Hoofdstuk 1 - De voorbereiding op de reis

Het innerlijk leven is een reis en er is een bepaalde voorbereiding noodzakelijk voordat die gestart kan worden. Als men niet is voorbereid bestaat er altijd het risico dat men terug moet keren voordat men bij zijn bestemming is aan gekomen. Wanneer iemand op reis gaat en wanneer hij iets moet volbrengen, moet hij weten wat er noodzakelijk is op het pad en wat hij mee moet nemen, opdat zijn reis gemakkelijk zal worden en opdat hij zal volbrengen waarmee hij is gestart. De reis die men in het innerlijke leven onderneemt, is net zo lang als de afstand tussen het begin van het leven en de dood, het is de langste reis die iemand ooit in zijn leven onderneemt; en men dient alles voorbereid te hebben, zodat men na een bepaalde afstand bereikt te hebben niet meer terug hoeft te gaan.

Het eerste wat noodzakelijk is, is om te kijken of er geen schuld betaald moet worden. Elke ziel heeft een bepaalde schuld in het leven te betalen; dat kan aan zijn moeder of vader zijn, zijn broer of zus, zijn man, vrouw of vriend of aan zijn kinderen, zijn ras of aan de mensheid; en als hij niet heeft betaald wat hij verschuldigd is dan zijn er koorden waarmee hij innerlijk is verbonden en die hem terugtrekken. Het leven in de wereld is een eerlijke handel als men het maar zou kunnen begrijpen, als men maar zou weten met hoeveel zielen men is verbonden of op de een of andere manier een relatie heeft of die we elke dag fris ontmoeten. Aan iedereen is er iets verschuldigd; en als men niet in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen is het resultaat dat men achteraf met rente moet betalen.

De innerlijke rechtvaardigheid is werkzaam voorbij de wereldlijke rechtvaardigheid en wanneer men die innerlijke wet van rechtvaardigheid niet observeert komt dat omdat hij op dat moment is bedwelmd, omdat zijn ogen zijn gesloten en omdat hij niet echt de wet van het leven kent. Maar die bedwelming zal niet voortduren; er zal een dag komen waarop de ogen van elke ziel zullen worden geopend; en het is jammer als de ogen zich openen als het te laat is. Het is beter dat de ogen geopend zijn wanneer de beurs vol is, want het zal erg moeilijk zijn als de ogen geopend zijn op het moment dat de beurs leeg is. Aan sommigen is consideratie verschuldigd, aan sommigen respect, aan sommigen bijstand, aan sommigen tolerantie, aan sommigen vergiffenis en aan sommigen hulp. Op de een of andere manier, in elke relatie, in elke connectie moet er iets betaald worden; en men moet voordat men de reis aanvangt weten dat men het heeft betaald en er zeker van zijn dat men het volledig heeft betaald, zodat er niets meer te betalen valt. Bovendien is het noodzakelijk dat de mens voordat hij zijn reis aanvangt beseft dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan, zijn verplichtingen aan degenen die zich om hem heen bevinden en zijn verplichtingen aan God. Maar degene die zijn verplichting aan degenen om hem heen als heilig beschouwt, verricht zijn plicht aan God.

De mens dient, voordat hij zijn reis begint, tevens te overwegen of hij alles van deze wereld heeft geleerd wat hij ervan wilde leren. Als er iets is wat hij niet heeft geleerd, moet hij dat voltooien voordat hij de reis begint. Want als hij denkt: ´Ik zal de reis beginnen ofschoon ik de wens had om iets te leren voordat ik begin´, zal hij in dat geval niet in staat zijn zijn doel te bereiken; de wens om iets te leren zal hem terugtrekken. Elke wens, elke ambitie, elke aspiratie die hij in het leven heeft moet bevredigd zijn. De mens dient bovendien geen enkele spijt te hebben wanneer hij de reis begint en geen berouw achteraf. Als er enige spijt of enig berouw is dan moet die volbracht zijn voor het begin. Er dient geen wrok jegens iemand te zijn en geen beklag dat iemand hem kwaad heeft gedaan, want al deze zaken behoren tot deze wereld en als de mens die met zich mee zou nemen zou dat een last zijn op het spirituele pad. De reis is moeilijk genoeg en die wordt moeilijker als er een last gedragen moet worden. Als iemand een last van ongenoegen, ontevredenheid, ongemak met zich meedraagt dan is dat moeilijk op dat pad te dragen. Het is een pad naar vrijheid en om op dit pad naar vrijheid te starten moet de mens zichzelf bevrijden, geen hechting zou hem terug moeten trekken, geen plezier zou hem terug moeten lokken.

