De opvoeding van de peuter (tot 2 jaar)

i

Het kind kan niet vroeg genoeg in zijn leven opvoeding ontvangen. De ziel van het kind is als een fotografische plaat die nog nooit eerder is gebruikt en elke indruk die op die fotografische plaat valt, bedekt de plaat; iedere indruk die daarna komt heeft niet hetzelfde effect. En daardoor laten ouders of voogden de beste gelegenheid voorbij gaan wanneer zij de gelegenheid missen een kind in zijn vroegste jeugd te voorzien van indrukken.

In het Oosten bestaat er een bijgeloof dat het een ongewenst persoon niet moet worden toegestaan in de buurt van een kind te komen. Als de ouders of verwanten zien dat een bepaald iemand niet in de buurt van een kind zou moeten zijn, dan wordt die persoon gemeden, juist om de reden dat het kind als een fotografische plaat is. De ziel is negatief, volledig ontvankelijk en gevoelig voor elke invloed; en de eerste indruk die op een ziel valt vestigt zich erin.

Op de eerste plaats neemt het kind de spirit waarmee het is beïndrukt uit de engelsferen en uit de djinn-sferen mee naar de aarde; het heeft ook van de aarde eigenschappen van zowel zijn ouders als zijn families geërfd. Nadat het op aarde is gekomen komen de eerste indrukken die het kind ontvangt uit de omgeving, uit de buurt en van degenen die hem aanraken en die in zijn omgeving bewegen en werken; en nadat het op aarde is gekomen is de indruk zo sterk dat die vaak de indrukken die het kind van de hogere sferen heeft ontvangen en ook de erfenis van zijn ouders uitwist. Dit gebeurt omdat de mind die is gevormd uit de indrukken die het kind heeft meegebracht uit de hogere sferen nog niet positief is. Het is net als een pot klei die nog niet door het vuur is gegaan; het is nog niet ontwikkeld.

De eigenschappen die het kind heeft geërfd van zijn ouders zijn ook in dezelfde negatieve toestand; en zij worden vervolmaakt nadat het kind op aarde is gekomen. Daarom is de eerste indruk die op een kind valt des te sterker nadat het op aarde is gekomen. Het eerste proces bij het maken van aardewerk is om potten van klei te kneden en het tweede proces is om ze in het vuur te zetten. Wanneer ze in het vuur zijn gezet worden ze sterk, worden ze positief; voordat ze in het vuur worden gezet zijn ze negatief.

Op dezelfde manier is een fotografische plaat eerst negatief; nadat de plaat een bepaald proces heeft ondergaan wordt hij positief. En dat is het proces waardoor de ziel op vroege leeftijd gaat; zij gaat dan door een bepaalde ontwikkeling. Alles wat zij van de hogere sferen en van haar gezin heeft meegebracht wordt ontwikkeld, wordt positief of solide. Met andere woorden, zij wordt verdicht; omdat dat de tijd is waarop de spirit wordt gevormd en positief wordt. Als er in die tijd een ongewenste indruk op het kind is gevallen dan blijft die eerste indruk ondanks alle opvoeding die later wordt gegeven concreet en solide. Niets kan het uitwissen omdat de ziel op vroege leeftijd positief wordt.

In de opvoeding van het kind is de eerste regel die in acht moet worden genomen dat één persoon het moet opvoeden, niet iedereen in het gezin. Het is een grote fout wanneer iedereen in het gezin het kind probeert te trainen of er voor zorgt, omdat dat het kind afhoudt van het vormen van een karakter. Iedereen heeft zijn eigen invloed en elke invloed is anders dan de andere. Maar wat er meestal gebeurt is dat de ouders helemaal niet aan de opvoeding gedurende de eerste jaren denkt. Zij denken dat dat de leeftijd is waarop het kind een pop, een speeltje is; dat iedereen kan aanraken en waarmee iedereen kan spelen. Zij denken er niet aan dat dit het belangrijkste moment is in het leven van de ziel; dat die gelegenheid voor een ziel om zich te ontwikkelen nooit meer terugkomt.

Moet de vader of de moeder het kind opvoeden? De aandacht van een man wordt helemaal opgeëist door zijn werk; de moeder is geboren met een plichtsgevoel jegens het kind en daardoor heeft de moeder het eerste recht om het kind op te voeden. De moeder kan ook het kind gedurende de eerste dagen van zijn leven kalmeren omdat het kind een deel van de moeder is en daardoor is het ritme van de spirit van de moeder gelijk aan het ritme van de spirit van het kind. De ziel die van boven is gekomen wordt door de moeder ontvangen, grootgebracht en verzorgd; en daardoor is de moeder haar beste vriendin. Als er iets is dat de vader kan doen dan is dat de moeder of voogd te helpen het kind op te voeden. Als het kind op erg jonge leeftijd helemaal aan de zorg van de vader wordt overgelaten dan is er weinig hoop dat dit goed zou gaan; omdat een man zijn hele leven lang een kind blijft en de hulp die in het leven van een kind nodig is die van de moeder is. Desalniettemin komt er later in het leven van het kind een tijd waarin de invloed van de vader op gelijke wijze nodig is; maar die tijd is niet gedurende de eerste jaren. Zoals de Brahmin zegt, de eerste Goeroe is de moeder, de tweede Goeroe is de vader en de derde Goeroe is de leraar.

Die ene persoon die het kind aan de hand neemt teneinde het te trainen moet er eerst vriendschap mee sluiten. Er was een Mahzub, een heilige, in India die gewoonlijk tussen de olifanten leefde. Hij deelde zijn brood met hen en sliep bij hen in de buurt. Tegelijkertijd waren er mensen die waren aangenomen om voor de olifanten te zorgen. Zij hielden hen onder controle met hun prikstokken en met hun bevelen. Heel vaak luisteren de olifanten naar hen; maar wanneer een olifant kwaad was luisterde die niet en op zulke momenten werd er vaak een verzorger gedood. De olifant herkende de verzorger niet wanneer hij kwaad was. Maar deze heilige was met alle olifanten bevriend, met de boze, de kalme en met hen allemaal. Hij ging gewoonlijk dicht naar hen toe, gaf hen klopjes, keek hen aan, praatte met hen en sliep onbezorgd bij hen in de buurt; en toch raakten ze hem nooit aan.

Wat toont dit aan? Het toont aan dat er twee manieren van beheersing zijn. De ene is de manier van de overmeestering en de andere is de manier van bevriend zijn. Door de overmeestering zul je de wil van de persoon die je overmeestert verminderen; door bevriend te zijn zul je zijn wilskracht handhaven en tegelijkertijd helpen. In het ene geval maak je van die persoon een slaaf; in het andere geval maak je van die persoon een koning. Bij het trainen van een kind moet je in gedachten houden dat zijn mind-kracht, wat wilskracht betekent, niet verminderd dient te worden en toch dient een kind beheerst te worden.

