De opvoeding van het kind

i (6-7 jaar)

Wanneer het kind zes jaar oud is eindigt de kleutertijd en begint de kindertijd. Er zijn gevallen van vroegere of latere ontwikkeling maar gewoonlijk komt de verandering op een leeftijd van zes of zeven jaar. Dit is de leeftijd van groot conflict omdat de ziel een nieuwe stap voorwaarts in het leven zet. En dit innerlijke conflict schijnt de opvoeder vaak moeilijk toe. Het kind is rusteloos en obstinaat, te aktief en minder ontvankelijk. Dit eindigt op een leeftijd van zeven jaar en er neemt een nieuw leven een aanvang. Het kind wordt op natuurlijke wijze kalmer, harmonieuzer, ontvankelijker en geeft zich over aan elk advies dat de opvoeder zou willen geven.

Tegenwoordig denken velen dat het kind op een leeftijd van zes jaar naar school zou moeten gaan; dit is echter een misplaatst idee. Dit is een tijd waarin het kind thuis zou moeten zijn omdat zes jaar de tijd van conflict is en zeven jaar de aanvang van een nieuw tijdperk voor het kind. Als het kind in die tijd thuiseducatie mist en naar school wordt gestuurd om met andere kinderen te worden opgeleid dan neemt dat de onderscheidene zorg weg die hem op die leeftijd gegeven zou moeten worden. Als het kind eenmaal naar school is gestuurd dan zou men het niet meer van school moeten halen; maar het zou tegelijkertijd beter zijn als men het voor elkaar zou krijgen het kind van school weg te houden en het thuiseducatie te geven totdat het negen jaar oud is. Maar als het kind naar school zou willen gaan zou men hem er dan niet naar toe moeten sturen? Men stuurt het kind niet voor zijn plezier naar school; en de opvoeder kan het kind ook plezieren door het de opleiding die het leuk vindt thuis te geven. Het is niet nodig dat de opvoeder het kind thuis letters en cijfers leert. Hoe eerder men een kind onderricht, hoe eerder zijn mentaliteit versleten zal zijn in het leven; en als men hem niet onderricht betekent dat alleen maar dat het sneller zal bevatten als de mind gerijpt is. Net zoals de stemregisseur zegt dat als je op een bepaalde leeftijd begint te zingen je stem zal opbloeien en als je voor die leeftijd zingt dat dat niet goed is zo is het ook met de mentaliteit van het kind. Als het kind voor zijn tijd begint betekent dat alleen maar dat de mind uiteindelijk voor zijn tijd versleten zal zijn.

Waar er veel kinderen in het huis zijn en de opvoeder niet al zijn aandacht aan allen kan geven, betekent dit iets meer verantwoordelijkheid; maar het is tegelijkertijd ook iets gemakkelijker, omdat er voor de opvoeder met zo veel kinderen tegelijkertijd een grotere gelegenheid en een grotere beoefening is.

Wat er over het algemeen gebeurt is dat de opvoeder zo moe wordt van het opvoeden van een kind dat ze het voelen alsof er een last van hun schouders wordt afgenomen wanneer het kind naar school gaat, want dan voelen ze zich op hun gemak, helemaal vrij gedurende zes of acht uur, omdat een kind in huis gelijk kan zijn aan honderd kinderen. Opvoeders denken dat ze van hun kind houden, en vaak geloven ze dat ze alle opofferingen verrichten; maar tegelijkertijd is er twijfel wanneer het er op aankomt geduld te hebben met een energiek kind in huis. Het betekent niet een gebrek aan liefde, maar zij denken: ´Ik zou gelukkiger zijn als het kind even weg was´. Zij denken dit echter alleen maar omdat ze niet weten wat voor een grote kans het is om te starten met de opleiding en begeleiding van het kind. Het is een kans voor zijn gehele leven; en als de opvoeder deze kans mist dan betekent dat een verlies voor het kind.

De reden waarom de opvoeders het kind zo graag naar school sturen is dat ze zich bewust zijn van het competitieve leven. Zij zien hoe er competitie is in de zakenwereld en in de industrie en op alle gebieden van het leven; en om het kind vroeg genoeg op te leiden zodat het de plichten en verantwoordelijkheden van het leven op zich neemt, willen ze dat veel te vroeg. De consequentie is dat het kind de beste tijd die het thuis zou kunnen hebben, verliest; een tijd van rust en gemak en vrijheid van alle zorgen over het werk dat het op school moet doen; zodat zijn mind op de juiste wijze had kunnen rijpen en het het schoolwerk op de juiste tijd had kunnen beginnen. Omdat de meerderheid van de mensen zo competitief in elk beroep en in het zakenleven is laten we de komende generatie lijden; wij ontzeggen de kinderen hun vrijheid, de tijd die zij thuis moesten hebben om te spelen en weinig te denken en veel van het leven te genieten en verre te blijven van zorgen en angsten. Wij nemen die beste tijd in het leven van het kind weg door het naar school te sturen.

Het kind zou een geëigend ritme gegeven dienen te worden tijdens de kleutertijd. Dat is de enige noodzakelijke training opdat het noch te opgewonden noch te lethargisch wordt; en dat zijn interesse groeit en dat het terwijl het speelt, vertrouwd raakt met de natuur en de kennis verwerft die de natuur kan geven. Wanneer een kind zes jaar oud is is het niet in staat een ideaal te bevatten en elk ideaal dat hem op die leeftijd wordt gegeven is verkeerd. Er zou alleen gelijkheid in ritme in het dagelijks leven van het kind gehandhaafd moeten worden. Zijn natuurlijke aanleg is om te veel te lachen, om te veel te spelen. Alles waar het in is geïnteresseerd doet het meer dan het zou moeten doen; en als de opvoeder kan proberen het normaal en evenwichtig te houden dan maakt dat veel uit.

Op een leeftijd van zeven jaar is het kind er klaar voor om elk ideaal wat hem maar wordt gegeven te bevatten omdat dat het begin van de jeugd is. En nu komt de vraag: welk ideaal zou er moeten worden gegeven? Het eerste ideaal zou het ideaal moeten zijn van een respectvolle houding ten opzichte van zijn ouders; omdat een ziel nooit respect leert als zij volwassen wordt zonder dit ideaal. Hij leert slechts de vorm, maar die komt niet van binnen. Onder de honderd mensen die verplicht zijn respectvol te handelen is er misschien één die in de spirit respectvol is; negenennegentig mensen worden door de conventie gedwongen om respectvol te handelen en die actie verleent geen vreugde. Maar als die houding van binnenuit komt dan komt die met vreugde; het verleent anderen vreugde en het verleent jezelf vreugde.

