HET DOEL VAN HET LEVEN
Soms vraagt iedere ziel zich wel eens af: ´Waarom ben ik hier?´ Deze vraag welt op in overeenstemming met de ontwikkeling van de intelligentie van iemand. Iemand kan zeggen: ´Ik ben hier om te eten, drinken en om plezier te maken´, maar dit doen zelfs de dieren; wat heeft hij daarom meer voltooid door een menselijk wezen te zijn? Iemand anders kan bevestigen dat het verwerven van macht en positie belangrijk is, maar hij moet weten dat deze allebei vergankelijk zijn. Elke vorm van macht heeft zowel zijn verval als zijn opkomst. Alle dingen die we bezitten zijn van anderen gepakt en anderen wachten op hun beurt met uitgestrekte armen om ze te grijpen.
Iemand kan zeggen: ´We zijn hier om eer te verwerven´. In dit geval dient iemand vernederd te worden om hem de eer te geven die hij zoekt; maar hij moet op zijn beurt vernederd worden door iemand die nog ijveriger op zoek is naar eer. We mogen denken dat bemind worden het allerbelangrijkste is, maar we zouden moeten weten dat de schoonheid in onszelf die een ander ons laat beminnen vergankelijk is. Bovendien kan de schoonheid die wij bezitten vervagen in vergelijking met de schoonheid van een ander. Als we de liefde van een ander zoeken zijn we niet alleen afhankelijk van hun liefde, maar zijn we zelf verstoken van liefde. Als we denken dat het wenselijk is om iemand lief te hebben die onze liefde verdient dan vergissen we ons, want we zijn altijd blootgesteld aan de teleurstelling in het object van onze liefde, die misschien nooit ons ideaal blijkt te zijn. Men is geneigd om te veronderstellen en om te geloven dat deugd het enige is wat er in het leven toe doet, maar men zal ontdekken dat het merendeel van de lijders aan morele hallucinaties te vinden zijn onder de mensen die overtuigd zijn van hun eigen goedheid.
Dus is het enige doel op aarde, als er al een is, het succesvol verwerven van de eisen van het leven. Het kan op het eerste gezicht vreemd lijken dat alles wat het leven eist aanvaardbaar en de moeite waard is om te verwerven; maar bij nadere studie van het leven zien we dat de eisen van ons uiterlijke zelf de enige zijn die we kennen en dat we onwetend zijn over de eisen van het ware zelf, ons innerlijk leven. Wij weten bijvoorbeeld dat we goed voedsel en mooie kleren, een luxe leven en elk gemak bij vervoer willen; eer, bezittingen en alle noodzakelijke middelen om onze ijdelheid te strelen, die ieder voor zich op het moment dat ze zich aan ons voordoen onze enige eisen van het leven toeschijnen; maar noch zij noch hun vreugde blijven constant bij ons. Vervolgens gaan we denken dat wat we hadden maar een beetje was en dat misschien meer ervan ons zal bevredigen en nog meer onze behoefte zou voldoen; maar dat is niet zo. Zelfs als het hele universum binnen ons handbereik zou zijn zou het onmogelijk zijn om onze eisen van het leven volledig te bevredigen. Dit toont aan dat ons ware leven heel verschillende eisen heeft dan die waaraan we gewend zijn. Het ware zelf wil niet alleen de vreugde die door dit individuele zelf wordt ervaren; het wenst vreugde van alles om hem heen. Het wil niet een tijdelijke vrede, maar een die eeuwigdurend is. Het wenst niet een geliefde die in de armen van sterfelijkheid wordt gehouden. Het heeft behoefte aan een geliefde die altijd aanwezig is. Het wil niet alleen vandaag bemind worden en misschien morgen niet. Het wenst de stroom in de oceaan van liefde.
Om die reden zoekt de soefi God als zijn liefde, geliefde en minnaar, zijn schat, zijn bezit, zijn eer, zijn vreugde, zijn vrede; en slechts de bereiking in deze perfectie vervult alle eisen van het leven zowel hier als in het hiernamaals. Dan kan er vervolgens weer gezegd worden dat er een doel boven elke doel is en dat er een doel onder elk doel is; en toch is er boven of onder alle doelen geen doel. De schepping is er omdat ze er is.
Het leven is een reis van de ene naar de andere plek en de perfectie van het bewuste leven is het uiteindelijke doel van het imperfecte leven. Met andere woorden, elk aspect van het leven in deze wereld van verscheidenheid evolueert gelijkelijk van imperfectie naar perfectie; en als de evolutie van het leven niet zo in zijn aard lag zou er geen verschil zijn tussen leven en dood, want het leven aan de oppervlakte bestaat uit niets anders dan de verschijnselen van contrast. Dit is dus een andere manier om uit te drukken wat het doel van het leven is.
HET LEVEN OP DEZE WERELD
Men kan proberen om zowel vanuit het gezichtspunt van een ander als vanuit zijn eigen gezichtspunt te kijken en zo iedereen vrijheid van denken geven omdat men dat zelf eist; men kan proberen om het goede in een ander te waarderen en over het hoofd te zien wat men slecht vindt; als iemand zich zelfzuchtig ten opzichte van iemand gedraagt, kan men dat op een natuurlijke wijze oppakken, omdat het in de menselijke natuur zit om zelfzuchtig te zijn en zo raakt men niet teleurgesteld; maar als men zelf zelfzuchtig schijnt te zijn, moet men zichzelf tot de orde roepen en proberen zich te verbeteren. Er is niets wat men niet gewillig zou tolereren en er is niemand die men niet zou moeten vergeven. Twijfel nooit aan degenen die je vertrouwt; haat nooit degenen van wie je houdt; stem nooit iemand droevig die jij ooit in de achting hebt laten stijgen. Verlang ernaar bevriend te raken met iedereen die je tegenkomt; doe moeite om de vriendschap te winnen van diegenen die jij moeilijk vindt; wordt alleen dan onverschillig ten opzichte van hen als je niet in je poging slaagt. Verlang ernaar nooit een vriendschap te beëindigen die je ooit bent aangegaan.
Als iemand pijn veroorzaakt, moet je proberen te denken dat dat komt omdat iemand dat op de een of andere manier heeft verdiend of anders dat dat komt omdat degene die pijn veroorzaakt niet beter weet. Houd in gedachten dat elke ziel die haar hoofd in dit leven opheft veel tegenstand van de wereld krijgt. Zo is het geweest met alle profeten, heiligen en wijzen, dus je kunt niet verwachten daarvan vrijgesteld te zijn. Hierin bevindt zich de wet van de natuur en ook het plan van God dat aan het werk is en iets wenselijks voorbereidt. Niemand is hoger of lager dan jezelf. In alle bronnen die jouw behoefte vervullen, kun je een bron zien, God, de enige bron; en door iemand te aanbidden, voor iemand te buigen en van iemand te houden kun je bedenken dat je dat voor God aan het doen bent. In leed kun je naar God kijken en in vreugde kun je hem bedanken. Je weeklaagt niet over het verleden en je maakt je geen zorgen over de toekomst; je probeert het beste van vandaag te maken. Je zou geen falen moeten kennen, want zelfs in een val bevindt zich een opstap om omhoog te gaan; maar voor een soefi doet het stijgen of dalen er maar weinig toe. Je hebt geen berouw over wat je hebt gedaan, want je denkt, zegt en doet wat je bedoelt. Je hebt geen angst voor de gevolgen van het vormgeven van je wens in het leven, want wat zal zijn, zal zijn.