Er zijn vijf verschillende onderwerpen waarin een kind in het eerste levensjaar in getraind moet worden: discipline, balans, concentratie, ethiek en ontspanning.

Wanneer de vriendschap met een kind eenmaal is gesloten dan is de verzorger in staat de aandacht van het kind te trekken en het kind zal dan op de verzorger reageren. En dat dient de eerste noodzakelijke voorwaarde te zijn; aan die voorwaarde moet eerst worden voldaan voordat aan de opvoeding wordt begonnen. Wanneer het kind eenmaal volledig begint te reageren op de verzorger kan discipline worden onderricht; maar niet door boosheid, door irritatie zoals een verzorger dat vaak doet; want een kind is vaak erg lastig, vaak koppiger dan menig volwassene en zeer moeilijk te beheersen.

De beste manier om een kind discipline bij te brengen is zonder irritatie, zonder drift of ergernis te laten zien de handeling voor hem te herhalen. Wanneer bijvoorbeeld het kind iets wil hebben wat hij niet mag hebben en de verzorger wil dat hij met een bepaald speeltje speelt. Dit speeltje moet dan constant in zijn handen worden gegeven; en wanneer hij het weggooit of wanneer hij huilt het weer aan hem te geven; en wanneer het kind er niet naar kijkt het weer aan hem te geven. Door dezelfde handeling te herhalen zul je het kind ertoe brengen om automatisch op jou te reageren en jou te gehoorzamen. Het is verkeerd wanneer de verzorger een kind wil beheersen en het discipline wil leren door het een bepaalde handeling op te dringen. Herhaling brengt discipline voort. Het vereist alleen geduld. Wanneer een kind bijvoorbeeld huilt om zijn eten of om iets anders wanneer het daar niet de tijd voor is dan dien je zijn aandacht naar iets anders te brengen, zelfs tegen zijn wens in. Herhaling is het beste.

Balans kan een kind onderricht worden door zijn ritme op het moment dat het door een bepaalde handeling is opgewonden tot een normale toestand terug te brengen. Wanneer het kind bijvoorbeeld zeer opgewonden is dan is het ritme van zijn handeling en beweging niet normaal. Door in de handen te klappen, door geratel of door op iets te kloppen kun je het ritme van het kind veranderen tot jouw eigen ritme; omdat elk geluid een kind aantrekt en een geluid dat in een bepaald ritme wordt gemaakt zijn ritme daarmee in overeenstemming zal brengen. Hoe opgewonden een kind ook mag zijn begin in het ritme van het kind geluid te maken en breng het dan terug naar een normaal ritme. Als een ratel of iets soortgelijks bijvoorbeeld eerst wordt bewogen in het ritme van het kind en vervolgens langzaam maar zeker naar een lager ritme wordt gebracht, komt het kind op natuurlijke wijze tot dat ritme. De opwinding zal afnemen; de hele toestand van de mind van het kind, de bloedcirculatie, de bewegingen, de uitdrukking, alles zal tot een normaal ritme veranderen.

Er zijn drie ritmes. Er is een ritme van passiviteit, waar het kind helemaal niet aktief is. Dat betekent dat het kind zich niet lekker voelt of dat er iets met hem mis is, iets wat niet zou moeten zijn. Er bestaat een tweede ritme waar het kind aktief is maar niet opgewonden; dit is het normale ritme. En er bestaat een derde ritme waar het kind opgewonden is. Deze opgewondenheid moet tot het tweede ritme gebracht worden waar het kind aktief is maar niet opgewonden. Dit kan worden teweeggebracht door het kind te geven waar het van houdt. Als het niet van het ene speeltje houdt, geef dan een ander; en als het daar niet van houdt, een ander en weer een ander. Doe op deze manier alles om zijn mind bezig te houden zodat het gedurende enige momenten zich tot een ding zal beperken.

De opgewondenheid van een kind is de verandering van het ritme; want het kind heeft geen controle over zijn eigen ritme. Het gaat steeds sneller en sneller totdat het huilt of lacht. En huilen of lachen is om het even. Aan de ene kant zal het kind lachen en aan de andere kant zal het kind huilen, omdat zijn ritme niet normaal is. Het kan slechts tot een normale toestand worden gebracht door de inspanning van de verzorger. Maar als je geagiteerd raakt, je het kind niet mag of als je boos bent op het kind, kun je hem niet helpen.

Moet je een kind afhouden van huilen? Het is beter de aandacht van een kind af te leiden dan om het te laten huilen, maar tegelijkertijd is het heel normaal voor een kind om af en toe te huilen. Als het kind niet huilt betekent dat dat er iets in hem ontbreekt, dat het kind niet normaal is. Je moet discretie betrachten bij hoeveel je het kind toestaat te huilen en wanneer je het stopt. Je kunt hem toestaan tot een bepaald ritme te gaan; wanneer hij dat ritme heeft bereikt dan moet hij niet langer huilen; dat is het moment om hem te stoppen. Maar wanneer een moeder, geërgerd door het kind, zijn huilen stopt zodra hij begint dan heeft dat een slecht effect op zijn zenuwstelsel. En erg vaak zal de verzorger het kind in de wieg of ergens anders neerleggen om in zijn eentje te huilen. Maar dat betekent dat je hem in hetzelfde ritme laat en dat helpt niet. Op die manier zal het kind zich steeds slechter gaan voelen en elke dag steeds zenuwachtiger worden.

En nu wat de concentratie van het kind betreft. Speeltjes met verschillende kleuren, vruchten, bloemen, dingen die een kind aantrekken moeten in zijn aandacht worden gebracht, wat er ook maar het meest aantrekt; en dan moet je proberen zijn aandacht te trekken voor dat speciale object, hem ermee laten spelen, hem ernaar laten kijken, hem er geïnteresseerd in laten zijn. Op deze manier kan de verzorger in het kind de vaardigheid van concentratie ontwikkelen, die van het grootste belang zal zijn als hij volwassen is. Als deze vaardigheid niet wordt ontwikkeld, zal het voor het kind wanneer hij volwassen is geworden moeilijk zijn zich te concentreren. Bovendien breng je een grotere interesse in het leven van het kind wanneer hij zich begint te concentreren. En het kind concentreert zich zonder dat hij dat weet. Geef hem elk mooi ding waar hij zich mee kan amuseren en als hij het leuk gaat vinden, als hij erdoor wordt geabsorbeerd zal het kind zich er op een natuurlijke wijze op concentreren. Het is goed voor het kind, voor de ziel en voor zijn lichaam, omdat concentratie alle kracht is die er is.