Tegenwoordig zien we de algemene houding van brutaliteit die toeneemt naarmate de tijd verstrijkt. Dat is het resultaat van verwaarlozing van de kant van de opvoeders op het moment dat het ter hand zou moeten worden genomen. Velen denken dat deze houding op school geleerd dient te worden, maar daar is de school niet verantwoordelijk voor. Dat hoort bij de thuiseducatie en het is de opvoeder die daarvoor verantwoordelijk is. En het is op deze specifieke leeftijd van zeven jaar dat die gegeven dient te worden. Men kan het natuurlijk erg gemakkelijk accepteren als een kind niet een respectvolle houding heeft. Men lacht om het gemis eraan. Men denkt: ´Het is een klein kind, wat verwacht je er van?´ De liefde en affectie van iemand voor een kind maakt dat men denkt: ´Oh, wat geeft het? Het is toch maar een kind?´ Door het echter zo op te vatten werkt men in tegen de toekomst van het kind. Dit is juist de tijd waarop een respectvolle houding ontwikkeld dient te worden. De neiging te redetwisten, de neiging om terug te slaan, de neiging om te weigeren, om niet te gehoorzamen, de neiging om op een onaangename toon te spreken, zelfs de neiging om te fronsen en een lang gezicht trekken, al deze respectloze neigingen groeien met de jaren tijdens de jeugd. Men vindt niet dat ze van enig belang zijn, maar wanneer ze worden toegestaan te groeien groeien ze als vijanden, bittere vijanden van dat kind. En, zoals Sa´adi zegt: ´Ba adab ba nasib, bi adab bi nasib´, ´degene die respect in zich heeft zal zeker geluk hebben; en degene die respect ontbeert zal ongelukkig zijn´.

Het gemis van deze neiging is tegenspoed voor de mens. En bovendien heeft de mens die geen respect voor een ander heeft geen respect voor zichzelf. Hij kan dat niet hebben, hij heeft daar geen gevoel voor. Zelfrespect komt alleen naar degene die respect voor de ander heeft; je zult in een respectloos iemand altijd een gemis aan zelfrespect aantreffen.

Een ander ideaal is eerbied voor de opvoeder. Met opvoeders worden bedoeld ouders of degenen die voor het kind zorgen en de plaats van de ouders innemen. En eerbied is niet alleen respect, het is meer dan respect. Het is het gevoel dat ´dit mijn opvoeder is´, een gevoel dat ´ik hem iets schuldig ben´, een gevoel dat ´er een bepaalde verplichting is waardoor ik gebonden ben aan mijn opvoerder´, het besef van de gewijdheid van die plicht. En in dat gevoel ligt vreugde. Als het kind op dat specifieke moment met dit besef wordt geïnspireerd dan zal men zien dat het elke keer wanneer het dit ervaart plezier aan dit gevoel beleeft.

Als we naar het leven kijken en zien hoe veel volwassenen alle respect ten opzichte van hun opvoeders hebben verloren dan maakt dat dat we voelen dat de wereld echt verknipt is. Er zijn zo veel zielen die geen consideratie hebben met degenen die hen vanaf de jeugd toen ze hulpeloos waren, hebben opgevoed. Het is erg droevig om te zien hoe veel opvoeders en ouders achteloos worden behandeld. En als je dan in een zeldzaam geval de devotie van een dochter voor haar bejaarde moeder ziet, een dochter die alles in haar leven heeft opgeofferd om het haar bejaarde moeder comfortabel te maken en om haar te helpen, dan lijkt dat zo prachtig. En wanneer je een volwassen man ziet die een zodanige eerbied voor zijn moeder en vader heeft dat hij toch aan zijn bejaarde ouders denkt terwijl hij tegelijkertijd zijn zaken behartigt en plichten en verantwoordelijkheden in zijn leven heeft, dan is dat zo iets moois om te zien en is er zo´n zegen in.

Men kan deze mooie neiging inspireren in de jeugd; maar als die tijd wordt gemist dan wordt het moeilijk. Het is niet alleen zo dat het mooi is om in staat te zijn enig plezier te verschaffen en om de ouders een of andere dienst te bewijzen, maar degenen die attent worden in hun leven beginnen de zien dat dit het grootste voorrecht en de grootste zegen is die men in het leven zou kunnen hebben.

Mag een kind zijn ouders adviseren? Het zou zelfs respectloos zijn als een volwassen kind op zou staan en zijn ouders zou adviseren, tenzij hem dat is gevraagd. Bovendien is een kind een kind zelfs als hij vijftig jaar oud is en als hij zich geen kind bij zijn ouders voelt dan mist hij veel in het leven. Er is een verhaal van de Koning van Udaipur, die een jaar na de dood van zijn moeder nog steeds erg verdrietig was. Op een dag vertelden zijn vrienden hem: ´Je hebt nu de leeftijd van vijftig jaar bereikt en je bent vader, zelfs opa. Niemands ouders blijven altijd in leven. Zo lang als ze leefde was dat een voorrecht, maar nu is ze dood en dien jij je zorgen te vergeten´. Hij zei: ´Ja, ik probeer te vergeten; maar er is één ding dat ik niet kan vergeten en dat is de troetelnaam waarmee ze me aansprak. Iedereen is respectvol naar mijn toe, iedereen noemt me ´Maharana´; maar zij alleen sprak me aan met mijn troetelnaam en daar hield ik zo van´.

Het maakt niet uit hoe oud men wordt, als men zich niet als een kind, als een kleuter in de aanwezigheid van zijn ouders voelt, is dat jammer. Het is een grote vreugde je als een kleuter te voelen, ongeacht hoe oud je bent. Het is een groot voorrecht, een zegen in het leven wanneer de ouders van iemand nog leven en wanneer men de kans heeft zich als een kleuter te gedragen. Het is het mooiste in de wereld.

Het is ongetwijfeld erg gemakkelijk om brutaal te zijn en het is erg amusant dat anderen te leren; en wanneer iemand volwassen is probeert hij het misschien ook zijn ouders te leren. Ze zijn nu ook en zwak en misschien ook mentaal aan het terugvallen; zij beantwoorden daar op natuurlijke wijze op. Maar er schuilt geen schoonheid in. De schoonheid is om te adviseren zonder te adviseren, als het nodig is zonder te spreken. Aan de andere kant willen bedachtzame ouders natuurlijk advies van hun kind als het hun vertrouwen heeft gewonnen. Maar wanneer het kind het juiste begrip heeft zal het de juiste houding hebben, hij zal het advies nooit op advies laten lijken; hij zal het altijd zodanig verpakken dat het lijkt alsof het van de ouders kwam en niet van hem.

Het derde ideaal dat men in het kind kan inspireren is een gevoel van trots, een zichzelf respecterende houding; omdat dit de tijd is waarin het kind zijn zelfrespect en dat prille gevoel van trots of eer dat nu in hem groeit zou kunnen verliezen. Het is natuurlijk het kind blij met een speeltje te zien of aangetrokken tot een snoepje dat voor hem neer is gelegd; maar het nog beter wanneer je een kind een speeltje of een snoepje waar het van houdt aanbiedt en dat het dat uit zelfrespect weigert. Het is een plezier een kind te zien dat tegen zijn opvoeder zegt: ´Zorg alstublieft dat ik dit krijg´ en ´Koop dit voor me´ of ´Ik wil dit graag hebben´; maar het is nog beter het kind te zien terwijl hij zijn wens uit zelfrespect tegenhoudt. Als trots niet op die leeftijd wordt ontwikkeld, hoe zal het leven er dan zonder trots uit gaan zien? Niets. In de tijd dat de communicatie nog niet zo was als tegenwoordig gebeurde het dat kinderen uit goede families naar een land kwamen ver van huis en waar ze onbekend waren, of omdat ze waren verbannen of omdat de omstandigheden of het noodlot hen daar had gebracht. En wat hen liet bewijzen wat ze waard waren was hun trots en niet parels, juwelen, geld of wat dan ook. Een gevoel voor eer is zo´n grote schat dat dit, in afwezigheid van alle juwelen, geld en weelde, uiterst waardevol zal blijken.