ROEPING
Ieder wezen heeft een duidelijke roeping en zijn roeping is het licht dat zijn leven verlicht. De mens die zijn roeping negeert is een lamp die niet is aangestoken. Degene die oprecht zijn ware doel in het leven zoekt wordt zelf gezocht door dat doel. Wanneer hij zich concentreert op die zoektocht begint er een licht zijn verwarring op te helderen, noem het onthulling, noem het inspiratie, noem het wat je maar wilt. Wantrouwen misleidt. Oprechtheid leidt recht naar het doel. Een ieder heeft zijn invloedscirkel, klein of groot; binnen zijn sfeer zijn er zo veel zielen en minds betrokken; wanneer hij opstijgt, stijgen zij op; wanneer hij valt, vallen zij. De omvang van de sfeer van iemand komt overeen met de mate van zijn sympathie, of we kunnen zeggen, met de omvang van zijn hart. Zijn sympathie houdt zijn sfeer bij elkaar. Wanneer zijn hart groeit, groeit zijn sfeer; wanneer zijn sympathie wordt teruggetrokken of verminderd dan valt zijn sfeer uit elkaar en verspreidt zich. Als hij degenen die in zijn sfeer leven en wonen zeer doet, degenen die van hem of van zijn affectie afhankelijk zijn dan doet hij of het noodlot hem zelf zeer. Zijn huis of zijn paleis of zijn cottage, zijn tevredenheid of zijn afkeer in zijn omgeving zijn de schepping van zijn eigen gedachten. De gedachten van degenen die zich dichtbij hem bevinden handelen op grond van zijn gedachten en maken ook deel uit van zijn eigen gedachten; anderen maken hem neerslachtig of verwarren hem, of ze moedigen hem aan en ondersteunen hem, in verhouding met de mate waarin hij door zijn kilte degenen in zijn omgeving afweert of hen met zijn sympathie aantrekt.
Elk individu componeert de muziek van zijn eigen leven. Als hij een ander kwetst, zaait hij tweedracht. Wanneer zijn sfeer ontregeld is wordt hijzelf ontregeld en is er een dissonant en de melodie van zijn leven. Als hij het gevoel van een ander stimuleert tot vreugde of tot dankbaarheid, voegt hij daardoor hetzelfde toe aan zijn eigen leven; hij wordt daardoor zelf in dezelfde mate levendiger. Of hij er zich nu wel of niet van bewust is wordt zijn denken in zijn voordeel beïnvloed door de vreugde of dankbaarheid van een ander, zijn kracht en vitaliteit groeit erdoor en de muziek van zijn leven groeit meer in harmonie.
In de ogen van de soefi is dit universum niets anders dan een manifestatie van het goddelijke Wezen, en deze goddelijke manifestatie wordt in soefi-termen Nur-Zahur genoemd. De allerhoogste God heeft van Zijn bestaan als het op zichzelfstaande en enige Wezen zogezegd zo ver als Hij kon gereisd naar de oppervlakte. Door middel van Zijn activiteit en Zijn wil erachter heeft Hij zich gemanifesteerd aan de oppervlakte, is Hij vanuit de hemelen neergedaald op aarde. Van de meest onbewuste staat van bestaan, blind, onbewust van Zijn wezen, zoals de rots is, is Hij geleidelijkaan ontwaakt tot bewustzijn van de omgeving op de oppervlakte. Men vindt ook in de Koran het idee dat de wereld uit duisternis is geschapen. Het geleidelijke proces van de reis brengt het Innerlijke Wezen tot de conditie van een plant, bloem en fruit, vervolgens tot de staat van de worm, bacterie en dier totdat Hij zich manifesteert als mens, Ashraf al-Makhluqát, de regelgever van dit universum en de regulateur van de hemelen. In de mens bereikt Hij het uiteindelijke doel van Zijn bestemming, wanneer Hij Zichzelf realiseert als het gehele wezen wat Hij tot nu toe nog niet heeft gedaan. God heeft de mens naar zijn gelijkenis gemaakt, zoals er in de Bijbel wordt gezegd.
Hazrat Ali zegt: ´Het geheim van God kan bestudeerd worden in Zijn natuur´. Elke reiziger die per voet reist steekt zijn lantaarn aan als het donker begint te worden. Zo ook deze hemelse reiziger. Wanneer Hij duisternis ziet die Hem overweldigt in de lagere aspecten op Zijn pad, dan steekt Hij een lantaarn aan. Het licht van deze lantaarn, dat in de Koran Nur-e Mohammadi wordt genoemd, heeft Hem naar de oppervlakte geleid, vanwaar Hij duidelijk Zijn pad terug kon onderscheiden en kon vinden. Voor het oog van de kenner is dit Nur, dit licht, de ware Mohammed. Dit licht heeft door alle Meesters van de mensheid heen voortgestraald en wordt gekend als het Licht van Leiding.
Het is de natuur van elk lichtgevend object om overal om zich heen licht uit te stralen en toch geeft een bepaalde lichtstraal die hier vandaan komt meer licht dan licht dat overal wordt verspreid. Dit kan men zien in het licht van de zon. De zielen die zich, door intentie of door toeval, toevallig in de zone van die straal van het Licht van Leiding bevinden zijn aan de wereld bekend geweest als de uitverkorenen van God. Zij zagen God eerder, zij hoorden Hem sneller dan anderen, zij zijn dichter bij Hem geweest dan anderen. Zij kunnen de uitverkorenen van God genoemd worden zoals wordt gezegd in Het Lied voor de Ziel van de Heilige:
Dienares van God;
Zijn lotusvoeten zijn het langbegeerde doel
Waar vermoeide pelgrims het einde van hun reis
Als vergeving van hun zonde.
Dus, als de heilige God komt en de mens wordt geheeld.
En die fortuinlijke die gelukkig is, aan wie in zijn hart
De mystieke visie is onthuld.
Alle zielen die sinds de schepping van de mens in dit licht hebben vertoefd zijn Meesters, die de een na de ander gekomen zijn verbonden door de schakel van de ene stroom die eerst ontspringt aan het meest innerlijke wezen en zich verbreidt en zich verspreidt in dit universum.
De heiligen, wijzen en de mystici die zich vanuit de hoogste sferen op weg begeven worden door dit licht aangetrokken en zij zoeken er hun toevlucht in vanuit de donkere wolken van het leven. De onzichtbaren die zelfs voordat de mens was geschapen in dit licht dobberden, zijn de engelen.
Het goddelijk licht heeft op de koninkrijken van de mineralen en planten geschenen; en daar heeft het ook zijn verschijnselen vertoond, ofschoon het zijn volle straling slechts in de mens heeft bereikt. Het kan gezien worden in de ontwikkelde intelligentie en dit kan zowel in het kosmische systeem als in de koninkrijken van de mineralen en de planten worden geobserveerd. Het is het licht van de zon dat op de maan en de planeten schijnt; elke ster is slechts een reflectie van hetzelfde licht; dus het gehele kosmische systeem wordt alleen door de zon verlicht.