Met betrekking tot ethiek: dit belangrijke woord wordt hier gebruikt, maar in werkelijkheid is de grootste ethiek of moraal die je tijdens je leven kunt leren vriendelijkheid, die culmineert in edelmoedigheid; en je kunt niet vroeg genoeg beginnen om dit zaadje van moraal in het kind te cultiveren. Wanneer je iets aan het kind geeft wat het leuk vindt en je vriendelijk, op sympathieke wijze en met liefde het kind vraagt het aan jou te geven, dan werkt dat het gevoel van geven in de hand en tegelijkertijd het gevoel van vriendelijkheid. Het kind is zeer vaak niet bereid te geven, maar dat betekent dat hij getraind moet worden om dit wel te doen. Je hoeft het niet uit zijn handen te grissen, maar door geduld en door het herhalen van je wens om het object aan jou te geven, zal het kind het uiteindelijk geven. Als het kind van nature erg vasthoudend is, kan het zijn dat hij de eerste drie of vier keer zal weigeren, maar uiteindelijke zal hij het aan je geven; en op deze manier wordt hem de essentie van de moraal bijgebracht.

Moet je het kind leren dat er bepaalde dingen zijn die van hem zijn en dat er andere dingen zijn die niet bij hem horen? Alles wat het kind ziet, iedereen tot wie hij behoort, dat behoort aan het kind en het behoort aan hem als zijn geboorterecht. Hij is nog niet ontwaakt tot deze wereld van beperkingen, van scheidingen. Alles wat er is behoort tot hem; het behoort werkelijk tot het kind. Het is ons bewustzijn van dualiteit dat ons arm maakt. Het kind is rijk, rijker dan iedereen in de gehele wereld. Het kind heeft de rijkdom van God; omdat, zoals alles tot God behoort zo ook alles tot het kind behoort. En daardoor is er geen wens van de kant van het kind om iets te bezitten: het kind bezit alles. Het is ervaren van de wereld dat het kind als het groeit de wens te bezitten geeft, omdat hij dan beperkt wordt; dan zijn er dingen die aan anderen behoren en bepaalde dingen die aan het kind behoren en dit betekent beperking.

Soms denkt men: `Is het ergens niet verkeerd een persoon vrijgevig te maken in deze verwrongen wereld, waar iedereen alles van een ander die hij ziet wil weggraaien? En vooral de eenvoudige mensen die vrijgevig zijn, die edelmoedig zijn, zij zijn degenen die niet nemen, maar anderen wel´. Het antwoord is dat een zelfzuchtig iemand zijn eigen vijand is. Hij denkt dat zelfzuchtigheid zich loont, maar zijn eigen handeling werkt tegen hem. Het kan lijken dat het hem succes oplevert. Door zelfzuchtigheid kan hij rijkdom vergaren of door een vasthoudende eigenschap een positie, rang of iets anders handhaven; maar tegelijkertijd is hij zijn eigen object aan het dwarsbomen, maakt hij zichzelf zwak. Bovendien zal iemand uiteindelijk, wat ook zijn ervaring moge zijn, tot het besef komen dat de wereld wegrent van degenen die hem achternalopen en dat de wereld degenen volgt die hun rug naar hem hebben toegekeerd. De spirit van alle zeden en ethiek is vriendelijkheid, leren op te offeren en leren dienen; en die laatste les kan het eerst aan het kind worden gegeven.

Tenslotte komen we bij ontspanning. Het kind kan erg lastig voor de verzorger en anderen worden als het niet op een juiste wijze ontspanning heeft geleerd. Maar ontspanning wordt veel sneller door een kind geleerd dan door een volwassen persoon. Je hoeft het kind alleen maar in een regelmatig ritme te brengen, hem een kalme en rustige omgeving te bieden, hem in een comfortabele positie te brengen, hem te aaien om zijn zenuwstelsel de weg vrij te maken om te rusten, terwijl je hem met sympathie en met het idee van slapen gaan in de ogen kijkt en zo door je eigen gedachten, gevoel en atmosfeer een rustige en vredige atmosfeer voor het kind voortbrengt zodat het ontspanning ervaart.

Het is erg belangrijk om deze vijf verschillende onderwerpen in de vroege jeugd te onderrichten. Daarnaast moet er regelmaat bij alles wat het kind betreft in acht worden genomen. In zijn voedsel, in zijn slaap, in alles moet er regelmaat zijn, omdat de natuur ritmisch is. De vier seizoenen komen regelmatig; de opkomst en ondergang van de zon het wassen en afnemen van de maan, dit alles toont aan dat de natuur ritmisch is. Door de regels van regelmaat met een kind in acht te nemen kun je een fundament voor een ziel bouwen om succesvol op te groeien.

ii

Terwijl het kind wordt verzorgd door zijn eigen moeder wordt de hartkwaliteit in hem gevormd; en van die kwaliteit zal het gevoel van het kind gedurende zijn gehele leven afhankelijk zijn. Omdat ze dit niet begrijpen hebben mensen tegenwoordig andere methoden om een kind te voeden; en hierdoor stompen die spirit van de erfenis en de vele verdiensten en kwaliteiten die het kind dient te ontwikkelen af. Mechanisch voedsel wordt er bereid en het hart van het kind wordt mechanisch als het opgroeit. Een Moghul was ooit zeer verbaasd toen hij zag dat zijn zoon bang was van het geluid van een pistool en hij zei tegen zijn dienaar: ´Ik kan niet begrijpen hoe een kind van mijn gezin zo´n eigenschap vertoont´. De wijze dienaar zei: ´Wanneer u zou informeren hoe het kind is opgevoed, zult u ontdekken dat hij niet door zijn moeder is opgevoed´.

Net als het vlees van verschillende dieren door het karakter van elk van die dieren wordt beïnvloed, zo neemt men bij alles wat men eet deel aan de spirit ervan. Een kind is voorbestemd om de kwaliteiten van zijn moeder in de vorm van voedsel te ontvangen; en deze kwaliteiten worden de bevruchters voor de ontwikkeling van zijn hart. Voedsel dat is bereid uit het sap van vruchten of vlees en wordt bewaard in flessen of in blikken vormen wanneer zij aan jonge kinderen worden gegeven onwenselijke atomen en zijn er de oorzaak van dat kinderen elke dag dikker worden. Als de moeder niet zelf in staat is voor het kind te zorgen, dan is het het beste om een verpleegster te vinden. En die verpleegster moet niet alleen vanuit het oogpunt van de gezondheid worden beschouwd zoals velen doen, maar ook vanuit het oogpunt van het karakter. Ze moet van alle kanten worden bekeken.

Wanneer de tanden bij het kind doorkomen dan ontwikkelt zich de mind; dat is de tijd van de ontwikkeling van de mind. Door een kind nauwlettend in de gaten te houden wanneer hij opgroeit zul je ontdekken dat op de dag dat zijn tanden door beginnen te komen de uitdrukking in zijn ogen verandert; een mind wordt geboren, een gedachte wordt geschapen. Vanaf die tijd begint het dingen op te merken en begint hij te denken. Het doorkomen van de tanden is slechts een uiterlijke manifestatie; het innerlijke proces is dat de mind zich aan het vormen is. Daarom is het een zeer belangrijke tijd in het leven van een kind. Want wat is de mind? De mind is de wereld. Het kind is op dat moment de wereld aan het vormen waarin hij zal leven.