Waaruit dient deze trots te bestaan? Het dient te bestaan in een gevoel van tevredenheid. Als een kind begrijpt: ´Waar ik niet gewenst word hoef ik niet te zijn´ of ´Ongeacht hoe veel beter een object is dat aan iemand anders behoort of hoe mooi de vrucht of de bloem of wat hem dan ook maar behoort is, ik dien zelfs niet te laten zien dat ik het zou willen hebben´, dan is dat gevoel voor eer rijkdom op zich. Hoe veel ouders streven er niet hun hele leven naar om geld te verzamelen om hun kinderen achteraf comfort te kunnen bieden! Maar in welke mate kunnen ze afhankelijk zijn van dat geld en vooral in deze tijd waarin geld zo snel in waarde verandert dat een rijk iemand van het ene op het andere moment van rijk arm wordt? Als geld iemand rijk maakt dan is die rijkdom niet betrouwbaar. Maar de ouders kunnen rijkdom geven die het kind niet afgenomen kan worden; en deze rijkdom ligt in het veredelen van zijn spirit.

Kan het gevoel van eer niet een valse trots ontwikkelen, zou men kunnen vragen en hoe kan men dit voorkomen? Dat is de verantwoordelijkheid van de opvoeder. Alles wat overdreven wordt en alles wat tot het uiterste wordt getrokken is slecht. Men kan te trots worden en men kan te veel aan eer denken. Het leven van de wereld is echter over het algemeen zo verknipt dat het gevoel voor eer afneemt in plaats van toe te nemen. Er zijn zoveel behoeften, er zijn zoveel noden; er zijn zoveel omstandigheden en situaties die iemand naar beneden trekken in plaats van omhoog. Derhalve zou de inspanning van de kant van de opvoeder dienen te bestaan uit het reiken van de hand aan de ziel om omhoog te klimmen in plaats van haar naar beneden te laten gaan. Er zijn veel invloeden die naar beneden trekken. Men dient het kind met een zodanige trots en eer te inspireren dat het in armoede of weelde en in alle omstandigheden kan bewijzen een nobele ziel te zijn.

Vervolgens is er een vierde ideaal dat men in het kind zou moeten inspireren. Dat ideaal is oplettendheid in spreken of en het verrichten van wat dan ook. Dit betekent dat het kind zich bewust dient te worden van zijn plaats als kind; het dient niet te proberen de plaats van de oudere in te nemen. Hij is een kind; hij dient op zijn eigen plaats te blijven. Als bijvoorbeeld twee oudere mensen iets aan het bediscussiëren zijn en het kind onderbreekt en zegt: ´Nee, nee, dat is niet zo´, dan heeft hij zijn plaats verlaten. Misschien is dat volgens zijn mind niet zo maar het heeft geen recht om dat te zeggen. Hij dient op zijn eigen plaats te blijven. Dat wordt er bedoeld met oplettendheid.

Er dient overal zorg voor te worden gedragen; wanneer het kind bijvoorbeeld ergens wil gaan zitten en niet eerst denkt aan degenen die eerst een zitplaats dienen te krijgen maar eerst zelf gaat zitten en de anderen laat wachten; of wanneer het kind bij het verlaten of bij het binnenkomen van een plaats voorop gaat en de anderen die eigenlijk eerst hadden moeten gaan ophoudt; of wanneer men aan de eettafel zit en het kind eerst zijn handen ophoudt voordat de anderen hebben bewogen; daar dient overal zorg voor te worden gedragen.

In spraak, beweging en daad dient het kind zich bewust te zijn van zijn jeugd en dient het zijn plaats te kennen. Als dat niet zo is wat gebeurt er dan? Hoe weinig oplettende mensen komt men in het alledaagse leven tegen! Wanneer men het gewone leven in de wereld van vandaag ziet dan is het gemis aan voorkomendheid aanzienlijk. Waarom? Omdat zij alle dingen achterwege hebben gelaten die van het hoogste belang zijn in de opvoeding; zij hebben ze achterwege gelaten teneinde ruimte voor wiskunde te maken. De hoofdoorzaak voor het verlies van alle verfijndere principes in de opvoeding die tegenwoordig wordt gegeven is dat de opvoeding het ideaal achterwege heeft gelaten.

En het vijfde ideaal dat in het kind geïnspireerd kan worden is het ideaal van het ongekende, het ongeziene. Als dat ideaal niet wordt geïnspireerd waar leeft een mens dan voor? Alleen maar om een brood te verdienen? Alleen maar om in dit leven van competitie dag na dag te vechten, de gezondheid te vernielen, de mind te verzwakken, de spirit te vernederen? En wat wint men ermee? Als aards gewin alles is wat er is dan is het uiteindelijk een klein gewin. Als er niet een hoger ideaal, een spiritueel ideaal of een God-ideaal in het kind wordt geïnspireerd dan is het zoals je dat tegenwoordig ziet, duizenden en miljoenen zielen die verdwaald zijn in de menigte, die niets anders kennen dan van dag tot dag te leven. Hun hele energie wordt gebruikt bij het strijd om het leven en er is een nog grotere strijd om comfortabel te leven; er lijkt verder dan dit niets te bestaan. Maar hoe lang kunnen zij tevreden zijn met dit ideaal? Er komt een tijd dat ze hun verstand verliezen. Ze kunnen dan miljoenen op de bank hebben staan en toch niet tevreden zijn omdat ze niet kunnen zien waar ze heen gaan en of er iets is om naar uit te zien. In de jeugd is de spirit ontvankelijk en als het Godideaal in die tijd wordt geïnspireerd dan heeft men gedaan wat Christus heeft gezegd: ´Zoekt Gij eerst het koninkrijk van God… en alles zal U worden toegevoegd´; men heeft het kind een start gegeven op het pad van God; en dat is de eerste les die in de jeugd gegeven dient te worden.

In het opleiden van kinderen is het de beste manier hen niet te laten zien dat je hen aan het onderrichten bent. Het is het beste de vriend van je kind te zijn. In een vriendelijk gesprek met kinderen kan men deze dingen in hen inspireren. Omdat een kind het zwaar opneemt als het in de gaten heeft dat het wordt onderricht. Maar als je het goede wat in het kind is en het ideaal dat zich reeds in zijn spirit bevindt naar buiten brengt dan zal het kind met plezier luisteren naar wat je aan het zeggen bent. Over een kind heersen is wat anders dan een kind liefdevolle en vriendelijke raad geven. Door erover te heersen kan men deze idealen niet in het hoofd van een kind stampen, maar door zijn affectie en liefde te winnen kun je zijn spirit heel goed opleiden en afstemmen op het hogere ideaal.

ii (7-10 jaar)

De leeftijd van zeven, acht en negen jaar wordt beschouwd als de jeugd, de vroege jeugd. Het begin van deze leeftijd is het begin van een nieuw leven, een stap voorwaarts in het leven. Vanaf zeven, acht en negen jaar is het kind zich bewust van de menselijke sfeer. Daarvoor is een kind zich bewust van de hogere sferen, maar in deze tijd is het zich bewust van de menselijke wereld. Voor de opvoeders is deze leeftijd van het kind van het grootste belang.

