De positie van de persoon die het innerlijk leven leidt wordt als de positie van een volwassene die onder veel kinderen woont. Tegelijkertijd lijkt er uiterlijk niet zo veel verschil in de zichtbare leeftijd van de kinderen en de volwassen persoon, daar het verschil ligt in de omvang van zijn bevattingsvermogen, wat niet altijd zichtbaar is. Degene die het innerlijk leven leidt wordt veel ouder dan degenen om hem heen, en toch is hij uiterlijk dezelfde als iedere andere persoon. Daarom neemt de mens die tot de volheid van het innerlijk leven is gekomen een geheel andere gedragslijn aan dan degene die net het pad heeft betreden en dan de mens die op intellectuele wijze iets over het innerlijk leven weet, maar het niet daadwerkelijk leidt. Nogmaals de handeling is verschillend in de wereld, want de laatste zal anderen bekritiseren die niet weten wat hij denkt te weten en naar hen opkijken met trots en verwaandheid of met afkeur, terwijl ze denken dat zij niet het mysterie, de hoogte hebben bereikt die hij heeft bereikt en die hij begrijpt. Hij wenst zich los te koppelen van mensen, terwijl hij zegt dat zij achter zijn gebleven in hun ontwikkeling en dat hij niet met hen om kan gaan. Hij zegt: ´Ik ben verder gevorderd; ik kan niet in alles met hen meedoen; zij zijn anders, ik ben anders´. Hij lacht om de triviale ideeën van degenen die hem omringen en kijkt naar hen als menselijke wezens met wie hij zich niet moet associëren, met wie hij niet alle dingen moet doen die zij doen, omdat hij verder gevorderd is dan zij.
Maar voor degene die tot de volheid van het innerlijk leven komt, is het een grote vreugde om zich te mengen onder de medemensen, net zoals het voor ouders een grote vreugde is om met hun kleine kinderen te spelen. De beste momenten van hun leven zijn de momenten waarop ze zich als een kind met hun kinderen voelen en de momenten waarop ze meedoen met hun spel. Ouders die vriendelijk en liefhebbend zijn, zullen net doen alsof ze thee drinken en ervan genieten als een kind hun een poppenkopje brengt; zij doen dit niet om het kind te laten denken dat ze superieur zijn, of dat dit iets is waar ze niet aan mee moeten doen. Zij spelen met het kind en ze zijn er blij mee, omdat het geluk van de kinderen ook hun geluk is. Dat is de handeling van iemand die het innerlijk leven leidt en om deze reden is hij het eens met en harmonieert hij met mensen van alle graden van evolutie, wat hun ideeën, gedachten, overtuiging, geloof ook is; en in welke vorm zij ook maar aanbidden of hun religieus enthousiasme tonen. Hij zegt niet: ´Ik ben verder gevorderd dan jij en als ik met jou mee zou doen zou ik achteruit gaan´. Degene die zo ver vooruit is gegaan kan nooit achteruit gaan, maar door zich bij hen te voegen neemt hij hen met zich mee, voorwaarts. Als hij alleen door zou gaan zou hij bedenken dat hij zijn plicht jegens zijn medemens, die hij zou moeten vervullen, zou verzaken. Een grote holle kruik maakt geluid wanneer je erop klopt, maar een grote kruik gevuld met water maakt geen enkel geluid; hij zwijgt, is stil.
Dus de wijzen leven onder alle mensen van de wereld, en zij zijn niet ongelukkig. Degene die liefheeft is niet ongelukkig. Diegene is ongelukkig, die met minachting naar de wereld kijkt, die menselijke wezens haat en die denkt dat hij superieur is aan hen; degene die van hen houdt denkt alleen maar dat zij door hetzelfde proces gaan als waar hij doorheen is gegaan. Hij moet van de duisternis in het licht komen. Het is slechts een verschil van moment; en hij gaat met veel geduld door die momenten, terwijl zijn medemensen zich nog steeds in de duisternis bevinden. En hij laat zijn medemensen niet weten dat zij zich in de duisternis bevinden en hij kijkt niet met minachting naar hen; hij denkt alleen dat er voor iedere ziel een jeugd is, er is jeugd en volwassenheid. Dus is het voor ieder menselijk wezen natuurlijk om door dit proces heen te gaan. Ik heb met mijn eigen ogen zielen gezien die heiligheid hadden bereikt en die tot grote perfectie waren geraakt; en toch zal zo´n ziel voor een afgod van steen staan met een ander, met een medemens en aanbidden, terwijl hij hem niet laat weten dat hij op de een of andere manier verder gevorderd is dan andere mensen, terwijl hij zich in een nederige vermomming hult, en terwijl hij geen enkele pretentie heeft dat hij verder is gegaan in zijn spirituele evolutie.