Naast deze voorbereiding heeft men een vervoermiddel nodig, een vervoermiddel waarin men reist. Dat vervoermiddel heeft twee wielen en die zijn in alles uitgebalanceerd. Iemand die eenzijdig is, hoe groot zijn vermogen om helder te zien of helder te horen ook is, wat zijn kennis ook moge zijn, is toch beperkt; hij kan niet ver gaan, want er zijn twee wielen vereist om het vervoermiddel te laten rijden. Er moet balans zijn, de balans tussen het hoofd en het hart, de balans tussen kracht en wijsheid, de balans tussen activiteit en rust. Balans stelt de mens in staat om de inspanning van deze reis te weerstaan en balans staat hem toe om voorwaarts te gaan door zijn pad gemakkelijk te maken. Geloof maar niet voor een seconde dat degenen die gebrek aan balans vertonen ooit voort kunnen komen op de spirituele reis, hoezeer zij ook uiterlijk een spirituele aanleg schijnen te hebben. Alleen degenen die in balans zijn, zijn in staat het uiterlijk leven net zo volledig als het innerlijk leven te ervaren; om net zoveel van gedachten als van gevoelens te genieten; om zowel te rusten als te handelen. Het centrum van het leven is ritme, en ritme veroorzaakt balans.

Op deze reis zijn er ook bepaalde munten nodig om onderweg uit te kunnen geven. Welke munten zijn dat? Dat zijn bedachtzame expressies in woord en daad. Op deze reis moet de mens proviand meenemen en die proviand is het leven en het licht. En op deze reis dient de mens zich te kleden tegen de wind, de storm, de hitte en de kou; en dat gewaad is de eed van geheimhouding en de neiging tot zwijgen. Op deze reis dient de mens vaarwel te zeggen tegen anderen wanneer hij start en dat vaarwel is liefdevolle onthechting; voordat hij op deze reis gaat, dient hij iets achter te laten bij zijn vrienden en dat zijn gelukkige herinneringen aan het verleden.

We zijn allemaal op reis; het leven zelf is een reis. Niemand is hier gesetteld; we zijn allemaal op doortocht en daarom is het niet waar als men zegt dat we ons gesettelde leven moeten verbreken als we op de spirituele reis gaan; niemand leeft hier een gesetteld leven; iedereen is niet gesetteld, iedereen is onderweg. Door op de spirituele reis te gaan neem je echter een andere weg, een weg die gemakkelijker, beter en plezieriger is. Degenen die deze weg niet gaan, komen uiteindelijk ook aan: het verschil zit 'm in de manier waarop. De ene manier is gemakkelijker, vloeiender, beter; de andere manier is vol moeilijkheden; en omdat het leven eindeloos veel moeilijkheden kent vanaf het moment dat men zijn ogen op aarde heeft geopend, kan men net zo goed de vloeiender manier kiezen om bij het doel aan te komen waar alle zielen ooit aan zullen komen.

Met ´innerlijk leven´ wordt een leven gericht op perfectie bedoeld, wat de perfectie van liefde, harmonie en schoonheid genoemd kan worden; in de woorden van de orthodoxen, gericht op God.

Het innerlijk leven is niet noodzakelijkerwijs in de tegengestelde richting van het wereldlijk leven, maar het innerlijk leven is een voller leven. Het wereldlijke leven betekent de beperking van het leven; het innerlijk leven betekent een compleet leven. De asceten die een richting zijn ingeslagen die nogal tegengesteld is aan het wereldlijke leven hebben dit gedaan om de mogelijkheid te hebben in de diepten van het leven te zoeken; maar slechts in één richting gaan leidt nog niet naar een compleet leven. Daarom betekent het innerlijk leven de volheid van het leven.