Er was eens een man in de gevangenis die de Staat al zijn weelde aanbood als hij de gevangenis uit zou mogen. De Regering had lange tijd nodig om te beslissen. En toen de Regering besloot dat hij vrijgelaten zou moeten worden zei hij: ´Nee, nu heeft het geen zin om vrij te komen. Er is een kind thuis en de tijd tussen zijn zevende en negende jaar was het van het grootste belang het te zien opgroeien. Nu deze leeftijd voorbij is geef ik er de voorkeur aan mijn straf uit te zitten´.

De vroege jeugd is als grond die zojuist is klaargemaakt voor het zaaien van het zaad. Het is zo´n grote gelegenheid in het leven van het kind en zelfs een nog grotere gelegenheid voor de opvoeder om het zaad van kennis en van rechtschapenheid in het hart van het kind te zaaien.

Er zijn drie interesse-gebieden die het kind niet geleerd mogen worden, maar het kind kan geholpen worden zich daarin te interesseren: tekenen, muziek en dansen. Op deze leeftijd zouden de bewegingen van het kind gracieus moeten worden. Maar als de opvoeder het kind begint te onderrichten dan is dat een opleiding. Dit is niet de tijd om een kind op te leiden, dit is de tijd om vrije expressie aan zijn ziel te geven; om het te laten dansen zoals het maar wil dansen, een natuurlijke dans; om plaatjes te tekenen net zoals het ze wil tekenen en schilderen net zoals het wil schilderen, zonder dat er enige richting aan hem wordt gegeven, alleen interesse in zijn werk. Als het kind een instrument wil bespelen of wil zingen laat het dan ook zingen hoe het maar wil. Misschien hier of daar een woord om hem te helpen, maar het niet corrigeren, geen lessen te geven over deze interesse-gebieden, hem niet het idee te geven dat hij wordt onderricht; het kind zou alleen moeten voelen dat het geholpen wordt.

Als we het leven diepgaand bestuderen dan ontdekken we dat tekenen, zingen en dansen aangeboren of innerlijke neigingen zijn. Een kind hoeft niet onderricht te worden, ze komen vanzelf. Elk normaal kind heeft een wens te zingen, een wens te tekenen, en ook een wens te dansen. Alleen begint een kind soms lijnen en figuren op de muren te tekenen en bederft daardoor de muur. De opvoeders kunnen deze neiging onder controle brengen door het kind potlood en papier te geven en het te vragen er tekeningen op te maken. Het kind zal zich trots voelen om het materiaal te hebben om mee te tekenen. Heel vaak worden opvoeders boos omdat kinderen op de muur hebben getekend; maar dat kan niet verholpen worden, dat is een natuurlijke neiging.

De volgende neiging is die van het zingen. Heel vaak zal een energiek kind deze neiging tonen door te schreeuwen, door een geluid te maken, door zijn stem te verheffen; en dit kan onder controle worden gebracht. Het kan het beste onder controle worden gebracht door waardering te tonen voor het liedje dat een kind kan zingen. En als het er geen kent laat het er dan ergens een leren. Een kind dat de neiging heeft om zijn eigen stem te horen zal heel vrolijk elk lied wat het hoort imiteren.

De derde neiging, die van het dansen, toont het kind door op en neer te springen en door van de ene hoek naar de andere te rennen. Dit laat rusteloosheid en een neiging om te bewegen zien. En deze activiteit kan onder controle gebracht worden door waardering te tonen voor de dansbewegingen van kleine kinderen.

Er was ooit een tijd dat de volkeren uit de oudheid bewegingen zeer belangrijk vonden. En ze hadden gelijk om er zo over te denken; omdat je wanneer je iemand ziet die zich vreemd beweegt iets vreemds in zijn karakter zult ontdekken. Iemand die een storing in zijn hersenen heeft zal dat altijd laten zien in de onhandigheid van zijn bewegingen. Als bewegingen zo veel te maken hebben met de evolutie van iemand, met zijn mentaliteit dan zullen gracieuze bewegingen altijd de mentaliteit van iemand helpen. Het kind dat van nature geneigd is te bewegen zal geïnteresseerd raken als het geleid wordt in de richting van het bewegen met ritme.

Men zou kunnen denken dat het moeilijk is om een kind te leren dansen, maar men hoeft het niet te leren dansen. Men moet het kind alleen een handeling leren; bijvoorbeeld om om zijn as te draaien, om iets van de grond of de schoorsteenmantel te pakken, om iets te verplaatsen, dat soort alledaagse handelingen en deze handelingen veranderen op natuurlijke wijze in een dans. Bovendien zijn kinderen erg nabootsend en alles wat hen aantrekt bootsen zij bereidwillig na. Als ze gracieuze bewegingen zien willen zij ze heel graag imiteren. Dat is de leeftijd waarop de vaardigheid om te imiteren zich begint te ontwikkelen. Is het dan goed voor kinderen van die leeftijd om hen mee te nemen naar dansopvoeringen en tentoonstellingen van schilderijen? Soms is het goed, zolang men weet waar men hen mee naartoe neemt en wat voor een opvoering het is.

Er zijn drie dingen die een kind geleerd kunnen worden in deze specifieke tijd: doorzettingsvermogen, geduld en verdraagzaamheid. Het kind kan doorzettingsvermogen geleerd worden in alles waar het mee bezig is. Misschien is het een speeltje aan het repareren of is het iets anders aan het doen; men zou het kind moeten helpen, aan moeten moedigen om door te gaan en er niet mee te stoppen voordat het klaar is. Hoe klein dit ook mag lijken, als deze gewoonte is gevormd dan zal dat zich later uiten in grote dingen. Een ziel die in de kindertijd doorzettingsvermogen heeft geleerd zal gedurende haar hele leven de neiging laten zien alles wat zij onderneemt te beëindigen.

We zien vaak dat deze neiging mist onder volwassen mensen; en dit is heel vaak de oorzaak van hun falen in het leven. En als hun mind rusteloos is, dan is dat nog erger. Zij beginnen vandaag ergens aan en na een week is hun interesse verdwenen en is er iets anders; en zij voltooien niets in hun leven. Het leven is een grote kans; en degene die niet afmaakt waar hij mee begint, hoe klein ook, verliest zeker het meeste in het leven.

De voltooiing is waardevoller dan hetgeen er wordt voltooid. Als iemand bijvoorbeeld een knoop in een touw heeft ontward heeft hij schijnbaar niets gewonnen, de tijd is aan iets erg kleins besteed; en toch is de handeling van het voleindigen nuttig, hij heeft iets in zijn spirit opgebouwd dat nuttig voor hem zal zijn wanneer hij grotere dingen wil voltooien.

En nu aangaande het onderwerp van geduld, hoe kan een kind geduld geleerd worden? Door het te leren te wachten. Omdat een kind van nature erg ongeduldig is en als deze neiging blijft bestaan dan zal dat het kind grote droefenis schenken wanneer het volwassen is. Wanneer iemand geen geduld heeft dan wordt het leven voor hem als de dood. Geduld is als de dood, maar geen geduld hebben is nog erger dan de dood. Bovendien brengt geduld mooie vruchten voort en is geduld een eigenschap die niet te vergelijken valt met welke andere eigenschap in de wereld dan ook. Als er iets is wat de ziel koninklijkheid verschaft dan is het wel geduld. Wat was het geheim an de meesters die grote werken hebben voltooid, die velen hebben geïnspireerd en die vele zielen hebben geholpen? Hun geheim was geduld. Dit is de tijd om het zaad van geduld in een kind te zaaien. In kleine dingen kun je het kind de gewoonte van geduld geven. In het vragen naar voedsel, in het naar buiten willen gaan om te spelen, in heel veel andere zaken laat het kind een gebrek aan geduld zien; desalniettemin zal het kind als men het in die tijd zonder het te kwetsen, de gewoonte van geduld aanleert, beginnen edelmoedigheid van spirit te laten zien.