In de wereld van de planten zijn we een kleine plant, een vrucht of een bloem, zijn invloed om zich heen verspreiden en dat gedeelte van het bos in de loop van de tijd bedekkend met hetzelfde zoete fruit of met dezelfde geurende bloem. Als we de dierenwereld nauwkeurig beschouwen, zien we in sommige dieren de bijzondere gave van intelligentie. We ontdekken dat er onder de vogels leiders zijn voor elke vlucht. Met name onder de olifanten in het woud er is de wijze olifant die voor de kudde uit loopt en voorzichtig de stam van een boom met zijn slurf draagt. Hij gebruikt die als stok en onderzoekt ermee het pad waar hij op loopt om te ontdekken of er gaten in de weg zijn, zowel voor zijn eigen veiligheid als voor de veiligheid van de olifanten die hem volgen. In de jungle kan men een groep apen zien die het bevel van een van hen volgt; als hij is gesprongen, springen ze allemaal. De vossen en de honden in de jungle hebben onder hen een vos of hond die het alerst is, die alarm slaat voor elk komend gevaar. In een vlucht vogels leidt een wijze en moedige vogel de hele vlucht. En dit is met veel andere vogels en dieren ook het geval. Deze vaardigheid van leiding, met de rijpheid van intelligentie, voleindigt het doel van de manifestatie in de evolutie van de mens.
De Koran vertelt dat de mens bestemd was om de Khalief van alle wezens te zijn, wat goed begrepen kan worden als we zien dat alle wezens in de wereld de mens dienen, door hem beheerst en geregeerd worden, zijn bevel opvolgen. Het geheim van hun natuur is hem ontsloten, dat hij hen mag gebruiken voor het doel waarvoor zij bestemd zijn. Bovendien is het de mens die terecht het zaad van God genoemd mag worden, want in hem alleen ontwikkelt intelligentie zich zo perfect dat hij niet alleen de werken van God waardeert en Hem aanbidt, maar dat hij ook zelfs in staat is om onafhankelijkheid en een aldoordringend bewustzijn van het eeuwigdurende leven van God te verwerven. De mens verwerkelijkt zijn perfectie in God en God verwerkelijkt Zijn perfectie in de mens.
We zien deze neiging tot gidsen in geringe mate bij ouders, die, ongeacht hoe hun eigen leven is geweest, toch wensen dat hun kinderen hun voordeel trekken uit hun ervaring – dat de kinderen op de juiste wijze leven. Men kan in deze zelfzuchtige wereld een paar mensen vinden die hun vrienden waarschuwen om van de weg af te raken; en we vinden een leider in een gemeenschap die zijn eigen leven en welzijn opoffert voor het welzijn van zijn medemensen door hen te verenigen in de band van liefde en harmonie. Dezelfde eigenschap van zelfopoffering, in zijn hogere graad van evolutie, ziet men onder de Meesters van de mensheid, die als afgevaardigden van de oneindige regering handelen en in de wereld bekend zijn als boodschappers. Onder hen zijn heilige wezens van verschillende gradaties, door soefis aangeduid als Wali, Ghauth, Qutb, Nabi en Rasoel. Ze verschillen onderling van elkaar in gradatie, overeenkomstig de diepte waarmee zij de ongeziene wereld doordringen, of overeenkomstig de breedte van de ruimte die zij innemen in het universele bewustzijn en ook overeenkomstig de omtrek van de cirkel van de mensheid die onder hun leiding is geplaatst om te gidsen. Nabi is de gids van een gemeenschap, Rasoel heeft een boodschap voor de gehele mensheid en ieder heeft een bepaalde tijdsspanne voor zijn boodschap.
Dit kan men zien door een intelligente bestudereing van de kosmos. De wetten van de natuur onderwijzen ons en bewijzen de kenner de invloed van elke planeet op zielen, zowel individueel als collectief, zoals gezinnen, naties en rassen; en zelfs de invloed op de gehele wereld, en de conditie van elk wezen in overeenstemming met de aard van de planeet onder wiens leiding zij zijn. De planeet handelt als een regelaar over geboorte, dood, elke opkomst en val en over alle gezinsaangelegenheden. Als planeten, de reflecties van de zon, macht hebben over de uiterlijke zaken van de mensheid hoe veel groter moet dan niet de macht van het Godsbewustzijn zijn, de reflecties van het goddelijk licht, waarvan de zon slechts een schaduw is! Dit zijn de Awatads, die de Hindoe´s avatars noemen, die niet slechts gedurende hun tijd van leven hier op aarde aan de macht zijn zoals aardse koningen, maar die zelfs aan de macht blijven als zij van deze aardse sfeer zijn vertrokken. De kenner ziet daarom in de Meesters van de mensheid niet alleen de bezorgers van de goddelijke boodschap, maar ook de spirituele vorsten, heersers van het universum tijdens hun cycli.
DE MEESTERS
Elk aspect van het leven van het individu en van het leven van de wereld heeft zijn cyclus. In het leven van een individu is de periode van zijn geboorte tot zijn dood het eerste gedeelte en van de dood tot de assimilatie in het Oneindige het tweede gedeelte. De sub-cycli in het leven van de mens zijn van de kleutertijd tot de jong volwassenheid, waar een gedeelte eindigt en van de jong volwassenheid tot de bejaarde leeftijd, waar het eindigt. Er zijn nog meer onder-cycli: kleutertijd, kindertijd, jong volwassenheid, volwassenheid, seniliteit; en er zijn de cycli van het stijgen en dalen van een mens.
Dus er is een cyclus van het leven van de wereld en de cyclus van de schepping van de mens en zijn destructie, de cycli van het heersen van rassen en naties en de cycli van tijd, zoals een jaar, een maand, een week, dag en uur. De natuur van elk van deze cycli heeft drie aspecten, het begin, de opeenhoping en het einde, die Uruj, Kemal en Zeval worden genoemd; net zoals bijvoorbeeld nieuwe maan, volle maan en wassende maan; zonsopgang, het hoogste punt van de zon, zonsondergang. Deze cycli, sub-cycli en onder-cycli en de drie aspecten van hun natuur worden verdeeld en onderscheiden door de natuur en de baan van het licht. Daar het licht van de zon, de maan en de planeten de belangrijkste rol in het leven van de wereld speelt, individueel en collectief, verdeelt het licht van de Geest van Leiding ook tijd in cycli. En elke cyclus is onder de invloed van een bepaalde Meester geweest met veel controleurs onder hem, die als een spirituele hiërarchie werken die de zaken van de gehele wereld controleren, voornamelijk betreffende de innerlijke spirituele conditie van de wereld. De Meesters zijn sinds de schepping van de mens talloos geweest; zij zijn met verschillende namen en vormen verschenen; maar slechts Hij die de enige Meester van de eeuwigheid is, was in hen verscholen.
