Het Oosterse poëtische idee definieert verscheidene fasen in de benadering van de jeugd tot volwassenheid. Bij de eerste bewustwording van een voorkeur, een genegenheid, een tederheid voor iemand die niet van haar sexe is wordt de meid afgeschilderd als er helemaal niet aan denkend haar gevoel te uiten, maar als trachtend het zelfs voor haar eigen bewustzijn te verbergen. Als er veel pijn is, kan ze zich een gil laten ontsnappen. Als er een grote bewondering in haar hart is dan zegt het trillen van haar lippen meer dan elk woord dat ze uit. In de aanwezigheid van haar minnaar is ze sprakeloos en de uiting van haar emoties reiken zo ver als haar strot om meteen weer naar haar hart teruggestuurd te worden. Het neerslaan van haar ogen bij het zien van haar minnaar is het enige teken dat ze bewust geeft van haar liefde en ofschoon haar gezicht op mag klaren, trekt ze haar hand terug wanneer hij die aanraakt of zou willen dat die hand in de zijne zou blijven. Zij draait haar gezicht weg als hij haar een kus wil geven en haar verwarring wanneer zij wordt omhelst vertelt van haar jeugd.
En vervolgens komt er een mysterieuze en intense tijd die de belofte in zich heeft van die trouw waaraan de vervulling van het leven ontspringt. Dan drukt zij met één directe blik uit wat honderd woorden van haar niet uit zouden kunnen leggen; en verlegen, ofschoon het meest verlegen als er iemand anders behalve haar minnaar aanwezig is, zou haar vriendelijke respons op zijn avances zelfs degenen die in de hemel verblijven ontroeren. Zij laat haar gevoelens vrij en toch geeft zij zich met terughoudendheid, met verlegenheid wel en toch ook weer niet over. Zij draagt de gedachte aan haar minnaar dag en nacht in haar hart; wanneer ze alleen is, is ze er tevreden mee zich helemaal over te geven aan haar interesse in hem. Maar omdat ze niet helder voelt of ze daarmee goed of fout doet, of zich daar schuldig over zou moeten voelen of niet, vecht ze gedurende de gehele tijd dat de dagelijkse verplichtingen haar in het bijzijn van anderen dwingen tegen zulke gedachten, zonder ze te verjagen. Ze vertelt zelfs haar intiemste vriendin maar weinig over haar liefde, want zij zou het zelfs verbergen nadat het voor iedereen duidelijk is. De gratie van haar onthutsing is aan het toenemen en daarmee wakkert ze het vuur in het hart van haar minnaar aan.
Vervolgens volgt een volledige bewustwording; en haar blik die op haar minnaar valt is als een pijl; die doorboort zijn hart. Haar kus brengt hem tot in het diepst van zijn wezen in vervoering en haar omhelsing heeft een intense vreugde voor hem in zich. Zij is rechtuit, oprecht en open; zij reageert moedig op hem en wil zelfs haar eigen emoties uiten wanneer ze dapper de waarheid tegemoet treedt die ze heeft ontdekt. En zo komt de culminatie van de jeugd, waar de vervulling van liefde verwijlt.
De ontwikkeling is ongetwijfeld hetzelfde in de jongeren van beide seksen, maar om verschillende redenen kan het niet zo duidelijk opgespoord worden in de groei van het karakter van de jongen. Bovendien is het de mind van de meid die het centrale thema van de dichter is geweest en die zijn belangstelling gevangen heeft. Er is iets naast de schoonheid, er is iets wat meer dan een charmante lieflijkheid in de ogen van de jongere, die tederheid in zijn hart meedraagt; en of de toeschouwer nu werkelijk wel of geen weet heeft van de tederheid die de jongere wel of niet voelt, hij moet er wel enig effect van zien. Want liefde moet, net als een vlam, wel licht uitstralen.
En met de geboorte van een respons op de fascinatie van de tegenovergestelde sexe komt de dageraad van dat ideaal waarvoor de schepping bestaat en komt de dageraad van die hoop waartoe de gehele schepping onweerlegbaar wordt aangetrokken. Zoals de Hindoestaanse dichter het uitdrukt: ´Het was de wens om een ideaal te vinden die me hier op aarde heeft gebracht; en deze zelfde wens om dat ideaal te verwerven is me nu aan het terugnemen naar waar ik vandaan ben gekomen´.