De derde zaak is verdraagzaamheid. Men zou kunnen vragen: ´We hebben zoveel te verdragen in het leven als we volwassen zijn, waarom dienen we een kind op die leeftijd verdraagzaam te laten zijn?´ Het antwoord hierop is echter om het, juist om de reden dat het leven het kind verdraagzaam laat zijn als het volwassen is, vanaf deze tijd te laten weten dat er zoiets bestaat als verdraagzaamheid en dat elke ziel daar doorheen moet gaan. Het is voor de liefhebbende opvoeder zonder twijfel moeilijk om het kind de vaardigheid van verdraagzaamheid te zien ontwikkelen, maar tegelijkertijd zou het nog pijnlijker zijn als het kind zonder deze vaardigheid op zou moeten groeien. En op welke manier kan men dit het kind leren? In het leven van een kind gebeuren er van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat duizenden dingen; het valt erg vaak, het doet zichzelf vaak pijn en het heeft zo vaak een bittere pil te slikken; en elke keer dat het niet geneigd is om ergens doorheen te gaan dat goed voor hem zou zijn zou men hem moed, kracht en een woord van aanmoediging of advies moeten geven terwijl men zijn verdraagzaamheid waardeert. Op deze manier zal het zijn vermogen tot verdraagzaamheid ontwikkelen.

Bij het onderrichten van kinderen is het het beste om het niet te laten weten dat je het aan het onderrichten bent. Onderricht het zonder dat het kind dat weet. En dat kan gedaan worden door waardering te tonen voor het allerkleinste detail wat het doet van hetgeen jij in zijn spirit wilt ontwikkelen. Het ego wordt met trots geboren, ook in een kind; en als je iets waardeert, houdt het kind er ook van en soms meer dan de volwassene omdat volwassen mensen hun vertrouwen in woorden hebben verloren.

Mensen leren heel vaak de verkeerde kinderliedjes. Dat is niet alleen zonde van de tijd, maar het heeft ook een slechte invloed op het kind. Soms zijn het nutteloze woorden en soms zijn het betekenisloze woorden en soms zijn het suggestieve woorden die net zo goed weggehouden moeten worden van de mind van het kind. Niet elk rijm dat slechts rijmt is weldadig; er moet enige bedoeling in zitten. En derhalve dient de opvoeder eerste te weten wat hij onderricht alvorens het kind te onderrichten.

Dat is hetzelfde met verhalen. De beste methode om kinderen te onderrichten is hen met verhalen te onderrichten. Er zijn fabels die kinderen zeer interesseren, en er is ook een betekenis die begrepen moet worden. Als de opvoeders hen de betekenis uitleggen dan zullen de kinderen nog meer geïnteresseerd raken in die fabel en tegelijkertijd zullen ze dan wat leren. Een verhaal hoeft niet altijd erg instructief te zijn; zelfs volwassenen houden daar niet van. Het meest interessante verhaal voor kinderen is een grappig verhaal; en als men een of andere kleine betekenis in een komisch verhaal kan stoppen dan is dat het beste wat men kan doen. Zij herinneren het zich en tegelijkertijd blijft de betekenis verborgen in het verhaal; en als ze opgroeien begint de betekenis te voorschijn te komen en op een dag zullen ze begrijpen wat het betekent.

Er is een fabel over een ezel en een kameel. Op een dag ging een ezel naar een kameel en zei: ´Oom Kameel, ik zou heel graag samen met U gaan grazen´. De kameel zei: ´Ja, ik zal morgen met je meegaan´. En zo gingen zij naar een veld. De kameel had veel tijd nodig om zich te voeden, maar de ezel voedde zichzelf heel snel. Nadat de ezel klaar was met zijn eten zei hij: ´Oom Kameel, ik ben zo blij, allereerst om met U bevriend te zijn en vervolgens om hier op het veld te zijn. Ik heb zin om te zingen en ik zou het heel fijn vinden als U zou willen dansen´. De kameel zei: ´Ik ben nog niet klaar met mijn maaltijd maar jij schijnt wel al klaar te zijn´. ´Welnu´, zei de ezel, ´als U nog niet klaar bent probeer ik mijn stem uit´. En de ezel begon zijn stem uit te proberen. En de boer kwam met een stok in zijn hand, maar de ezel sprong die uit de weg en de kameel werd geslagen.

Toen de ezel de dag daarop Oom Kameel kwam uitnodigen, zei de kameel: ´Ik ben nog te ziek; jouw manier is anders dan de mijne. Vanaf vandaag zullen we ieder onze eigen weg gaan´.

Dit verhaal laat het gevoel van vriendschap zien tussen degene die zich waardig gedraagt en degene die geen gevoel voor waardigheid heeft.

Als een kind een vraag stelt omtrent zijn oorsprong dan dient men als antwoord te geven: God. Deze vraag geeft iemand een opening om het zaad van het God-ideaal in het hart van het kind te zaaien.

Het is altijd goed kinderen verhalen uit de Bijbel of uit andere heilige geschriften te vertellen, maar degene die de verhalen in een vorm giet die het kind kan begrijpen dient erg wijs te zijn. Als dat niet het geval is zijn verhalen zoals ze zijn soms niet geschikt om kinderen te onderwijzen; ook was de tijd van het Oude Testament een andere tijd en er zijn enige verhalen die niet passen bij de tegenwoordige tijd. Het is voor de opvoeder altijd goed om zijn eigen verhalen te maken; om de ideeën uit verschillende boeken te halen, ze in een eigen verhaal te stoppen en ze vervolgens aan de kinderen te geven. Een wijze opvoeder werd eens door een kind gevraagd: ´Maar is het een waar verhaal?´ en hij antwoordde: ´Als verhaal is het waar´.

Het leert terwijl het speelt, want niemand is zo geïnteresseerd in verhalen als kleine kinderen; en als men in hun voordeel gebruik maakt van die interesse heeft men een grote mogelijkheid met de verhalen prachtige ideeën in hun minds te stoppen. Het kind zal op geen enkele andere wijze dan in de vorm van verhalen idealen absorberen. De verhalen die hem in zijn vroegste kindertijd worden verteld zullen zijn gehele leven bij hem blijven. Hij zal ze nooit vergeten. Misschien heeft dat verhaal met elk jaar dat het kind groeit een andere betekenis; en zo zal er een continue ontwikkeling zijn van het ideaal, wat een grote zegen wordt in het leven van het kind.

iii (10-12 jaar)

De tijd tussen de leeftijd van 10 en 12 jaar kan de midden-kindertijd genoemd worden. In deze periode begint een kind zich te onderscheiden als meid of als jongen; en ieder dient de eigen richting gegeven te worden, voor een meid de richting van een meid en voor een jongen de richting van een jongen. Thuis kan een educatie gegeven worden die op school niet verwacht kan worden. Ook al werden dezelfde onderwerpen op school geleerd dan zou dat niet hetzelfde zijn als wat een kind thuis leert. Als het kind naar school gaat blijft er derhalve voor de opvoeder een verantwoordelijkheid bestaan om het thuis een educatie te geven los van zijn studies op school.