Afwijzing van de vreemdeling en alleen geloven in degene die hij eens heeft erkend heeft de mens tijden lang in duisternis gelaten. Als hij de ene boodschap geloofde zou hij de daaropvolgende boodschap, die door een andere Meester werd gebracht die misschien een vreemdeling voor hem was, niet accepteren. Dit heeft veel problemen veroorzaakt in de levens van alle Meesters. De mens weigerde de Meesters en hun leringen te geloven, zowel uit het verleden als de toekomst, als hun namen niet geschreven stonden in de overleveringen waarin hij geloofde of als hij niet hun namen had gehoord in de legenden die onder zijn volk tijden lang waren doorgegeven. Daarom herkennen mensen uit dat deel van de wereld die de Hebreeuwse profeten hebben erkend bijvoorbeeld niet Avatars zoals Rama en Krishna, of Vishnu en Shiva eenvoudigweg omdat ze deze namen niet in hun geschriften kunnen vinden. Hetzelfde gebeurt bij het ander deel van de mensheid, die Abraham, Mozes of Jezus niet onder hun Devatas1 rekenen, daar zij deze namen niet in de legenden waarmee zij vertrouwd zijn zien geschreven. Zelfs als het waar was dat Brahma dezelfde Devata was als die de Hebreeuwen Abraham noemen, en als Christus dezelfde Meester was als die de Hindoe´s Krishna hebben genoemd, zou de mens die toch niet als één erkennen die hij als verschillend heeft onderscheiden, terwijl hij een hogere dunk heeft van een van hen en een lagere dunk van een ander. Als de Meesters niet dezelfde waren in hun sterfelijke gewaad, dan waren zij toch in de spirit één; als dat niet zo zou zijn, hoe zou dan een en dezelfde waarheid door hen allen kunnen worden ontsloten? De Meesters van de mensheid zijn de oudere broeders geweest die de jongere broeders op grond van hun broederliefde en op grond van hun liefde voor de Vader hebben gegidst. Het is menselijk om te sympathiseren met een naaste wanneer hij naar iets hunkert en het niet kan verwerven en om hem te helpen bij het verwerven van het ideaal waarnaar hij hunkert.
Dit wordt heel goed geïllustreerd door de mythe van Ramachandra. Men zegt in de Purana dat Sita, de metgezel van Ramachandra, ooit onder de hoedeverbleef van Vashita Rishi en haar zonen. De jongste zoon, Lahu, ging op een dag op weg naar het belendende dorp. Hij zag Kalanki, een zeer mooi paard, rond het dorp rennen zonder berijder. Toen hij informeerde van wie het paard was, zeiden de mensen hem dat dit paard was losgelaten zodat degene die hem zou kunnen vangen koning gemaakt zou kunnen worden van het koninkrijk. Dit daagde de jongeman uit en hij rende achter het paard aan om het te vangen. Hij bleef lange tijd rennen en kwam alleen maar teleurstellingen tegen. Elke keer als hij dicht bij het paard kwam en dacht dat hij het zou kunnen vangen, glipte het uit zijn handen. Toen hij het punt van uiterste teleurstelling had bereikt zag hij zijn broer die naar hem op zoek was, gestuurd door zijn moeder en hij vertelde hem dat hij niet terug zou komen voordat hij het paard had gevangen. De broer zei: ´Dat is niet de manier om een paard te vangen; op deze manier zul je misschien eeuwig blijven rennen en niet in staat zijn om het te vangen. Daarom moet je in plaats van het paard te willen vangen rennen om het te willen ontmoeten´. Dit was er de oorzaak van dat de jongere broer in korte tijd succes had. Toen werden beide broers naar de aanwezigheid van Ramachandra, hun vader, gebracht die hen beiden omhelsde en het gidsen van de een en het verwerven van de ander erkende.
Alle Leraren die eerder zijn gekomen hebben onderwezen aan de gemeenschap of groep voor wie ze waren geboren en hebben de komst van de volgende Leraar voorspeld omdat ze voorzagen dat de Boodschap kon en moest worden gecontinueerd tot aan de voltooiing ervan.
Dat de Boodschappers na elkaar zijn gekomen betekende niet dat zij verschillende Boodschappen hadden, maar dat zij de fouten moesten corrigeren die de navolgelingen van de voorgaande boodschap erin hadden aangebracht; en ook om principes te doen opleven opdat ze bij de evolutie van de periode pasten en om de menselijke mind dezelfde waarheid te doen herinneren die door voorgaande Meesters was verkondigd maar uit het geheugen waren geraakt. Het was niet hun persoonlijke boodschap, maar de goddelijke boodschap. Ze waren verplicht de fouten te herstellen die waren gemaakt door de misinterpretatie van de religies en zo doende vernieuwden zij dezelfde waarheid door de voorgaande Meesters, die in de loop van de tijd was veranderd van haar werkelijke aard. Onwetend heeft de mens geruzied over de namen en vormen van de Meesters, overleveringen, principes en hun beperkte groepen, daarbij vergetend dat zij een zijn in hetgeen hen verbindt.
Hun boodschappen verschillen van elkaar in hun uiterlijke verschijningsvorm, elke boodschap is gegeven in overeenstemming met de leeftijd van de evolutie van de mens en ook om een speciaal deel toe te voegen aan de loop van goddelijke wijsheid. Bepaalde wetten en principes werden voorgeschreven door hen om bij het land, het klimaat, de periode, de gewoonten, manieren en vereisten te passen waar de boodschap werd gegeven.
Het was hoogst noodzakelijk dat de Boodschappers een uitzonderlijke positie claimden die de mensheid zou aantrekken om de boodschap die ze hadden te geven te ontvangen. Sommigen werden Avatar genoemd, een incarnatie van Brahma, zoals Vishnu, Shiva, Rama en Krishna, terwijl anderen Payghambar, profeet, voorspreker werden genoemd. Hun volgelingen hebben hun dwaze disputen gehad over de grootheid van hun aanname of over dat zij deden of onderwezen, of over het soort leven dat ze leefden terwijl ze aanbidden en haten naargelang hun persoonlijke voorkeur.
De goddelijke boodschap is altijd gezonden door middel van degenen die daartoe op de juiste wijze zijn begiftigd. Toen bijvoorbeeld weelde gewaardeerd werd werd de boodschap afgeleverd door Koning Salomo; toen schoonheid werd aanbeden, gaf Jozef, de knapste, de boodschap; toen muziek als goddelijk werd beschouwd gaf David zijn boodschap in zijn zang; toen er nieuwsgierigheid naar wonderen was bracht Mozes zijn boodschap; toen opoffering hooglijk werd gewaardeerd gaf Abraham de boodschap; toen erfelijkheid werd erkend gaf Christus zijn boodschap als de Zoon van God; en toen democratie noodzakelijk was gaf Mohammed zijn boodschap als Dienaar van God, iemand als alle anderen en zich onder hen bevindend; vanwege de democratische aard van zijn proclamatie en boodschap was dit het einde van de noodzaak om meer profeten. Hij verkondigde la elaha ill´Allah (alleen God bestaat). God vormt het gehele wezen, apart, individueel en collectief en elke ziel heeft de bron van de goddelijke boodschap in zich. Om die reden is er niet langer de behoefte aan mediatie, voor een derde persoon als verlosser tussen de mens en God. Want de mens is genoeg geëvolueerd om het idee van God te vatten dat God alles is en dat alles God is, en de mens is tolerant genoeg geworden om in de goddelijke boodschap te geloven die door iemand als hemzelf wordt gegeven, iemand die onderhevig is aan geboorte, dood, vreugde en leed en aan alle natuurlijke wisselvalligheden van het leven.
