Het principe van iemand die het innerlijk leven ervaart, is om gedurende zijn leven alles voor iedereen te worden. In elke situatie, in elke vaardigheid, beantwoordt hij aan de vraag van het moment. Mensen denken vaak dat de spirituele mens een mens met droeve gelaatstrekken moet zijn, met een lang gezicht, met een ernstige uitdrukking en met een melancholische atmosfeer. Dat beeld is eerlijk gezegd precies het tegendeel van de ware spirituele mens. In alle vaardigheden heeft de mens die het innerlijk leven leidt naar buiten toe te handelen zoals hij zou moeten om zich te voegen naar de gelegenheid; hij moet handelen overeenkomstig de omstandigheden en hij moet met iedereen in zijn eigen taal spreken, op hetzelfde niveau gaan staan en toch het innerlijk leven verwerkelijken.
Voor de kenner van de waarheid, degene die spirituele kennis heeft verworven en die het innerlijk leven leidt, is geen beroep te moeilijk; als zakenman, als handwerksman, als koning; als een regeerder, als een arme, als een wereldlijke man; als een priester of monnik, in alle aspecten is hij verschillend van wat de mensen van hem weten en zien. Voor degene die het innerlijk leven leidt, is de wereld een podium; hij is hierop de acteur die een rol moet spelen waarin hij soms boos en soms liefhebbend moet zijn, en waarin hij zowel deelneemt aan tragedies als aan komedies. Degene die het innerlijk leven heeft verwerkelijkt handelt zo op een constante manier; en, net zoals een acteur die de emoties die hij voorwendt niet voelt, heeft de spirituele mens op gepaste wijze de plaats in te vullen waarin het leven hem heeft geplaatst. Daar voert hij alles gedegen en juist uit om zijn uiterlijke aanstelling in het leven te vervullen. Hij is een vriend voor zijn vriend, een verwant voor zijn verwanten. Met iedereen met wie hij op uiterlijke wijze is verbonden onderhoudt hij de juiste relatie met gedachte, met consideratie; en toch bevindt hij zich in zijn verwerkelijking boven alle relaties. Hij bevindt zich tegelijkertijd in de menigte en in de eenzaamheid. Hij kan erg geamuseerd zijn en tegelijkertijd heel ernstig. Hij kan erg verdrietig lijken en toch welt er vreugde op uit zijn hart.
Daarom is degene die het innerlijk leven heeft verwerkelijkt een mysterie voor iedereen; niemand kan de diepte van die persoon peilen, behalve dat hij oprechtheid belooft, hij liefde uitstraalt, hij vertrouwen oproept, hij goedheid verspreidt en hij een indruk van God en de waarheid geeft. Want voor de mens die het innerlijk leven heeft verwerkelijkt is elke handeling meditatie; als hij over straat loopt, is dat zijn meditatie; als hij als timmerman, als goudsmid en in enig ander beroep of in andere zaken werkt, is dat zijn meditatie. Het maakt niet uit of hij naar de hemel of naar de aarde kijkt, hij kijkt naar het object dat hij aanbidt. Oost, west, noord of zuid, overal bevindt zich zijn God. In de vorm, in principe beperkt niets hem. Hij kan dingen weten en toch niet spreken; want als iemand die het innnerlijk leven leidt over zijn ervaringen zou spreken, dan zou dat veel mensen verwarren.
Er bevinden zich individuen in de wereld die van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat hun ogen en oren op elke donkere hoek hebben gefocust en willen luisteren of zien wat ze kunnen ontdekken; en ze ontdekken niets. Als iemand zulke mensen wonderen zou vertellen, zou hij een erg goede baan hebben, de hele wereld zou hem zoeken. Maar dat is niet het werk van de zelfverwerkelijkte mens. Hij ziet en kijkt toch niet; als hij zou moeten kijken, wat zou hij dan veel zien! Er valt zoveel te zien voor iemand van wie elke blik, waar die ook heen gaat, door elk object heengaat en zijn diepte en zijn geheim ontdekt. En als hij naar dingen moest kijken en hun geheimen en diepten zou ontdekken waar zou dat eindigen en wat zou daarvan voor hem het belang zijn?
Het innerlijk leven is daarom alle dingen te zien en ze toch niet zien; alle dingen voelen en ze niet uit te drukken, want ze kunnen niet ten volle worden uitgedrukt; alle dingen begrijpen en ze niet uitleggen. Hoe ver kan zo iemand uitleggen en hoe ver kan een ander begrijpen? Ieder tot de mogelijkheid die hij heeft, niet verder. Het innerlijk leven wordt niet geleid door de ogen te sluiten; men hoeft zijn ogen niet te sluiten om het te leiden, men kan ze net zo goed open doen.