Het is voor de intellectuele ontwikkeling van het kind van groot belang dat het vertrouwd raakt met de natuur. Dat dient niet als een les gedaan te worden; dat dient als een vriendelijk gesprek gedaan te worden om het kind over planten, bomen, insecten, vogels en dieren uit te leggen. En als dat door het gesproken woord wordt gegeven dan is het effect totaal verschillend van het lezen over natuurwetenschap of enige andere studie van de natuur die het kind kan maken. Het wekt zijn interesse op en het ontwikkelt zijn kennis, het verdiept in het kind een gevoel voor natuur; en het zal later culmineren in het ontwaken van de vaardigheid om met de natuur te communiceren, dat het hoofdprincipe is voor elke ziel in zijn spirituele ontwikkeling.

Een ziel die niet dicht bij de natuur staat is ver weg van wat spiritualiteit genoemd wordt. Teneinde spiritueel te zijn dient men te communiceren en vooral dient men met de natuur te communiceren; men dient de natuur te voelen. Er is zo veel dat geleerd moet worden van het plantenleven, van de vogels, dieren, insecten, dat wanneer een kind eenmaal interesse begint op te vatten voor dat onderwerp, alles een symbolische uitdrukking van de innerlijke waarheid wordt. Als het kind diep geïnteresseerd is in de kennis van de natuur dan laat dat zien dat het de eerste stap heeft gezet op het pad van de filosofische waarheid.

Het volgende is het kind vertrouwd te maken met de gewoonten van het land waar het is geboren en moet leven. De afwezigheid van deze kennis maakt dat mensen hun oude gewoonten voortzetten zonder te weten wat ze zijn en waarom ze er zijn; mensen volgen soms duizenden jaren dezelfde gewoonte en weten toch niet de betekenis ervan. Mensen in het Oosten zijn zeer gespitst op hun oude gewoonten en heel vaak hebben zij meer dan duizend jaar die gewoonten gevolgd zonder te weten waarom en wat er zich in hen bevindt; zij doen het alleen maar omdat het een gewoonte is. Maar het gebeurt ook in het Westen, waar op sommige plaatsen bijna elke dag een festival is. Het zou voor een kind goed zijn te weten waarom een gewoonte bestaat, wat het nut ervan is, wat de betekenis ervan is, wat we er uit halen en wat het suggereert. Het is interessant een feest te vieren en vrolijk en vreugdevol te zijn; maar men kan elke dag pret maken en toch niets bereiken. Bovendien is het leven een kans en elke dag en elk uur van het leven is van het grootste belang; en als men toestaat dat zoveel van zijn tijd gegeven wordt aan gewoonten van het land dan komt er geen einde aan.

Elke generatie dient een stap voorwaarts in de evolutie te zetten en dat kan beter gedaan worden door het leven beter te begrijpen. De opvoeders kunnen het kind erg veel helpen door hem het leven te laten begrijpen. En de beste manier om het kind op te voeden is niet zijn mening over deze gewoonten te geven, niet direct te zeggen dat dit een goede of een slechte gewoonte is; maar slechts de psychologie ervan uit te leggen en de betekenis van de gewoonte en het kind zelf te laten inzien of de gewoonte het volgen waard is of beter vergeten kan worden.

Het derde waarmee een kind kan helpen begrijpen is iets over de mensen van zijn land; wat zij waren en wat zij zijn, hun karakteristieken, hun neigingen en hun aspiraties; en het kind laten verbeelden hoe het zou willen dat de wereld zou zijn. Dit geeft hem ook een kans om te reconstrueren terwijl de wereld evolueert.

En het vierde is het kind vertrouwd te maken met zijn eigen familie. Het gebeurt zeer vaak dat een kind van China en Japan, van Egypte en Perzië afweet door erover te lezen en dat het niet de naam van zijn grootvader kent. Als het iets van zijn familie afweet, de genealogie ervan, zal het in staat zijn het leven beter onder controle te krijgen. Misschien zijn er dingen die het kind zal navolgen, dat het zal aannemen om er beter van te worden; en het kan zijn dat er dingen zijn die het in zichzelf zal corrigeren; misschien wenst het enig kwaad dat eerder werd gedaan te herstellen. In beide gevallen zal het kind in staat zijn zijn leven beter onder controle te krijgen op zijn verdere pad.

Als een ziel niet geïnteresseerd is in kennis over haar eigen familie dan zal zij als ze volwassen is niet geïnteresseerd zijn in kennis over de bron van ze vandaan komt. Omdat dit het eerste punt is waarvandaan ze verder kan gaan totdat zij die bron bereikt, die familie bereikt, waar ze echt vandaan komt; in zo leidt dit het kind in werkelijkheid naar God. Een kind is bijvoorbeeld geïnteresseerd in kennis over zijn vader, zijn moeder, zijn grootvader, zijn grootmoeder en misschien over zijn over-grootvader; maar waar leidt dit toe? Het leidt alleen maar van de wereld van illusie naar de bron van werkelijkheid. Het geeft het kind een excuus om verder in het leven te onderzoeken en waar het vandaan komt; en uiteindelijk zal het tot de opvatting van de bron komen, die de Bron van allen is. En op deze manier zal het op een dag ontdekken dat de gehele mensheid een familie is en dat we ons op het eind allemaal ontmoeten op dezelfde plaats waar we vandaan zijn gekomen. Wanneer het kind volwassen is zal het zijn hele houding ten opzichte van menselijke wezens veranderen; de bekrompenheid zal verdwijnen en er zal vanzelf een brede kijk naar hem toekomen.

Als vijfde aspect van kennis zou men het kind een kleine introductie van metafysica kunnen geven, niet veel, net genoeg zodat het weet dat er een ziel is, dat er een mind is, dat er een lichaam is; dat er een relatie is tussen de ziel en de mind en tussen de mind en het lichaam. Als een kind bijvoorbeeld vraagt: ´Wat is de ziel?´ dan zal het kortste antwoord zijn: ´Je meest innerlijke wezen, je onzichtbare zelf, je zelf dat is bedekt met je lichaam. Dat zelf echter is je ware zelf, het lichaam is slechts een bedekking´. Een klein idee over een metafysische waarheid gaat heel vaak het hart van het kind binnen als een vonkje van vuur dat langzaam aanwakkert tot een vlam, een vlam die hem gedurende zijn hele leven zal leiden.

Dit is de periode in het leven van een kind waarin de opvoeder de trend van de mind van het kind dient uit te vinden en welke weg het in het leven zal nemen. Dit betekent niet welk beroep het uit zal oefenen of wat voor werk het zal gaan doen, men zou alleen moeten weten of het kind een literaire, een mechanische, een idealistische of een religieuze mindtrend heeft. En als de opvoeder dit eenmaal begrepen heeft is het beter het kind een gepaste impressie te geven. Wanneer een opvoeder bijvoorbeeld heeft ontdekt dat het kind een literaire mindtrend heeft en er een groot man een lezing geeft in de stad dan is het goed het kind daar mee naartoe te nemen. Als het er niets van begrijpt maakt dat niet uit. Laat het daar zijn, laat het kijken wat er gebeurt en die indruk zal het kind zijn gehele leven bijblijven; en misschien zal die impressie het kind helpen om te worden als degene die het heeft gezien.