Vanaf de tijd van Mozes tot aan de tijd van Mohammed zijn alle Meesters de verlichaming geweest van het Meester-ideaal. Wanneer Jezus Christus wordt neergezet terwijl hij zegt: ´Ik ben Alpha en Omega, het begin en het einde´, wordt daar niet mee bedoeld dat de naam of de zichtbare persoon van Jezus Christus Alpha en Omega is, maar de innerlijke Meester-spirit. Deze spirit verkondigde dit, aangezet door zijn realisatie van verleden, heden en toekomst, volop vertrouwend op zijn eeuwigheid. Die zelfde spirit sprak door middel van Krishna toen die zei: ´Wij verschijnen op aarde wanneer de Dharma aangetast wordt´, wat lang voor het verschijnen van Christus was. Tijdens zijn goddelijke opneming zei Mohammed: ´Ik bestond zelfs voor deze schepping en zal na zijn assimilatie overblijven´. In de heilige overleveringen wordt gezegd: ´Wij hebben u geschapen uit Ons licht en uit uw licht hebben Wij het universum geschapen´. Dit wordt niet gezegd over de uiterlijke persoon van Mohammed die bekend is met deze naam. Het refereert aan de spirit die door alle gezegende tongen heeft gesproken en toch zonder vorm, naam, geboorte en dood is gebleven.
Maar de blinde wereld die is opgegaan in zijn verschijnselen en beïndrukt is met een bepaalde naam en vorm heeft zich vastgeklampt aan de naam en het ware wezen vergeten. Deze onwetendheid heeft de kinderen van de mens in zo vele afscheidingen verdeeld en heeft de een van de ander afgescheiden door hun eigen waanvoorstellingen: terwijl er in werkelijkheid een religie en een enkele Meester bestaat, de Enige God. De mens heeft geloof gehecht aan de Meester in wie hij zijn ware religie plaatste; en om de volgende leraar te geloven vond hij een geloofsbreuk. Dit wordt in de volgende allegorie beschreven.
DE SPIRIT VAN PROFETIE
Er was eens een man die met zijn vrouw en kinderen in een klein dorp woonde. Hij werd door de innerlijke stem van zijn ziel weggeroepen en hij nam afstand van zijn leven met zijn vrouw en kinderen en ging de wildernis in, naar een berg die Sinaï heette, en hij nam zijn oudste zoon met zich mee, het enige volwassen kind. De kinderen die een vage herinnering aan hun vader hadden, vroegen zich af en toe af waar hij was en verlangden ernaar om hem te zien; hun moeder vertelde hun dan dat hun vader lang geleden was weg gegaan en misschien wel van deze aarde was verdwenen. Soms zei ze in antwoord op hun verlangen: ´Misschien komt hij wel of stuurt hij een bericht, want dat heeft hij bij zijn vertrek beloofd´. Soms treurden de kinderen om de afwezigheid van hun vader, om de stilte van hun vader; en elke keer als ze de behoefte voelden aan zijn aanwezigheid bij hen troostten ze zichzelf met de hoop: ´misschien zal hij ooit bij ons zijn zoals hij heeft beloofd´. Na een tijd stierf de moeder en werden de kinderen achtergelaten bij verzorgers aan wie ze waren toevertrouwd, tegelijk met de zorg van de weelde die door hun ouders was achtergelaten.
Na enige jaren toen het gladde gezicht van hun broer een baard had gekregen en toen zijn vrolijke blik plaats had gemaakt voor een ernstige uitdrukking en zijn lichte huid, nu al jaren blootgesteld aan de hete zon, bruin was geworden, kwam hij thuis. Hij ging in pracht en praal weg met zijn vader; hij komt terug in armoede en klopt op de deur. De bedienden herkennen hem niet en staan hem niet toe om binnen te komen. Zijn taal is veranderd, het lange verblijf in een vreemd land heeft hem alles doen vergeten. Hij zegt tot de kinderen: ´O broeders, kom, ge zijt de kinderen van mijn vader; ik ben van mijn vader gekomen, die volkomen vredig en gelukkig is in zijn retraite in de wildernis en die me gestuurd heeft om jullie zijn liefde en zijn boodschap te brengen, zodat jullie leven de moeite waard wordt en dat jullie het grote geluk mogen hebben om jullie vader te ontmoeten, die zo veel van jullie heeft gehouden´.
Zij antwoordden: ´Hoe kan het dat ge van onze vader komt die zo lang geleden is weggegaan en ons geen teken heeft gegeven?´ Hij antwoordde: ´Als ge het niet begrijpt, vraag het dan uw moeder. Zij zal in staat zijn het jullie te vertellen´. Maar de moeder was al gestorven; slechts haar graf was overgebleven, dat het nooit zou kunnen vertellen. Hij zei: ´Vraag dan uw verzorgers. Misschien zijn zij in staat jullie te vertellen vanuit de herinneringen aan vroeger; of zaken die onze moeder hun kan hebben verteld zouden de woorden van onze vader in hun herinnering kunnen brengen omtrent mijn komst´. De verzorgers waren zorgeloos, onverschillig, blind, nogal blij met het bezit van alle weelde geworden en genoten van het geliefde goud dat hun in bewaring was gegeven en gebruikten hun onbetwiste macht en volledige invloed op alle kinderen. Hun eerste gedachte bij het horen van zijn komst was irritatie; maar toen zij hem zagen waren zij nogal onoplettend, want zij vonden in hem geen spoor van wie hij eens was geweest en toen zij zagen dat hij zonder macht of weelde was en was veranderd in zijn blik, in zijn kleding, in alles, gaven zij niet om hem. Zij zeiden: ´Met welk recht eist ge op de zoon van onze vader te zijn, van onze meester, die lang geleden is gestorven, en ondertussen in de hemel vertoeft?´ Hij zei tegen de kinderen: ´O kinderen van mijn vader, ik houd van jullie, neem ofschoon jullie me niet kunnen herkennen en zelfs als jullie mij niet als jullie broer erkennen, mijn helpend woord als het woord van jullie vader en verricht goede daden in het leven en vermijd het kwade want elk werk heeft zijn beloning die er bij past´.
De oudere kinderen, die op hun weg waren gehardend, besteedden er geen aandacht aan en de kleintjes waren te jong om het te begrijpen; maar de middelsten die naar zijn woorden luisterden volgden hem rustig, gewonnen door zijn magnetisme en gecharmeerd door zijn liefhebbende persoonlijkheid.
De verzorgers raakten in paniek bij de gedachte dat de kinderen voor wie zij verantwoordelijk waren in verzoeking zouden komen en meegesleurd zouden worden. Zij dachten: ´Op een dag zullen zelfs de overgebleven kinderen gecharmeerd raken door zijn magie; en onze controle over hen, met het bezit van hun weelde en ons comfort in hun huis en onze importantie en onze eer zal in hun ogen verloren gaan als wij dit nog langer toelaten´. Zij besloten hem te doden en zetten de overgebleven broers tegen hem op door hun medelijden aan hen te verklaren omtrent hun geliefde broers die op een dwaalspoor werden gebracht en weggevoerd worden van hun huis en comfort, en door te verklaren hoe ongefundeerd zijn eis was die hij maakte. Zij naderden deze man, arresteerden hem en bonden zijn voeten en handen vast en gooiden hem in de zee. Maar die kinderen die naar hem hadden opgezien als hun gids en broer rouwden en lamenteerden hierover. De broer troostte hen en zei: ´Ik zal weer naar jullie komen, kinderen van mijn vader. Geef de hoop niet op en de dingen die jullie nu, nu jullie nog jong zijn, nog niet volledig begrijpen zullen jullie worden uitgelegd; en daar deze mensen zich zo hard naar mij toe hebben gedragen, zal getoond worden wat het betekent om geen aandacht te besteden aan de boodschap van de vader die door zijn eigen zoon wordt gebracht; en jullie, kinderen van mijn vader, zullen verlicht worden met hetzelfde licht waarmee ik kwam om jullie te helpen´.