Hoe verder zulke zielen gaan, hoe nederiger ze worden; hoe groter het mysterie dat ze hebben verwerkelijkt, hoe minder ze erover praten. Je zou het nauwelijks geloven als ik je zou vertellen dat ik gedurende de vier jaar van de aanwezigheid van mijn Murshid nauwelijks meer dan een of twee keer een conversatie over spirituele zaken heb gehad. De conversatie ging gewoonlijk over wereldlijke zaken, net als bij ieder ander; niemand zou hebben waargenomen dat hier een God-verwerkelijkte man was, die altijd was geabsorbeerd in God. Zijn conversatie was als die van iedere andere persoon; hij sprak over alles wat aan de wereld toebehoort, nooit een spirituele conversatie noch enige speciale blijk van vroomheid of spiritualiteit; en toch onthulde zijn atmosfeer, de stem van zijn ziel en zijn aanwezigheid alles wat in zijn hart was verborgen.
Degenen die God hebben verwezenlijkt en degenen die de wijsheid hebben aangeraakt praten erg weinig over het onderwerp. Het zijn degenen die niet weten die het proberen te bediscussiëren, niet omdat ze weten, maar omdat zij zelf twijfels hebben. Als er kennis is, is er tevredenheid, is er geen neiging tot redetwisten. Als iemand redetwist, komt dat omdat er iets niet tevreden is gesteld. Er bestaat weinig op de wereld, weelde, rang, positie, macht of leren dat zo´n verwaandheid geeft als het kleinste beetje spirituele kennis; en wanneer iemand eenmaal die verwaandheid heeft, kan hij geen verdere stap nemen, hij wordt op de plaats waar hij staat, vastgenageld; omdat juist het idee van spirituele bereiking ligt in zelfloosheid. De mens dient zich te verwerkelijken tot iets of tot niets. In deze verwerkelijking van het niets-zijn bevindt zich spiritualiteit. Als iemand ook maar een beetje kennis heeft van de innerlijke wetten van de natuur en er trots op is, of als iemand ook maar denkt: ´Wat ben ik goed, vriendelijk, edelmoedig, welgemanierd, invloedrijk of aantrekkelijk´, als er ook maar het minste van dit soort denken in de mind is dan sluit de deur zich die naar de spirituele wereld leidt. Het is zo´n gemakkelijk pad om te gaan en toch zo moeilijk. Trots is heel natuurlijk voor een menselijk wezen. De mens kan dan wel duizend keer in woorden een deugd ontkennen, maar hij kan er niets aan doen dat hij het met zijn gevoel toegeeft, want het ego zelf is trots. Trots is het ego; de mens kan niet zonder trots leven. Om spirituele kennis te verwerven, om zich bewust te worden van het innerlijk leven, hoeft iemand niet veel te leren, omdat hij hier moet weten wat hij al weet; hij moet het alleen zelf ontdekken. Voor zijn begrip van spirituele kennis heeft hij niet de kennis van wat dan ook nodig, behalve van zichzelf. Hij verwerft de kennis van het zelf die hijzelf is, zo dichtbij en zo ver weg.
Een ander iets wat de minnaar van God toont, is dezelfde neiging als de menselijke minnaar: hij praat met niemand over zijn liefde; hij kan er niet over praten. De mens kan niet zeggen hoe veel hij van zijn geliefde houdt; geen woorden kunnen dat uitdrukken; en bovendien heeft hij niet de behoefte om er met wie dan ook over te praten. Zelfs als hij het zou kunnen, zou hij in de aanwezigheid van zijn geliefde zijn lippen sluiten. Hoe dan zou de minnaar van God kunnen verklaren: ´Ik hou van God?´ De ware minnaar van God houdt zijn liefde stilletjes verborgen in zijn hart, net als een zaadje dat in de grond is gezaaid; en als het zaadje groeit, groeit het in zijn handelingen naar zijn medemens toe. Hij kan niet anders dan met vriendelijkheid handelen, hij kan niets anders dan vergiffenis voelen; elke beweging die hij maakt, alles wat hij doet, spreekt van zijn liefde, niet zijn lippen.
Dit toont aan dat het grootste principe dat men in het innerlijk leven in acht moet nemen is bescheiden en rustig zijn, zonder wijsheid tentoon te spreiden, zonder enige manifestatie van leren, zonder enig verlangen om wie dan ook te laten weten hoe ver men is gevorderd, zelfs niet aan zichzelf. De taak die vervuld dient te worden is het totale vergeten van zichzelf en in harmonie te zijn met zijn medemens; te handelen in overeenstemming met iedereen, iedereen op zijn eigen niveau te benaderen, met iedereen in zijn taal te spreken, de glimlach van een vriend met een lach te beantwoorden, en de pijn van een ander met tranen, zijn vrienden bij te staan in hun vreugde en in hun verdriet, wat het niveau van ontwikkeling ook is. Als een mens door zijn leven als een engel zou worden zou hij weinig voltooien; de voltooiing die het meest gewenst is voor de mens is de verplichtingen van het menselijk leven te volbrengen.