Het moment dat het kind begint op te staan en te lopen is het moment dat de kracht zich in hem manifesteert. Enthousiasme, moed, de kracht om te verduren, de kracht van geduld, de kracht om door te zetten, al deze krachten komen in die tijd; het is de tijd waarop er kracht aan het kind wordt verleend. En het moment waarop het kind begint te spreken is het moment dat zijn spirit zich heeft gevormd, dat de mind verbonden is met de ziel en verbonden is met het lichaam; de gehele spirit is op dat moment gemaakt.

Van dat ogenblik af zou het kind als een individu gezien moeten worden. Het is een klein individu wat dan in zichzelf de essentie van alles en alle dingen in de wereld begint te hebben; want in elke ziel bevindt zich een sprankje van elk object dat en van elke kwaliteit die in het universum bestaat. En dus heeft op dit moment wanneer de spirit voltooid is, de essentie van alle verschillende kwaliteiten en verdiensten en van de objecten die in de wereld bestaan zich als een sprankje in het kind gevormd.

Het is voor een moeder daarom de beste manier om haar kind op te voeden door zichzelf op te voeden. De kalmte, de rust, de tederheid, de zachtheid, alles wat de moeder in haar aard tijdens de tijd dat zij het kind verzorgt cultiveert, zal het kind als een les in zijn wieg ontvangen. De hartkwaliteiten zijn de meest basale kwaliteiten die de mens heeft; hersenkwaliteiten komen later; en het zijn de hartkwaliteiten die de basis van het gehele leven vormen. In die speciale tijd ontwikkelen zich kwaliteiten als vriendelijkheid, sympathie, affectie, tederheid, zachtheid, mildheid en ook in die tijd wordt het kind regelmaat geleerd, wanneer het kind zijn eerste les in punctueel zijn, leert. Onbewust leert hij een ritme. Hij weet op welke tijd hij wordt gevoed. Hij heeft geen klok nodig om op te kijken; hij kent zijn tijd van rust, hij kent zijn tijd van gevoed worden. En door ritme in de mind van het kind te introduceren zet je hem op de weg van de perfectie.

Moeders die kwaad worden op een kind, die het opzij duwen en zeggen: ´Laat hem maar even huilen´, en ander werk belangrijker vinden weten niet wat ze missen. Het kind aanraken is de grootste gelegenheid. En zelfs als ze het met de grootste opoffering doen is het de moeite waard; omdat als een kind er eenmaal aan gewend is om door de moeder genegeerd te worden er zijn hele leven lang een indruk van een pijnlijke plek in het diepste van zijn wezen zal zijn; en wanneer iemand opgroeit zal hij dat onbewust voelen en zal hij boos zijn op en ontevreden zijn over iedereen die hij tegenkomt. Wanneer je een kind altijd maar voedt en altijd maar laat slapen dan houdt dat hem af van een gepast, regelmatig ritme en verhindert dat de vooruitgang in het leven. Want de vroege jeugd is de eerste stap op het pad van vooruitgang.

Wanneer de mind van een kind bezig is zich te vormen, wanneer de tanden aan het doorkomen zijn, geven mensen hem af en toe een ratel of iets van rubber om in zijn mond te stoppen. Vanuit een psychologisch gezichtspunt is dit hoogst onwenselijk, omdat het niet beantwoordt aan het doel van de mond. De mond is er om te eten. Fysiek is het niet goed voor zijn zenuwen en zijn tandvlees en psychologisch heeft het geen enkel nut. Op dezelfde manier is alles wat aan een kind van die leeftijd wordt gegeven en geen bepaald doel dient iets verkeerds om te geven. Een kind moet niet voor de gek worden gehouden, zelfs niet in zijn vroege jeugd, door een object dat geen enkel doel dient. Zelfs van de vroege jeugd af moet elk object dat aan het kind wordt gegeven hem inspireren met zijn nut. Een object dat geen nut heeft, dat geen doel dient, verhindert de vooruitgang van het kind.

Het moment dat een kind opstaat en loopt is een moment dat met de grootste interesse en scherpheid in de gaten gehouden moet worden. Dit is het moment waarop de krachten gemanifesteerd worden; en als deze krachten gebruikt worden en naar iets worden gericht, naar een doos of een bakje, of naar iets wat niet inspirerend is, wat niets aan het kind teruggeeft, dan stompen deze krachten bij elke poging die het kind maakt om vooruit te gaan af. Dan is het het beste om het kind naar zich toe te roepen, om de sympathie en de aandacht van het kind te winnen. Dit trekt het kind aan en geeft hem nieuw leven. Alles wat men met een kind doet dient een doel te hebben. Anders zal zijn hele leven doelloos zijn. Er zijn er velen die nadat ze volwassen zijn geworden niet een bepaald doel in hun leven kunnen voltooien. Erg vaak is de reden hiervoor dat zij vanuit hun jeugd, toen deze krachten aan het opkomen waren, niet naar een doel zijn geleid. Het maakt niet uit of er een snoepje, een vrucht of een bloem neer was gelegd; als het kind opdracht was gegeven dat te brengen, dan is er een doel. Maar wanneer een kind opdracht is gegeven naar een doos te gaan, of naar de muur of de deur, waar niets te halen valt, dan is de poging die onbewust omhoog is gekomen verloren.

Het begin van het leven van iemand is van veel groter belang dan het latere deel, omdat in de jeugd de weg voor hem wordt bereid om vooruit in het leven te gaan. En wie bereidt die weg? Dat is de verzorger van het kind. Als die weg niet wordt bereid en de verzorger is in slaap dan heeft het kind grote problemen als het volwassen wordt. Opvoeding op school en op de universiteit komt later; maar de opvoeding van het grootste belang in het leven van een ziel komt in haar jeugd.

Nu is er een symboliek in de handelingen van het kind. Als het kind rechttoe rechtaan op iets aanstevent dan toont dat rechtlijnigheid in zijn aard aan. Als het kind wankel is dan toont hij een gebrek aan wilskracht. Als het kind naar een kant gaat en daar staat en vervolgens naar een andere kant en weer een andere kant en vervolgens terugloopt toont dit aan dat er een angst, een twijfel is en dat de mind niet helder is. Als zijn mind helder zou zijn, zou het kind rechttoe rechtaan gaan. Als hij onderweg stopt dan is hij een hindernis voor zichzelf in zijn toekomstig leven.

Als het kind rent en een bepaalde plaats bereikt is hij impulsief en avontuurlijk; hij zal in iets duiken wanneer hij volwassen is. Maar als een kind zodra hij begint te lopen een gepast ritme aanneemt en een gewenste plek bereikt dan is dat kind zeer veelbelovend. Hij toont de gerichtheid van een doel en balans door het ritme van zijn loop. Een kind dat begint te lopen en dat niet naar de verzorger kijkt maar alleen maar is geïnteresseerd in wat hij voor zich ziet zal onverschillig zijn als hij volwassen wordt; maar een kind dat nadat hij naar een plek is gegaan weer aangetrokken wordt door de verzorger toont de hartkwaliteit. Hij zal een liefhebbende ziel zijn.