Deze man was een geoefend zwemmer. De zee had geen macht om hem te verdrinken. Hij leek voor hen te zijn verdronken, maar toen haalde hij zijn handen en voeten uit de knopen, steeg uit het water op en begon op een geoefende manier te zwemmen zoals hem dat was geleerd. Hij ging naar de vader in de wildernis en vertelde hem al zijn ervaringen op zijn lange reis en toonde zijn liefde en verlangen om de wil van zijn vader te gehoorzamen en om al zijn opdrachten te vervullen; om opnieuw naar de kinderen van zijn vader te gaan met hernieuwde kracht en macht, om hen naar dat ideaal te brengen dat het enige verlangen van de vader was.
Na een paar jaar verscheen er weer een drager van de boodschap van hun vader. Hij stond er niet op om te bewijzen dat hij de zoon van hun vader was, maar probeerde hen te gidsen en hen naar het ideaal te helpen dat voor hen door hun vader was vastgesteld. De verzorgers die al in de war waren door degene die kwam en ging, beledigden hem, gooiden met stenen naar hem en jaagden hem uit hun zicht; maar vernieuwd in zijn kracht, sterkte en moed en net van de machtige invloed van zijn vader komend weerstond hij het met zwaard en schild en zocht toevlucht onder die broers die op hem reageerden en met hem sympatiseerden bij zijn vorige komst. Zij zeiden: ´Hij die eerder kwam kwam zeker van onze vader, die onze broers niet herkennen en in de zee hebben verdronken, maar wij wachten op zijn komst want hij heeft ons beloofd dat hij zou komen´. Hij antwoordde: ´Ik ben het die het heeft beloofd en naar onze vader is gegaan en nu ben ik gekomen want de aard van de belofte die aan jullie is gegeven is tweeërlei: ´Ik zal weer komen´ werd tegen degenen gezegd die mij in een ander gewaad zouden kunnen herkennen, geëigend voor de tijd en de omstandigheid; en ´Ik zal iemand anders sturen´ of ´Er zal iemand anders komen´ werd tegen degenen gezegd die waarschijnlijk in verwarring zouden raken door het uiterlijke gewaad. Het werd tegen hen gezegd zodat zij het woord van leiding dat door onze vader is gestuurd niet zouden verwarren´. Zij begrepen zijn woord beter, maar weigerden te erkennen dat hij dezelfde was als de eerdere die zij hadden gezien en nu accepteerden. Hij sprak en liet in zijn werken de tekenen van hun vader zien, maar zij hielden zich vast aan de persoon die zij eerder hadden gezien terwijl zij zijn woord en hun vader vergaten.
Maar de jongere broers die hem niet eerder hadden gekend voelden de band van bloedverwantschap, want hun harten waren niet verhard noch hingen zij sterk aan hun ideeën. Zij hielden van hem en zij erkenden hem meer dan zijn ervaring was geweest tijdens zijn eerdere komst, terwijl de oudere broers, onder invloed van de verzorgers, alles wat deze man deed bevochten en er tegen in opstand kwamen. Maar ondanks al hun weerstand en het leed dat hem werd aangedaan, leidde hij zoveel mogelijk de kinderen van zijn vader totdat de naam van zijn vader opnieuw werd verheerlijkt en zijn broers, op directe of indirecte wijze, werden geleid door de puzzels van de wereld en de geheimen van de hemelen.
Dit verhaal toont aan wat er is gebeurd in de levens van de boodschappers, vooral dat van Jezus Christus en van Mohammed, ofschoon de termen Vader, Zoon, Broer slechts metaforisch zijn. Er is slechts een Leraar geweest en Hij alleen zal zijn. Alle namen waarover de wereld heeft gevochten zijn Zijn namen en alle fysieke vormen die de aanbidding hebben verworven van de waarheidzoekende wereld zijn Zijn vormen. Daarom zijn er wijzen die de boodschap accepteren, ofschoon de dwazen die verwerpen.
ENKELE ESOTERISCHE TERMEN
Er zijn twee aspecten van intelligentie: intellect en wijsheid.
Intellect is de kennis van namen en vormen, hun karakter en aard, verzameld uit de uiterlijke wereld. Het uit zich in een kind vanaf de geboorte wanneer hij nieuwsgierig begint te worden over alles wat hij ziet; en vervolgens door de verscheidene vormen en figuren die hij ziet in zijn mind op te slaan herkent hij ze als een aanvulling van zijn kennis van verscheidenheid. De mens verzamelt zo de kennis van talloze vormen van de gehele wereld in zijn mind en houdt ze daar vast; sommige ervan staan duidelijk op de voorgrond en overheersen en bedekken de andere. Hij houdt ook die vormen vast die hem interesseren. De aard van de vormen is om elkaar te beteugelen in verhouding met hun materiële concreetheid. Hoe concreter ze zijn, hoe helderder zij verschijnen; dus de intellectuele persoon is geïnteresseerd in hun verscheidenheid en de wet van verandering, en omdat kennis het voedsel van de ziel is, raakt hij tenminste enorm geïnteresseerd in de kennis van namen en vormen en noemt dat ´leren´. Dit wordt zijn wereld, ofschoon het hem geen gevoel van onveranderelijk comfort biedt en ofschoon hij hierdoor geen eeuwigdurende vrede verwerft.
Wijsheid is tegengesteld aan de hierbovengenoemde kennis. Het is de kennis die door het innerlijk vuur wordt verlicht; zij gaat samen met de rijping van de ziel en opent zich voor zowel de gelijkheid van alle dingen en wezens als voor de eenheid in namen en vormen. De wijze mens doordringt de spirit van alle dingen; hij ziet het menselijke in het mannelijke en het vrouwelijke en de oorsprong van de rassen die volkeren één maakt; en hij ziet de mens in alle volkeren en de goddelijke immanentie in alle dingen in het universum, totdat de visie van het gehele wezen voor hem de visie van de Ene Enige wordt, de zeer mooie en geliefde God.
Bij het geven van een definitie voor enkele termen in esoterie kan men zeggen dat bewustzijn de waakzame toestand is van de wetende vaardigheid; kennis is datgene waarvan het bewustzijn zich bewust is; geweten is een zintuig dat wordt geboren wanneer het bewustzijn zich een schaal voorhoudt met aan de ene kant een handeling en aan de andere kant een ideaal; en intelligentie is de bevattende vaardigheid van het bewustzijn waarmee ze met elk middel alles wat zich rondom haar bevindt, herkent, onderscheidt, waarneemt en bevat.
Onwetendheid is de toestand van de mind wanneer hij zich in duisternis bevindt.
Wanneer mentale vibraties de astrale sfeer in stromen, zonder bewuste richting, heet dat verbeelding; wanneer ze dat met bewuste richting doen, heet dat gedachte. Wanneer de verbeelding tijdens de slaap wordt ervaren heet dat een droom. Impressie is een gevoel dat opkomt als een reactie op het ontvangen van een reflectie die van de uiterlijke wereld komt (fysiek, mentaal of astraal).
Intuïtie is een innerlijke boodschap, gegeven in de vorm van een waarschuwing of advies, die door de mind onafhankelijk van welke uiterlijke bron dan ook wordt waargenomen.