Kortom, men zou kunnen zeggen dat het innerlijk leven uit twee dingen bestaat: handeling met kennis en rust met een passieve mind. Door deze twee tegengestelde bewegingen te volbrengen en door in deze twee richtingen gebalanceerd te blijven komt men tot de volheid van het leven. Iemand die het innerlijke leven leeft, is zo onschuldig als een kind, ja zelfs nog onschuldiger als een kind; maar tegelijkertijd wijzer dan veel slimme mensen bij elkaar. Dit wordt zichtbaar als een ontwikkeling in twee tegengestelde richtingen. De onschuld van Jezus is door de eeuwen heen bekend. In al zijn bewegingen, in al zijn handelingen, leek hij als een kind. Alle grote heiligen en wijzen, de groten die de mensheid hebben bevrijd, zijn zo onschuldig als kinderen geweest en tegelijkertijd wijzer dan de wereldlijke wijzen. En hoe komt dat? Wat geeft hun deze balans? Het is rust met passiviteit. Wanneer zij voor God staan, staan zij er met hun hart als een lege kop; wanneer zij voor God staan om te leren, ontleren zij alle dingen die de wereld hun heeft geleerd; wanneer zij voor God staan, staat hun ego, hun zelf, hun leven, niet meer voor hen. Zij denken niet aan zichzelf op dat moment met welke wens dan ook die vervuld moet worden, met welk motief dan ook dat volbracht moet worden, met welke expressie van zich zelf dan ook; maar als lege koppen, opdat God hun wezen mag vullen, opdat zij het valse zelf mogen verliezen.

Derhalve helpt hetzelfde hun om in het dagelijks leven een glimp te laten zien van het rustige moment van kalmte dat ze met God hebben gehad. Zij vertonen in hun dagelijkse leven onschuld en toch geen onwetendheid; zij weten dingen en zij weten niet. Zij weten het als iemand een leugen vertelt; maar beschuldigen zij die persoon? Zeggen zij: ´Jij vertelt een leugen?´ Zij staan daarboven. Zij kennen alle spelletjes van de wereld en ze kijken er passief naar; zij stijgen uit boven de dingen van deze wereld die geen indruk op hen maken. Zij nemen de mensen eenvoudigweg zoals ze zijn. Sommigen zouden kunnen denken dat zij onwetend zijn in hun wereld-levens, dat zij geen notie nemen van dingen die van geen belang zijn. Activiteit met wijsheid maakt hen wijzer, omdat niet iedereen in deze wereld elke handeling met wijsheid verricht. Er zijn er velen die nooit wijsheid in hun handeling raadplegen; er zijn anderen die hun toevlucht tot wijsheid zoeken na hun handeling; en heel vaak is het dan te laat. Maar degenen die het innerlijke leven leiden, richten hun activiteit met wijsheid; elk moment, elke handeling, elke gedachte, elk woord wordt eerst uitgedacht, wordt eerst gewogen, gemeten en geanalyseerd voordat het wordt uitgedrukt. Daarom gebeurt alles wat zij in de wereld doen met wijsheid, maar voor God staan ze met onschuld; daar gebruiken ze geen wereldlijke wijsheid.

De mens maakt vaak fouten door de ene of de andere weg te nemen en daardoor ontbreekt het hem aan balans en raakt hij niet aan perfectie.Wanneer hij bijvoorbeeld de weg van handelen op het pad van God neemt, wenst hij ook zijn wijsheid daar te gebruiken; hij wenst ook op het pad van God actief te zijn, waar hij geen actie hoeft te ondernemen. Het is als het zwemmen tegen de stroom in; daar is het de grootste fout als je je wijsheid gebruikt waar je onschuldig dient te zijn.

Vervolgens zijn er anderen die gewend zijn om passiviteit als principe te hanteren wanneer zij in hun onschuld voor God staan; en zij wensen hetzelfde principe in alle richtingen van het leven toe te passen, wat niet juist zou zijn.