Moet men gymnastiek met een kind doen? Nee, een kind is veel te jong voor gymnastiek. Maar elke handeling die kan worden geleerd teneinde een ritme, balans, discipline, concentratie en een affektief gevoel voort te brengen werkt naar het opbouwen van zijn toekomst; en dus is de eerste opvoeding de basis van zijn karakter.

Door te zeggen dat een persoon en niet verschillende personen het kind zouden moeten trainen wil men niet zeggen dat het kind van anderen weggehouden zou moeten worden. Anderen kunnen het kind ongetwijfeld voor een tijdje onderhouden; zij kunnen het ontmoeten, aanbidden, ervan houden; maar slechts voor een korte tijd. Als vier of vijf mensen het tegelijkertijd aanraken dan zal het karakter van het kind niet beslist worden; hij zal noch het een noch het ander worden. Als dezelfde verzorger altijd over het kind waakt dan zal dit altijd weldadig zijn of het kind nu wel of niet bij anderen is.

Wanneer het kind de leeftijd van drie of vier jaar bereikt, is het zeer weldadig om hem een moment van stilte te leren. Maar iemand zou kunnen vragen: ´Hoe kan een stilte worden onderricht?´ Een stilte kan worden onderricht door de aandacht van het kind heel scherp te trekken en dit kan worden gedaan door ritme. Wanneer je een bepaald geluid maakt door in je handen te klappen of door een ritme te slaan en wanneer je de aandacht van het kind volledig trekt dan kun je het kind wanneer je het een tijdje inactief wilt laten zijn, het even in een inactieve omstandigheid vasthouden; en dat kan veel goeds doen. Het zou een soort religieuze of esoterische opvoeding kunnen worden van de jeugd af aan. Als een kind zijn ogen kan afhouden van knipperen, en zijn adem en de beweging van zijn handen en benen een ogenblik kan tegenhouden, verricht het zelfs op deze leeftijd een meditatie.

Bovendien zou je als het kind klanken begint te uiten zoals ba, pa, ma, boo, goo dit niet lichtvaardig op dienen te nemen of als iets wat geen betekenis heeft; je moet beseffen dat elk van die klanken een nieuwe les is die het kind van de wereld heeft geleerd, en je zou groot belang aan dat woord moeten hechten omdat het het eerste woord is en dat is een goddelijk woord. De beste manier om een kind de betekenis van die woorden en klanken te leren is om met hem diezelfde klanken te herhalen, om het kind telkens weer hetzelfde woord te laten horen en hem geïnteresseerd te laten raken in wat hij zegt; en vervolgens zijn aandacht te brengen naar objecten en mensen met die naam. Op deze manier zijn woorden als ma en pa tot leven gekomen. Het is niet zo dat iemand anders deze namen heeft gegeven; het kind heeft die aan zijn vader en moeder gegeven. Anderen hebben aan die namen toegevoegd en ze mater, mader, mother gemaakt, maar het begon met ma en pa. Het is een natuurlijk woord, het is uit de diepte van de mind van het kind gekomen; het is een goddelijk woord. Zijn oorsprong is een goddelijke oorsprong.

Een woord als ´mammie´ is het derde woord en is voortgebracht met de hulp van de verzorger. Het eerste woord is ma, het tweede woord is mama en het derde woord is mammie; mama is uitgebreid tot mammie. Net zoals als modes in kleding zijn, zo zijn er modes in woorden. Mensen houden ervan bepaalde woorden een tijdje te gebruiken en vervolgens wordt het een mode.

Je kunt het kind helpen door verschillende woorden met hem te herhalen en door de betekenis ervan uit te leggen in plaats van hem een woord op te dringen dat hij moet herhalen. Je bederft het oor van het kind op die manier. De Nawab van Rampur uitte eens een wens aan de hoofdmusicus van zijn hof om zelf muziek te leren en de meester zei: ´Ik zal U muziek leren op een voorwaarde en dat is dat U niet naar elke muziek luistert die op Uw weg komt. Wanneer slechte muziek wordt gehoord bederft het oor; en dan kunt U geen onderscheid maken tussen goede en slechte muziek´.

Zo is het ook met het kind. Het kind zegt pa en de moeder zegt blad. Het kind zegt iets en de verzorger zegt iets anders. Er is geen harmonie en er wordt geen doel bereikt. Het kind is niet in staat om blad te zeggen; hij is begonnen met het zeggen van pa. Zijn eigen intuïtie heeft hem geleid en het is beter om met de natuur mee te gaan en een kind zijn licht op te laten steken bij elk woord wat hij zegt, door hem iets te tonen wat met dat geluid samenhangt. Op deze wijze wordt het kind geholpen om te spreken. En dan belooft hij, wanneer hij leert spreken op een natuurlijke wijze, dat hij op zekere dag vanuit zijn intuïtie zal spreken.

De wil heeft het kind naar de aarde gebracht, want anders zou het niet zijn gekomen. Hij komt door zijn eigen vrije wil en hij blijft door zijn eigen vrije wil. De wil is als de stoom die een machine voorwaarts laat lopen. Als een kind achteruit wil gaan dan hangt dat af van zijn wens. Het is altijd door de wil van de ziel. En daardoor zie je in het kind de wil in de vorm waarin hij is gekomen. Maar vaak wordt de wil tijdens de jeugd gebroken en dan zal hij het hele leven lang gebroken blijven. Als de ouders in de jeugd er goed voor zorgen dat de wil niet wordt gebroken dan zal de wil zich in wonderen manifesteren. Het kind zou dan wonderlijke dingen in zijn leven doen wanneer zijn wil onderhouden wordt, wanneer hij wordt gekoesterd.

iii

Het kind dat op aarde wordt geboren brengt de sfeer van de hemel met zich mee. In zijn uitdrukking, in zijn glimlachen zelfs in zijn gehuil hoor je de melodie van de hemelen. Het Soefi-gezichtspunt is dat een kind een banneling van de hemel is en daarom is zijn eerste uitdrukking op aarde huilen. Een ziel die van boven komt voelt zich ongemakkelijk op deze dichte aarde. Deze atmosfeer is vreemd en niet vrij; het een gevoel van verbanning doet de ziel huilen, een gevoel van afschuw, van panische angst voor deze wereld van smart.