Inspiratie is het opkomen van een stroom uit de diepte van het hart van de djins en manifesteert zich op het gebied van poëzie, muziek, schilderen, sculptuur en welke kunstvorm dan ook.
Visie is een spirituele droom waarvan men ofwel wakend ofwel slapend getuige is. Het heet een droom omdat de straling van de visie een halfslaap met zich meebrengt voor de ziener, zelfs als die wakker is.
Openbaring is de ontsluiting van het innerlijke zelf. Het bewustzijn dat zich door middel van manifestatie richt tot de oppervlakte, keert de innerlijke wereld de rug toe, en daardoor is het zicht ervan voor hem verloren. Maar als hij naar binnen begint te kijken, wordt de ongeziene wereld ontsloten en worden Choudatabaq, de veertien sferen, die bestaan uit de zeven hemelen en de zeven aarden, onthuld. ´De sluier zal van uw ogen worden gelicht en uw zicht zal scherp zijn´, zoals er in de Koran wordt gezegd. En vernietiging (Fanà) is gelijkwaardig aan ´het verliezen van het valse zelf (Nafs)´ wat op zijn beurt weer culmineert in wat het Eeuwige Leven ((Baqà) wordt genoemd.
ALIF
In het leven van Bullah Shah, de grote heilige van Panjab valt een zeer instructief verslag van zijn vroege training te lezen toen hij naar school werd gestuurd met jongens met zijn eigen leeftijd. De leraar leerde hem Alif, de eerste letter van het Arabische alfabet. De andere jongens in zijn klas werkten maakten zich het hele alfabet eigen terwijl hij dezelfde letter machtig aan het worden was. Toen er weken voorbij gingen en de leraar zag dat het kind niet verder vorderde dan de eerste letter Alif dacht hij dat de jongen een leerachterstand had en stuurde hij hem naar huis naar zijn ouders en zei: ´Jullie jongen heeft een leerachterstand, ik kan hem niet onderrichten´.
Zijn ouders deden alle moeite voor hem, plaatsten hem onder de hoede van verscheidene leraren, maar hij maakte geen vorderingen. Zij waren teleurgesteld en de jongen liep uiteindelijk van huis weg zodat hij niet langer een last voor zijn eigen mensen zou zijn. Hij woonde toen in het bos en zag de manifestatie van Alif die in het bos de vorm aanneemt van gras, het blad, de boom, de tak, het fruit en de bloem; en dezelfde Alif werd gemanifesteerd als de berg en heuvel, de stenen en rotsen; en hij was getuige van hetzelfde als een bacterie, insect, vogel en dier en dezelfde Alif in hemzelf en in anderen. Hij dacht aan een, zag een, voelde een, verwerkelijkte een en niets anders.
Nadat hij zich de les grondig had eigen gemaakt keerde hij terug om zijn opwachting te maken bij zijn oude leraar die hem van school had gestuurd. De leraar die was geobsedeerd door de visie van verscheidenheid had hem lang geleden al vergeten; maar Bullah Shah kon zijn oude leraar niet vergeten die hem zijn eerste en meest inspirerende les had geleerd die hem bijna zijn hele leven had beziggehouden. Hij boog heel nederig voor de leraar en zei: ´Ik heb de les voorbereid die u mij op zo vriendelijke wijze heeft geleerd; wilt u mij wat meer leren wat de moeite waard mocht zijn?´ De leraar lachte naar hem en dacht bij zichzelf: ´Na al die tijd heeft die simpele ziel mij zich herinnerd´. Bullah Shah vroeg toestemming om de les op te schrijven en de leraar reageerde schertsend: ´Schrijf op deze muur´. Hij maakte toen het teken van Alif op de muur en verdeelde het in twee delen. De leraar was verbaasd door dit prachtige wonder en zei: ´U bent mijn leraar! Wat u in de ene letter Alif heeft geleerd, heb ik niet weten me eigen te maken met al mijn leren´, en Bullah Shah zong dit lied:
Een Alif is alles wat u nodig heeft.
Door te leren heeft u uw mind volgeladen,
Met boeken heeft u uw kamer gevuld.
Maar de ware kennis werd verloren door het najagen van het valse,
Dus, vriend, verlaat nu het najagen van uw leren.
Elke vorm lijkt afgeleid te zijn van een andere, daar alle figuren afgeleid zijn van Alif die van oorsprong is afgeleid van een punt en de nul, het niets (in het Arabisch wordt de nul als een punt geschreven) vertegenwoordigt. Het is dat niets wat de eerste vorm Alif schept. Het is natuurlijk voor iedereen om een punt te zetten zodra de pen het papier raakt en de letters die de woorden vormen verbergen de oorsprong. Op een soortgelijke manier is de oorsprong van het Enige Wezen verborgen in Zijn manifestatie. Dat is de reden waarom Allah, wiens naam van Alif afstamt, is verborgen onder Zijn eigen manifestatie. De figuur een in het Engels heeft dezelfde vorm als Alif en in beide aspecten onthult deze vorm zijn betekenis. Deze betekenis in zijn verscheidene vormen wordt in alle aspecten van de natuur gezien. Zoals Omar Khayyám zegt:
Ja, een een enkele Alif was misschien de clue,
Kon je het maar vinden – bij de schatkamer,
En, als vermoeden, ook bij de Meester.
Onderricht mij als dat in uw macht ligt´.
Ik zei: ´Alif´. Zij antwoordde: ´Zeg maar niets meer;
Als iemand thuis is, is een enkele letter genoeg´.
SUMA, DE MUZIEK VAN DE SOEFI'S
Iedereen die enige kennis van de Soefi´s en van soefisme heeft weet heel goed dat muziek een grote rol speelt in hun spirituele bereiking. De Chishti´s, een bepaalde school van de Soefi´s, hebben een bijzondere interesse in muziek. Zij noemen haar Ghiza-i-ruh, het voedsel van de ziel en ze luisteren naar de Qawwali, de speciale liederen die worden gezongen bij hun Suma, de contemplatieve muzikale bijeenkomst. Het lijkt alsof er mogelijk leven ware dat zelden ergens anders wordt ontmoet. De sfeer wordt geladen met magnetisme, harmonie en vrede die worden voortgebracht door de aanwezige verlichte zielen. De Sheik, de leraar, zit in het midden en de andere Soefi´s zitten om hem heen en roepen de een na de ander de heilige namen van God op en herhalen om beurten soera´s van de Koran. Dit is een inleiding die het hart van iedere aanwezige afstemt op zijn geeïgende toon, de harten die al voorbereid zijn door Zikr, de esoterische contemplatie. Hun manier van contemplatie zet hun hart in ritme, wat zelfs hun bloedsomloop regelmatig maakt en de polsslag en het gehele mechanisme van het lichaam wordt ritmisch. Wanneer de mind ook door zijn ontwaakte antwoord op de toon op het ritme is afgesteld wordt het gehele wezen van de Soefi muzikaal. Dit is de reden waarom de Soefi met iedereen en alles in harmonie is. Muziek maakt alles in de wereld levend voor hem en maakt hem levend voor alles en hij begint zich te realiseren hoe doods het leven voor velen in de wereld is en hoevelen er levend dood zijn.