Op de leeftijd van tien, elf en twaalf jaar is het kind erg nabootsend en als je de neiging van zijn mind kent en als je het een indruk geeft die het zou kunnen imiteren en die voor hem goed zou zijn om te imiteren dan betekent dit dat je het kind op de weg aan het zetten bent die naar zijn bestemming zal leiden. Het beste wat men in het leven van een kind kan doen is hem goede impressies te geven, hem prachtige persoonlijkheden en prachtige werken te laten zien. Niets in de wereld kan een kind meer helpen dan een goede impressie.

Men kan zich afvragen of men alleen zou moeten ontwikkelen wat de specifieke mindtrend van het kind is. Zou men hem ook niet een andere richting laten zien? Ja, maar voorzichtig. En vervolgens dient men te kijken of het kind er een neiging, een tendens toe heeft. Als een kind bijvoorbeeld er meer toe neigt om mechanicien te worden en als je hem dwingt een violist te worden dan zal dat uiteindelijk desastreus blijken. Het kind zal noch mechanicien noch violist zijn. Het is beter de neiging van de mind van het kind in acht te nemen.

Wat de cultivatie van verschillende kwaliteiten in het kind aangaat kan dit het met elk kind het best gedaan worden door hem zang en spel te leren en door hem gehoortraining en ritmische bewegingen te geven. Als een kind geneigd is te zingen dan is het beste voor hem om te zingen; maar als het kind niet geneigd is om te zingen maar het een instrument wil bespelen dan is het het beste om hem een instrument te geven om op te spelen. Welk instrument is het beste? Dat kan men niet zeggen. Maar er zou eerst een gemakkelijk instrument gegeven moeten worden; en als het kind later een ander instrument wil waar hij meer om geeft dan zou men hem dat instrument moeten geven.

In het geval van een meid is het beter dat zij ritmische bewegingen leert; in het geval van een jongen is het beter dat hij gymnastiek leert. Voor een meid dienen ritmische bewegingen hetzelfde doel en toch doen ze haar meidachtige karakteristieken geen kwaad. Voor de jongen voldoet gymnastiek en deze houden elk in hun eigen richting. De energie die een jongen zo rusteloos en ongemakkelijk maakt zal gebruikt worden in gymnastiek en dat zal balans van de mind voortbrengen.

Zou elk kind muziek moeten worden geleerd? Ja, op de eerste plaats is er geen kind dat niet geneigd is naar muziek; het is de volwassene die niet geneigd naar muziek raakt. Er is een Arabisch verhaal dat toen God de ziel opdroeg om het lichaam van klei binnen te gaan dat Hij had gemaakt, het eerste lichaam van de mens, de ziel weigerde het binnen te gaan. De ziel zei: ´Ik ben vrij om me in elke sfeer die ik maar wil te bewegen en ik heb de grenzeloze kracht en macht die ik van U ontvang; ik wil dit lichaam van klei niet binnengaan. Het lijkt me een gevangenis toe´. Toen vroeg God de engelen om op hun harpen te spelen; en de ziel begon bij het horen van deze muziek te dansen en raakten is extase. Zij ging zonder dat ze het wist het lichaam binnen en werd in deze gevangenis gevangen.

Derhalve komt er geen ziel op aarde zonder gevoel voor muziek. Slechts nadat zielen zijn verdicht nadat ze op aarde zijn gekomen verliezen ze dat gevoel. Maar wanneer iemand zijn interesse in muziek heeft verloren zou men moeten weten dat die persoon niet levend is; er is iets wat levend was in die persoon wat nu dood is.

Het is niet nodig dat elk kind opgevoed wordt om een musicus te worden, maar elementair onderricht van muziek is voor elk kind noodzakelijk. Dat zal hem in elk beroep helpen. Wat het ook doet een muzikale training zal hem helpen. En derhalve dient muzikale training niet beschouwd te worden als een tak of als een deel van educatie maar als het fundament voor het gehele leven van het kind.

iv (10-12 jaar, vervolg)

De tijd tussen de leeftijd van 10 en 12 jaar is de periode die een cyclus beëindigt, de eerste cyclus in het leven van elke ziel. Mystici beschouwen elke cyclus als twaalf jaar. Derhalve zijn deze drie laatste jaren van de eerste cyclus van zeer groot belang in het leven van het kind. Tijdens deze specifieke periode op de leeftijd van tien, elf en twaalf jaar, is hetgeen er geleerd wordt als de finisching touch die door een schilder wordt gegeven nadat hij een schilderij heeft gemaakt; en hierna begint er een nieuwe cyclus.

De tijd waarin kinderen voorbereid worden op de volgende cyclus is een zeer belangrijke periode. Als een kind tegen deze tijd niet onderricht is, niet gecorrigeerd is, niet de richting is gegeven die hij zou moeten nemen, dan zal het later in de tijd moeilijk zijn; want de belangrijkste periode is voorbij. Hoe meer de opvoeders hun verantwoordelijkheid begrijpen, hoe meer zij zich zullen realiseren dat wanneer op dat moment niet de dingen geleerd werden die geleerd zouden moeten zijn dat ze dan later nooit geleerd kunnen worden.

Meiden en jongens dienen de juiste richting gegeven te worden. Men kan hen niet beiden voortdrijven met dezelfde zweep. Een woord van ongenoegen bijvoorbeeld zal de jongen slechts aan de oppervlakte treffen en de meid in de diepte; en dat geldt net zo voor een woord van waardering. Bij de jongen zal het vaak het ene oor in en het andere oor uit gaan, terwijl de meid dat misschien het gehele leven bij zich houdt. Degenen die denken dat jongens en meiden beiden dezelfde richting op gestuurd kunnen worden zullen uiteindelijk ontdekken dat ze een grote fout hebben begaan. De psychologie van een jongen is totaal anders dan die van een meid en voor elk dient een speciale methode gebruikt te worden teneinde hen op te voeden.

Als de meid of de jongen een woord van bewondering of van blaam ontvangt, dient dat in andere woorden en op andere voorwaarden gegeven te worden; en men zou naar de meid toe zeer inschikkelijk moeten zijn, terwijl dat er voor een jongen niet zo veel toe doet. Vaak neemt een jongen een straf aan en na een half uur of zelfs voordat er een half uur is verstreken is hij die vergeten; en vaak herinnert een meid zich dat nog maandenlang; het raakt haar zeer diep. Bovendien zijn er bepaalde karakteristieken die er in de jongen ontwikkeld moeten worden en bepaalde karakteristieken die in een meid ontwikkeld moeten worden; en je kunt dat niet voor allebei deugden noemen. Bijvoorbeeld moed in de jongen en bescheidenheid in de meid; gezond verstand in de jongen, idealisme in de meid; verantwoordelijdheid in de jongen, plicht in de meid; God-ideaal in de jongen, religie in de meid; en ook nadenken in de jongen, consideratie in de meid.