Wanneer een kind naar de aarde komt zonder te huilen duidt dat op een abnormaliteit. Het kind is behoorlijk abnormaal en het zal niet de volle ontwikkeling hebben omdat de nieuwe sfeer hem niet heeft geraakt; met andere woorden, hij is niet helemaal wakker voor de nieuwe sfeer. Breng een wakker iemand naar hier en hij zal kijken naar wat er gaande is; breng een dronken iemand hier en hij zal hier in bedwelming zitten. Hij weet niet wat er gaande is, hij is zich niet bewust van de omgeving, hij geeft er niets om. En zo is het ook met een kind. Het komt bijna niet voor dat een kind niet huilt; maar als dat wel het geval is dan is er iets mis. Waarom wordt de ziel zo door de aarde aangetrokken? Zij wordt door de aarde aangetrokken omdat zij aan de aarde is gebonden. Het is de passie van de ziel om zich te manifesteren; zij drukt slechts haar passie uit.

Voordat het kind naar de wereld kwam had hij ook opvoeders, een of meerdere opvoeders. Hij had eerst opvoeders in de djinn-sfeer, de bewoners van die sfeer en degenen die teruggingen ontmoetten hem in de djinn-sfeer. De ouderen in de engelensfeer verstrekken hun ervaring, hun leven, hun gevoel aan een nieuwe ziel die verder op de reis gaat. Hiervandaan brengt het kind het gevoel van bewonderen van schoonheid, het gevoel van liefde voor harmonie, onschuld en de diepte van gevoelens met zich mee. Vervolgens ontmoette hij andere leraren in de djinn-sfeer en hij was door de engelensfeer naar deze leraren gestuurd; omdat hij overeenkomstig zijn band met de engelensfeer een bepaalde route, een bepaalde richting diende te nemen. De eerste instructeurs in het leven van een kind hebben de invloed om zijn doel in de djinn-sfeer te richten en te bepalen.

´Kan de ziel haar instructeur in de engelensfeer en in de djinn-sfeer kiezen of is zij hulpeloos voor een ieder die naar haar toe wordt getrokken? Er is altijd vrije wil en het gebrek daaraan is er in alle sferen. Als we naar het midden van een stad gaan zijn er sommige dingen die we doelbewust willen zien; we zoeken ernaar. Tegelijkertijd zijn er ook veel dingen die onze aandacht trekken zonder enige intentie van onze kant. Op dezelfde manier wordt de ziel wanneer zij arriveert aangetrokken door dingen en wezens waar zij niet de bedoeling bij had om er door te worden aangetrokken en tegelijkertijd heeft zij haar keuze; zij heeft beide.

De ervaringen van het kind voor zijn geboorte in de hogere sferen worden niet door de sterren bepaald zoals wij begrijpen vanuit het gezichtspunt van de astrologie; vanaf de tijd dat hij op aarde komt begint zijn band met de sterren. Maar tegelijkertijd zijn er andere factoren die in hoge mate het lot van de ziel bepalen.

In de djinn-sfeer ontvangt de ziel instructies van de bewoners van die sfeer en ook van degenen die net van de aarde zijn vertrokken hevig verlangend het kind hun ervaring, kennis en al wat zij nog bij zich hebben van de aarde te geven. Zij zouden hem zelfs wat zij op aarde hebben bezeten willen geven maar het is niemand toegestaan iets wat hij hier heeft verzameld mee te nemen naar een andere sfeer. Alles wat in deze sfeer tot iemand behoort moet hij achterlaten opdat hij vrij is en opdat hem wordt toegestaan de hogere sferen binnen te gaan. En daarom bezitten zij wat ze hebben verzameld in die sferen terwijl zij op aarde waren. Dat is alles wat ze hebben, gedachten, indrukken, gevoelens, ervaringen, kennis die ze hebben vergaard. Dat alles is zogezegd een verzameling die een persoon in de hogere sferen maakt, maar het is niet iets wat bij een bank in bewaring kan worden gegeven. Dus wanneer iemand aan de aarde heeft gelaten wat hij op aarde heeft verzameld gaat hij verder met slechts dat bezit wat hij in bewaring heeft gegeven aan of heeft verzameld in de hogere sferen zonder dat hij het weet. Erg weinig mensen weten dat zij terwijl zij in de aardsfeer leven zij iets aan het verzamelen zijn in de hogere sferen. Ze leven op hetzelfde moment in de hogere sferen, maar zij weten dit niet.

Met deze erfenis en met deze kennis en instructie die het kind van een of velen heeft ontvangen komt hij naar de aarde. Men kan tegenwerpen dat een kind geen teken of enige kennis van de aarde of van de hemelen vertoont; het vertoont geen teken van de engelenwereld of van de wereld van de djinns. Zij weten niet dat een kind indrukken van menselijke wezens veel beter kan waarnemen en ontvangen dan volwassenen. Het kind voelt meteen de juiste persoon; en soms neemt hij meer waar dan een volwassene. Bovendien denken wij volwassenen dat ze muziek waarderen, maar als wij het gevoel dat een kind heeft meegebracht om muziek en ritme te waarderen, dan zouden we nooit opgeven over de kennis van muziek. Het kind is zelf muziek. In de wieg beweegt hij zijn kleine armen en benen in een bepaald ritme. En wanneer onze muziek de oren van een kind beroert is het van het laagte kaliber vergeleken met de muziek waaraan hij is gewend.

Tegelijkertijd begint hij zijn armen en benen te bewegen op het ritme van de dichte muziek. We kunnen geloven dat we de mooiste muziek hebben, maar voor een kind is dat de dichtste muziek; hij is gewend aan veel fijnere muziek dan wij kunnen bevatten. Hij verlangt ernaar, hij ziet er naar uit; en wat wij geven is een substituur dat hem niet bevredigt. Hij probeert er een ogenblik naar te luisteren, hij probeert ervan te genieten, om er van te houden; maar tegelijkertijd voelt hij zich niet op zijn gemak, hij draait zich om en wil weg gaan. Hij probeert slechts een moment er van te genieten, terwijl hij denkt dat het iets is wat bij zijn land hoort, waarmee de hemelen worden bedoeld; en dan vindt hij uit: nee, het is vreemd. Dat is de enige reden waarom een kind midden in een concert zal huilen; als dat niet zo zou zijn dan zou het kind er meer dan ieder ander van genieten.

Het duurt even voordat een kind gewend is aan het leven op aarde. En waardoor raakt het gewend aan het leven op aarde? Door kleur. Kleur is wat de grootste aantrekkingkracht heeft, en vervolgens geluid. Wanneer hij gewend raakt aan het dichte geluid en de dichte kleuren dan zal hij geleidelijk aan zijn hemelse attributen verliezen. En wanneer zijn eerste wens is om van een engel als een dier te gaan lopen, wanneer hij begint te kruipen, dan begint hij aan zijn aardse leven; maar daarvoor was hij een engel. De peutertijd is engelachtig; het is niet de djinn-tijd, het is de engeltijd.

De vroegste jeugd kan ingedeeld worden in drie delen: de eerste drie jaar zijn de echte jeugd. Het eerste jaar is het meest engelachtig; het tweede jaar is er een kleine schaduw van de djinn-sfeer; en het derde jaar begint hij de aardse invloed te manifesteren, de invloed van deze wereld. Dus een kind wordt in zijn derde jaar werelds.