Er zijn verschillende graden van vooruitgang en de dichtregels die door de Qawwali worden gezongen zijn ook van verschillende soort. Sommige dichtregels prijzen de schoonheid van het ideaal wat de Soefi´s in de graad van Fanà-fi-Sheik ervaren. In deze graad bevinden zich degenen die de goddelijke immanentie als het ideaal zien, wandelend op aarde. Er zijn dichtregels die spreken over de hoge verdiensten van het ´ideaal-in-naam-en-niet-in-vorm´, wat appelleert aan degenen die zich in de graad van Fanà-fi-Rasul bevinden. Dezen hebben het ideaal niet gezien noch hebben zij de stem ervan gehoord, maar zij hebben dat ideaal wat alleen bestaat voor zover zij weten, gekend en bemind.
Dan zijn er dichtregels die spreken van het ideaal voorbij naam en vorm. Diegenen reageren op deze dichtregels die zich in de graad van Fanà-fi-Allah bevinden; dezen zijn zich bewust van hun ideaal als zijnde voorbij naam en vorm, wat niet kan worden beperkt in kennis en wat voorbij alle beperkingen is. Soms wordt de komst van het ideaal verbeeld in dichtregels die de zoetheid van de stem, de schoonheid van het gelaat, de gratie van het bewegen, de lofprijzing, de verdiensten, de kwaliteiten en de winnende manieren van het ideaal beschrijven. Er zijn ook dichtregels die de verliefde minnaar verbeelden, zijn pijn bij scheiding, zijn voorzichtigheid in aanwezigheid van de geliefde, zijn bescheidenheid, zijn jaloezie en rivaliteit en al de natuurlijke wisselvalligheden van een minnaar. Het is een combinatie van poëzie, muziek en kunst. Het is geen eenvoudig lied; het creëert de gehele visie op het gebied van muziek voor de mind van de Soefi die in staat is om het te visualiseren tegen positieve omgevingen. Met andere woorden, de Soefi produceert met behulp van muziek in zijn verbeelding zijn ideale visie.
In de Qawwali wordt de natuur van de liefde, de minnaar en de geliefde uitgedrukt. Hierin overtreft de poëzie van de Soefi de liefdesgedichten die aan de wereld bekend zijn, want het geheim van de liefde, minnaar en geliefde, de drie-in-een wordt erin onthuld. Los van de filosofie van het gehele wezen kan men de verfijndheid en complexiteit van hun gedichten zien, rijk met conventies en getooid met metaforen. Hafiz, Rumi, Jami en vele anderen onder de Soefi-dichters hebben het geheim van het innerlijke en uiterlijke wezen uitgedrukt in de terminologie van liefde.
De Qawwals, de zangers, zingen deze verzen goed verstaanbaar; zodat elk woord duidelijk wordt aan de toehoorders, zodat de muziek niet de poëzie verbergt; en de tabla (een soort Indiasche trommel)-spelers die de zangers begeleiden benadrukken de accenten en houden het ritme gelijk, zodat het wezen van de Soefi, dat al is afgestemd op de muziek, zich verbindt met het ritme en de harmonie van de muziek. Bij deze gelegenheden wordt de gesteldheid van de Soefi anders. Zijn emotionele aard heeft op dit moment vrij spel; zijn vreugde en gevoel kunnen niet worden uitgelegd en taal is niet toereikend om de vreugde en gevoel uit te drukken. Deze staat wordt Hál of Wajad, de heilige extase, genoemd en wordt door allen die aanwezig zijn bij de bijeenkomst met respect behandeld. Wajad betekent ´aanwezigheid´, Hál betekent ´gesteldheid´.
Deze staat van extase is niet afwijkend van de natuurlijke gesteldheid van de mens wanneer hij een vriendelijk gesproken woord hoort of tot tranen is geroerd door ofwel een scheiding van degene van wie hij houdt ofwel door het vertrek van zijn liefdesobject, of wanneer hij overblij is bij de aankomst van zijn langverwachte beminde.
In het geval van een Soefi wordt hetzelfde gevoel heilig, omdat zijn ideaal hoger is.
Een pelgrimage is hetzelfde als een gewone reis, het enige verschil ligt in het doel; in een reis is het doel aards, terwijl de pelgrimage wordt gemaakt voor een heilig doel. Soms ziet men de Soefi diep geraakt door het horen van muziek, soms vindt zijn gevoel uiting in tranen, soms drukt zijn hele wezen, gevuld met muziek en vreugde, zich in beweging, wat in Soefi-termen Raqs heet.
Wanneer de mens de objectieve wereld analyseert en het innerlijke wezen realiseert is het eerste en het laatste wat hij leert dat die gehele visie van het leven is geschapen door liefde; liefde is zelf leven, alles zal er te zijner tijd in opgaan.
Het hart van de minnaar van God is vervuld van devotie, de minnaar van God kan communiceren met God; niet degene die een poging doet om met zijn intellect God te analyseren. Met andere woorden, het is de minnaar van God die met Hem kan communiceren, niet de student van Zijn aard. Het zijn de ´ik´ en de ´jij´ die scheiden en toch zijn het het ´ik´ en het ´jij´ die noodzakelijke voorwaarden voor liefde zijn. Ofschoon ´ik´ en ´jij´ het ene leven in tweeën delen, is het de liefde die hen verbindt door de stroom die tussen hen wordt gevestigd; en het is deze stroom die verbondenheid wordt genoemd, de verbondenheid die tussen de mens en God stroomt. Op de vraag: ´Wat is God?´ en ´Wat is de mens?´ is het antwoord dat de ziel die zich bewust is van haar beperkte bestaan ´de mens´ is en de ziel die door de visie van de grenzenloze wordt gereflecteerd ´God´ is. In eenvoudige woorden, het zelfbewustzijn van de mens is de mens en het bewustzijn van de mens van zijn hogere ideaal is God. Bij verbondenheid tussen deze twee worden ze in de loop van de tijd één, daar ze in werkelijkheid al één zijn. En toch is de vreugde van verbondenheid zelfs groter dan de vreugde van boetedoening omdat alle vreugde van het leven in de gedachte van ´ik´ en ´jij´ ligt.
Alles wat een mens mooi, dierbaar en goed bevindt zich niet noodzakelijkerwijs in het ding of het wezen; het bevindt zich in zijn ideaal; het ding of het wezen laat hem de schoonheid, waarde en goedheid in zijn eigen mind scheppen. De mens gelooft in God door Hem een ideaal van zijn aanbidding te maken zodat hij zich kan verbinden met iemand tegen wie hij op kijkt; in wie hij zijn absolute vertrouwen kan stellen omdat hij gelooft dat Hij boven de onbetrouwbare wereld is verheven; van wiens genade hij zich afhankelijk kan opstellen terwijl hij om hem heen zelfzuchtigheid ziet. Het is dit ideaal dat het idool van God wordt genoemd, wanneer het van steen is gemaakt en in een tempel is gezet; en wanneer ditzelfde ideaal op een hoger plan is getrokken en in de tempel van het hart is geplaatst wordt het het ideaal van God met wie de gelovige zich verbindt en in wiens visie hij het gelukkigst leeft, zo gelukkig als maar kan, in het gezelschap van de heerser van het gehele universum.
Wanneer dit ideaal nog hoger wordt gezet breekt het in het ware en manifesteert zich het ware licht aan de goddelijke; degene die eens een gelovige was wordt nu een verwerkelijker van God.