De precieze betekenis van het innerlijk leven is om niet alleen in het lichaam te wonen, maar ook in het hart, in de ziel. Waarom leidt een doorsnee mens dan geen innerlijk leven daar hij ook een hart en een ziel heeft? Dat komt omdat hij een hart heeft, maar zich er niet bewust van is; hij heeft een ziel, maar weet niet wat dat is. Wanneer hij in de gevangenschap van het lichaam leeft, beperkt door dat lichaam, kan hij slechts iets voelen door het aan te raken, hij ziet slechts door met zijn ogen te kijken, hij hoort slechts door met zijn oren te horen. Hoeveel kunnen de oren horen en de ogen zien? Alle ervaring die wordt verworven door de uiterlijke zintuigen is begrensd. Wanneer de mens in deze begrenzing leeft, heeft hij er geen weet van dat er een ander deel van hem, wat veel hoger, mooier, levendiger en verhevener is, existeert. Wanneer hij dit eenmaal begint te kennen dan wordt zijn lichaam zijn gereedschap, want hij leeft in zijn hart. En dan zal hij later verdergaan en in zijn ziel leven. Hij ervaart het leven onafhankelijk van zijn lichaam; en dat wordt het innerlijk leven genoemd. Wanneer de mens eenmaal het innerlijk leven heeft ervaren, is de angst voor de dood gestorven; omdat hij weet dat de dood voor het lichaam komt en niet naar zijn innerlijk wezen. Wanneer hij eenmaal het leven in zijn hart en in zijn ziel begint te verwerkelijken, dan kijkt hij naar zijn lichaam als naar een jas. Als de jas oud is, doet hij hem weg en pakt hij een nieuwe, want zijn wezen is niet afhankelijk van zijn jas. De angst voor de dood duurt net zo lang als dat de mens niet verwerkelijkt heeft dat zijn ware wezen niet van zijn lichaam afhankelijk is.
Derhalve is de vreugde van degene die het innerlijk leven ervaart onvergelijkbaar groter dan die van de gemiddelde mens die slechts als een gevangene in zijn sterfelijke lichaam leeft. Toch maakt het innerlijk leven het niet noodzakelijk dat iemand een bepaalde manier van leven aanneemt, of een ascetisch of een religieus leven leidt. Wat zijn uiterlijke beroep ook is, het is niet van belang; de mens die het innerlijk leven leidt, leidt dat door alles heen. De mens is altijd op zoek naar een spiritueel persoon in een religieus persoon, of misschien in wie hij een goed persoon noemt, of in iemand met een filosofische inslag, maar dat is niet per definitie het geval. Iemand kan religieus, zelfs filosofisch zijn, hij kan religieus of goed zijn en toch kan het zijn dat hij niet het innerlijk leven leidt.
Er is geen duidelijk te onderscheiden voorkomen dat bewijst dat iemand het innerlijke leven leidt, behalve één ding. Wanneer een kind opgroeit tot jongere kun je in de expressie van dat kind een licht naar buiten zien stralen, een bepaald nieuw bewustzijn zien opstijgen, een nieuwe kennis tot het kind zien komen die hij niet eerder heeft gekend. Dat is het teken van de jeugd en toch zegt het kind het niet op die manier; hij kan het niet zeggen, zelfs als hij dat zou willen, hij kan het niet uitleggen. En toch kun je het bij elke beweging die het kind maakt, zien; door middel van zijn expressie kun je tot de ontdekking komen dat hij het leven nu aan het verwerkelijken is. En zo is het ook met de ziel. Wanneer de ziel het leven boven en voorbij het leven begint te verwerkelijken, begint zij dat te laten zien; en ofschoon de mens die dit verwerkelijkt af mag zien om het met opzet te laten zien, kan de wijze het toch uit al zijn expressie, zijn beweging, zijn blik, zijn stem, uit elke handeling en uit elke houding waarnemen en de anderen voelen dat hij zich bewust is van enig mysterie.
Het innerlijk leven is de geboorte van de ziel; zoals Christus heeft gezegd, dat de ziel het koninkrijk van de hemel niet kan binnengaan tenzij zij is geboren. Derhalve is de verwerkelijking van het innerlijk leven het koninkrijk van de hemel binnengaan; en dit bewustzijn laat zich, als het tot het menselijk wezen komt, zien als een nieuwe geboorte en met deze geboorte komt de verzekering van een eeuwigdurend leven.