Hoe komt het dat een kind dat zich nog steeds bewust is van de engelsferen van origine geen gevoel voor vriendelijkheid heeft? De engelen zijn niet verplicht om vriendelijk te zijn. Ze zijn de vriendelijkheid zelve, maar die engelvriendelijkheid moet hier wakker worden gemaakt. Vriendelijkheid en wreedheid worden geleerd nadat men hier is gekomen; wanneer het kind komt komt het met alleen maar liefde. Al het andere wordt hier geleerd. En als de verzorgers dit wisten zouden zij het kind veel beter kunnen helpen. Er zijn veel kwaliteiten die een ziel van de hogere sferen heeft meegebracht, maar deze kwaliteiten blijven onontwikkeld als zij begraven blijven, als hun niet de kans wordt gegeven zich te ontwikkelen. Dus als vriendelijkheid niet de kans heeft gekregen zich in het kind te ontwikkelen dan zal de vriendelijkheid zijn hele leven lang begraven blijven in het diepst van zijn hart, en hij zal het niet weten.

Ouders denken soms dat het van slechte gewoonten getuigt wanneer een kind zijn hand in mijn mond stopt en daarom geven zij hem iets gemaakt van hout of rubber of van iets anders. Dat verhindert heel erg zijn voortgang in het leven, omdat elke ziel geboren wordt om het ideaal om onafhankelijk te zijn te bereiken. Een kind probeert vanaf het begin zijn hand in zijn mond te stoppen wanneer die mond iets wenst; en de ouders geven het, teneinde goede manieren te bewerkstelligen, iets anders en maken het kind daardoor meer gekunsteld. Wanneer zij hem over zouden laten aan zijn natuurlijke neiging dan zouden zij hem helpen te groeien, zouden zij zijn voortgang naar een hoger ideaal helpen. Wat zijn de heiligen, wijzen, ingewijden en mystici aan het doen tijdens hun tijd van spirituel bereiking? Zij schakelen alles in hun leven uit wat hen afhankelijk maakt van dingen in de buitenwereld. Zij eten met hun handen; in plaats van borden gebruiken ze bladeren; en alles wat ze doen toont aan dat ze onafhankelijk willen worden.

Met onafhankelijkheid wordt zichzelf genoeg zijn bedoeld: dat wat zij van hun eigen zelf kunnen krijgen moeten zij niet buiten zich zoeken. Dat is het hoofdprincipe van degenen die streven naar zelfbereiking, omdat het het middel is om de zorgen, problemen en perikelen van dit leven te boven te komen. Men ziet in het leven van de ingewijden een constant streven om zich zo onafhankelijk mogelijk van uiterlijke dingen te maken. Aan de andere kant vindt men het vooruitgang als men dagelijks steeds afhankelijker van anderen wordt. Elke stap die we zetten is in de richting van afhankelijkheid; en hoe afhankelijker we van anderen zijn, hoe meer we denken dat we vooruitgaan. Op het eind komen we in een fase waarin we voor hetgeen de ziel nodig heeft, voor hetgeen de mind nodig heeft, voor hetgeen het lichaam nodig heeft, wij van anderen afhankelijk zijn. En terwijl we hier niet van op de hoogte zijn leren we het kind om iets anders dan zijn kleine hand in zijn mond te stoppen. In werkelijkheid is het natuurlijk voor een kind om zijn hand in zijn mond te stoppen; en dat is het puurste en schoonste speeltje dat het kan hebben om mee te spelen.

De Koran zegt dat er een tijd voor alles is. En dus is er een tijd, een dag, een uur, een moment vastgelegd voor het kind om zijn houding te veranderen: om te leren zitten, te leren staan, te leren lopen. Maar wanneer de ouders, die heel graag willen dat het kind staat, zit of loopt, het kind helpen, dan zal het kind dat voor zijn tijd doen en dat werkt tegen zijn ontwikkeling in; het begint niet alleen te zitten, te staan en te lopen; er zit een veel grotere betekenis achter. Er zijn verschillende fasen waar een kind in zijn spirituele leven doorheen gaat. Fysiek zijn dit slechts gewone handelingen; spiritueel is het een fase. Wanneer het kind zit is dat een fase; wanneer het staat is dat een fase; wanneer het begint te lopen is dat een fase. Dit zijn als drie eerste initiaties in het leven van een kind.

Om de betekenis van het gelach en het gehuil van een kind te begrijpen moet je als een kind worden, omdat het de taal van een andere sfeer is. Maar wanneer iemand zich daar geen moeite voor doet, dan is zijn gehuil slechts lastig en is zijn gelach een spel. Soms willen mensen hun kind steeds meer laten lachen omdat ze geïnteresseerd zijn of als een vermaak; of mensen negeren het kind, laten het huilen en hebben er geen aandacht voor; of als een kind huilt zegt de moeder: ´Wees stil, wees stil´; in al deze gevallen missen ze de gelegenheid om de taal van het kind te begrijpen. Dit is de gelegenheid voor de verzorger, voor de moeder, voor degene die op het kind past om de hemelse taal te leren. Want er is niets wat geen betekenis heeft en elke beweging van het kind die een uitdrukking, een voorbeeld van boven is, heeft een betekenis. Maar als we van de vroege morgen tot de late avond in beslag zijn genomen door de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de wereld, vergeten we de verantwoordelijkheid en verplichting jegens het kind. En omdat het kind niet in onze taal kan spreken en ons kan vertellen hoe onachtzaam we zijn voor wat hij wil, wat hij nodig heeft en wat er voor hem gedaan kan worden, blijft er een scheidingsmuur tussen moeder en kind.

Het kind voelt de aanwezigheid van een ongewenst persoon in de atmosfeer rondom zich. Het is zeer onwijs als mensen een willekeurige verzorgster in dienst nemen die voor hun kinderen zorgt. En het is vandaag de dag betreurenswaardig dat moeders wanneer ze een baan hebben niet zelf voor hun kinderen kunnen zorgen en hem naar een creche, een plaats waar ze voor kinderen zorgen, moeten brengen. Dit betekent niet dat het kind bij anderen kinderen houden verkeerd is, maar tegelijkertijd is het pas wanneer we volwassen zijn geworden in deze dichte wereld dat we op zijn minst een beetje samenkomen. Het is voor veel mensen altijd moeilijk om samen te werken, om samen te zijn, om samen te leven; en toch zijn we al zo vele jaren op deze aarde en zijn we gewend geraakt aan het leven van de aarde. Maar wat nu met betrekking tot een kind dat hier net is gearriveerd en die bij andere kinderen wordt gezet, waar de kloof tussen de evolutie van het ene kind en het andere oneindig veel groter is dan het verschil tussen volwassenen? Ze zijn er nog niet aan gewend om samen te zijn en de atmosfeer van een kind is slecht voor een ander. Voor soldaten is het goed om in een ruimte te zijn, voor veel patiënten om in een ziekenhuis te zijn; maar stel je eens voor wat het voor veel kinderen die in een plaats worden neergezet nadat ze uit het paradijs naar deze aarde zijn verbannen betekent om deze ervaring te hebben! Het is als verbannen worden uit zijn koninkrijk. Ongetwijfeld raakt een kind er na zes maanden of een jaar aan gewend; maar tegelijkertijd wordt de individualiteit van de ziel en de ontwikkeling van de persoonlijkheid afgestompt.