Men kan zich afvragen waarom het noodzakelijk is de inherente kwaliteiten van jongens en meiden te ontwikkelen; waarom geen aandacht besteden aan hun tegengestelden? De reden is deze dat elke kwaliteit die inherent is in iemand wordt geboren omdat die kwaliteit zal leiden naar he doel van zijn leven. De leeuw bijvoorbeeld wordt de kwaliteit van de leeuw gegeven; dat is het doel, dat is zijn bestemming; en het hert bijvoorbeeld wordt de kwaliteit gegeven die benodigd is voor het doel van zijn leven. Maar als de leeuw de hertkwaliteit zou hebben en het hert de leeuwkwaliteit dan zouden zij geen van beide goed toegerust zijn om in de wereld te leven. Wat het hert is wordt getoond in zijn eigen kwaliteit, wat de leeuw is wordt getoond in zijn eigen kwaliteit. Men dient niet te denken dat het niet noodzakelijk is dat de andere kwaliteit naar de jongen of de meid toekomt; maar wat er ontwikkeld zou moeten worden is die specifieke kwaliteit en die andere kwaliteit zal vanzelf komen. Dat betekent niet dat een jongen niet die kwaliteiten dient te hebben waarvan gezegd wordt dat die bij een meid behoren. Als de jongen bijvoorbeeld zonder enig ideaal is is hij van geen nut; maar het ideaal zal komen; in de meid echter dient het geplant te worden, dient het ontwikkeld te worden.

De psychologie van de jongen en van de meid zorgt ervoor dat het noodzakelijk is bepaalde zaken aan de jongen te geven en bepaalde zaken aan de meid te geven; maar als ze zich ontwikkelen nemen ze elkaars kwaliteiten over; met ontwikkeling komt dat vanzelf. Balans is het beste, of dat nu in de jongen of in de meid is; en balans komt door tegengestelde kwaliteiten. De taak van de leraar is niet om balans te onderwijzen, de taak van de leraar is kwaliteiten te onderwijzen; het leven zal vanzelf balans teweegbrengen, zolang als jongens en meiden die specifieke kwaliteit geleerd wordt die bij hen hoort.

De vraag komt op hoe kinderen de verschillende eisen van het leven tegemoet dienen te treden, zoals thuis helpen, buiten helpen, vrienden ontmoeten, vreemden ontmoeten. Kinderen van tien, elf en twaalf dienen geen specifieke taak om in huis te doen gegeven te worden, maar tegelijkertijd zouden ze vertrouwd gemaakt moeten worden met de plichten van de huishouding en met het werk buitenshuis, zodat ze als ze opgroeien de verantwoordelijkheid en de plichten van hun opvoeders kunnen begrijpen en waarderen.

Kinderen zouden naar vrienden van de familie toe een respectvolle houding moeten hebben, dezelfde houding die ze naar hun eigen opvoeders of ouders hebben. Op een dag hoorde de Profeet zijn kinderen een bediende bij zijn naam noemen en de Profeet zei: ´Nee, kinderen, hij is ouder dan jullie. Noem hem oom´. Dit ideaal werd vanaf het begin geleerd opdat zij als ze opgroeiden meer vrienden naar zich toe zouden trekken, in plaats van vrienden van het huis te beledigen. Door een vriendelijke uitstraling en een respectvolle houding naar de vrienden van de familie te hebben laat het kind ook een mooie omgangsvorm van zich zien. En wanneer kinderen van dit leeftijd vreemden ontmoeten kunnen de vreemden uit de manier van de kinderen begrijpen tot welk huis, tot welke familie zij behoren, welke educatie, welke training hen is gegeven. Als ze brutaal, onnadenkend, nonchalant of slechtgemanierd zijn vertegenwoordigen zij hun familie op die manier. Het is derhalve de verantwoordelijkheid van de opvoeder om zijn kinderen zich bewust te laten worden van deze regels van het dagelijkse leven.

De periode tussen tien en twaalf is de periode waarin kinderen geleerd dient te worden om elke taak die hen wordt opgedragen uit te voeren, of het nu muziek, schilderen, tekenen of iets anders is. Dit is de tijd waarin ze dienen te leren zich te concentreren op die taak, bij die taak te blijven en hun mind niet te laten afleiden door iets buiten zichzelf; want later zal deze vaardigheid de fundering van spirituele ontwikkeling blijken.

En vervolgens komt er een meer delicatie kwestie en dat is dat ze aangaande hun voedsel, hun hobby´s, hun kleren niet te veel hun eigen zin krijgen; omdat dit niet de tijd is waarin ze erg veel over kleding of het eten dat ze eten of over iets dergelijks na zouden moeten denken; het is de tijd waarin ze zich daar totaal onbewust van zouden moeten zijn. Alles wat hun ook maar wordt gegeven zouden ze dankbaar, blij in ontvangst moeten nemen; de dagen van hobby en fantasie zal later komen. En als er geen aandacht wordt besteed aan die kant van de natuur van het kind dan zal het zich op onaangename wijze ontwikkelen en zal het later de vorm van een zeer ongewenste spirit aannemen.

Hoe kan dit worden gedaan? Dit zou moeten worden gedaan, niet door hen te corrigeren noch door hen regels op te leggen, maar door hen het plezier van tevredenheid bij te brengen; en de gedachte dient hen te worden opgedrukt dat dit de tijd is waarin zij hun mind dienen te richten op hun taak. Door zachtaardig leiding en vriendelijk advies zullen ze dat weldra begrijpen. Een opvoeder vertelde een meid die er nogal op gesteld was om in de spiegel te kijken: ´Er kunnen djinns door de spiegel heen gluren en je dient op je hoede te zijn voor hen; mensen die te veel in de spiegel kijken zullen djinns moeten ontmoeten´. En vanaf dat moment liet het kleine kind steeds minder die neiging zien. Men kan zich afvragen of er enig kwaad schuilt in het kijken in een spiegel. Ja; kijken in de spiegel maakt iemand bewust van zichzelf en zelfbewustzijn maakt iemand nerveus. En alle tragedie in het leven komt van zelfbewustzijn wanneer die culmineert in zelfmedelijden.

Het is een zeer delicate taak om het kind op te leiden zonder dat het in de gaten heeft dat het wordt opgeleid. Alles wat men onderricht dient op zodanige wijze te gebeuren dat het kind niet weet dat het een bepaalde regel of een bepaald principe opgelegd krijgt; dat is de manier om met het kind te werken. Met gelach, met glimlachen, met verhalen, met vriendelijke conversatie kunnen kinderen zaken verteld worden die zij zich altijd zullen herinneren; maar zodra ze gecorrigeerd worden en men hen een bepaald principe oplegt beginnen ze de last ervan te voelen.

Het moet in gedachten worden gehouden dat het leven een kans is en deze speciale periode van tien, elf en twaalf jaar is een uiterst mooie kans. Dit is de periode waarin kinderen alle kennis indrinken en assimileren, en die kennis groeit met hen mee in hun groei. De kennis van de verscheidene regels van het leven kan hen op een zeer milde vorm worden geleerd door verhalen te vertellen, omdat een verhaal een prachtig beeld van het leven geeft en ze toch de last van de lering niet voelen. Ze zijn geïnteresseerd; en heel vaak zullen de kinderen na het verhaal vragen: ´Wat betekent het, wat halen we hieruit?´ En als dat gebeurt dan zou men moeten weten dat men de grootste kans heeft om de spirit van het kind af te stemmen op de kennis en het bewustzijn waarop men het kind wenst af te stemmen.