten zijn er vandaag de dag zielen te vinden, die in dit gewaad van een zelf-verwerkelijkt mens heeft, die naar buiten toe geen spoor vertoont van filosofie, mystiek, religie of enige specifieke moraal; en toch is zijn aanwezigheid een batterij van macht, is zijn blik zeer inspirerend en bevindt zich in zijn uiterlijk een bevelende uitdrukking; en als hij ooit spreekt, is zijn woord een belofte van God. Wat hij zegt is de waarheid; maar hij spreekt nauwelijks, het is moeilijk om hem een woord te ontlokken; maar wanneer hij eenmaal heeft gesproken, wordt er gedaan wat hij zegt.
In het leven zit er geen grens aan de variëteit van de uiterlijke verschijning van spirituele zielen; maar tegelijkertijd bestaat er geen betere manier om op deze wereld te leven en toch het innerlijk leven te leiden dan, naar buiten en naar binnen toe, jezelf te zijn. Wat je beroep of rol in het uiterlijke leven ook is, dat door en door oprecht en waarachtig uit te voeren, je missie in het uiterlijke leven gedegen te vervullen, heeft geen grens; tegelijkertijd zit er geen grens aan het behouden van de innerlijke verwerkelijking dat het uiterlijke leven, wat je beroep ook is, de innerlijke verwerkelijking van de waarheid zou moeten reflecteren.