Er is ongetwijfeld veel geduld nodig om voor een kind te zorgen. Maar geduld is nooit tevergeefs; geduld is een proces waardoor de ziel gaat en waardevol wordt. Zielen die boven de beperkingen, de zorgen, de valsheid en de teleurstelling van de wereld zijn uitgestegen zijn de zielen die door geduld heen zijn gegaan. Als het voor de verzorger of de moeder de bedoeling is om geduld te leren dan moet zij weten dat er niets verloren gaat, maar dat zij iets in haar leven heeft verworven. Het opvoeden, zorgen, onderwijzen van een kind en zich overgeven aan de dienstverlening aan het kind is net zo´n goed werk als het werk van een volgeling; omdat een volgeling zichzelf door meditatie vergeet en een moeder zichzelf vergeet door haar leven aan haar kind te geven.

Er bestaat altijd de mogelijkheid het kind slechte gewoonten bij te brengen. Want een verzorger houdt bijvoorbeeld van de glimlach van een kind en maakt het daarom steeds vaker aan het lachen omdat dat leuk is. Maar zoveel als een kind ook gelachen heeft, zoveel moet hij erna huilen om weer in balans te komen. En dan is er een andere moeder die zodra het kind zijn mond heeft geopend om te huilen, zegt: ´Stil, stil!´; maar als het kind dan stil wordt is er iets in zijn karakter gebroken. Hij wil huilen, hem moet worden toegestaan om te huilen; er is iets in zijn karakter dat te voorschijn wil komen.

Er bestaat ook de neiging bij een kind om met dingen te gooien, te slaan, te schoppen, kapot te scheuren, dingen kapot te maken. Soms is het zo iets kleins wat kapotgemaakt of vernield wordt dat de moeder denkt dat zijn gedrag aangenaam is. Maar als een kind wordt toegestaan om te doen wat niet aangemoedigd dient te worden, zal dat het alleen maar moeilijker maken voor later. Hij moet worden gecorrigeerd, maar tegelijkertijd moet hij niet met kwaadheid of irritatie worden gecorrigeerd. Hij zou keer op keer moeten worden gecorrigeerd door hem iets anders om te doen te geven dan wat hij eerder aan het doen was. Men moet het kind altijd geconcentreerd houden op dingen die goed voor hem zijn en zijn aandacht proberen af te leiden van dingen die hij niet moet doen, in plaats van zichzelf te vermaken en te genieten van dingen die hij doet waarvan de ouders denken dat die er niet toe doen.

Het is erg moeilijk om het kind gedurende het eerste levensjaar af te houden om dingen te vernielen. Bovendien is de neiging om dingen te vernielen een grote deugd in het kind. Het is de wens van de ziel om het mysterie van het leven te leren kennen; omdat elk object voor het kind een bedekking over het mysterie is waarnaar de ziel op zoek is. Hij raakt erdoor geïrriteerd omdat het een bedekking is. Hij wil door het kapot te maken weten wat het is.

Toch is het mogelijk om het kind af te houden om dingen kapot te maken, maar dan door suggestie en niet door geïrriteerd te raken. Irritatie dient vermeden te worden, omdat het voor een kind niet goed is als iemand is geïrriteerd door hem. Hoe meer geduld men met een kind heeft des te beter; hij zal krachtiger worden. Maar als je bent geïrriteerd dan verslechtert het zenuwstelsel van het kind en raakt hij depressief. Zijn zenuwstelsel vernauwt zich, hij wordt moe; en als hij volwassen is blijft er een angst. Men moet bij een kind uiterst voorzichtig zijn dat zijn zenuwen niet verkrampen. Zijn zenuwcentra zijn delicaat; en dit zijn de intuïtieve centra. Later in het leven zullen deze centra de ziel helpen bij het waarnemen van hogere kennis. En als deze centra verkrampt raken door de irritatie van de verzorgers dan heeft het kind die vaardigheid verloren waardoor het zou moeten groeien en zijn voordeel zou moeten doen in het leven. Het kind zal het begrijpen; men moet geduld hebben. Men moet elke keer als hij iets kapot maakt, herhalen: ´je moet dat niet kapot maken´. Laat hem tien keer iets kapotmaken en zeg elke keer slechts: ´je moet dat niet kapot maken´; dat helpt.

Wat de slechte natuur van het kind betreft toont het soms koppigheid en obstinaat gedrag zelfs tot een hoogte waarop men zich geïrriteerd voelt en het begint uit te schelden. Maar dat is niet juist. Uitschelden heeft een slechte uitwerking op de zenuwen van een kind. En wanneer er eenmaal een slechte uitwerking op de zenuwen van het kind is zal er het hele leven lang een litteken van irritatie op de zenuwen zijn. Het beste wat men dan kan doen is de aandacht van het kind keer op keer op iets vestigen wat die gedachte weg zal nemen en we moeten het nooit beu worden dat te doen. Het is dat wat een kind terugbrengt naar een gepast ritme.

Er bestaan twee belangrijke temperamenten in kinderen: actief en passief. Er is het kind dat tamelijk gelukkig is op de plaats waar hij is neergezet, tamelijk tevreden en hij vermaakt zichzelf; hij huilt alleen als hij honger heeft. En dan is er het kind dat altijd iets aan het doen is; of hij moet huilen, of iets kapotmaken, of iets kapot scheuren; hij moet constant iets doen. Het beste is het om het kind terug te brengen naar een normaal ritme. Een aktief kind moet rustig gemaakt worden door de invloed van de verzorger; door zijn aandacht naar een bepaald ding te trekken, door de tijd te slaan en hem in een bepaald ritme te brengen. De peutertijd is de tijd waarin de impulsieve natuur getraind kan worden en dat is de tijd om naar boven te halen wat echt het beste is in een impulsieve aard en de impulsieve aard naar zijn beste voordeel te gebruiken.

Wanneer een kind rustig, tevreden, passief, goedgehumeurd is moet men daar niet tevreden mee zijn omdat het uiteindelijk niet goed blijkt te zijn. Het kind zou een beetje actiever gemaakt moeten worden. Er zou meer aandacht aan hem moeten worden besteed, er zouden meer speeltjes aangeboden moeten worden, er zou iets meer over nagedacht moeten worden. Hij zou moeten worden gestimuleerd, opgepakt moeten worden en zijn aandacht zou getrokken moeten worden door dit of dat, zodat hij iets actiever zou kunnen worden en meer geïnteresseerd zou zijn in de dingen die hij ziet; dat brengt een juiste balans teweeg.