Deel 1 - Soefi-gedachten

Er zijn tien Soefi hoofdgedachten die bestaan uit alle belangrijke onderwerpen die betrekking hebben op het innerlijke leven van de mens.

1

´Er is Eén God, de Eeuwige, het Enige Wezen; alleen God bestaat´.

De God van de soefi’s is de God van elke geloofsovertuiging en de God van iedereen. Namen maken voor hen geen verschil. Allah, God, Gott, Dieu, Khuda, Brahma of Bhagwan, al deze namen en nog meer zijn de namen van hun God; en toch bevindt God zich voor hen voorbij de begrenzing van een naam. Zij zien hun God in de zon, in het vuur, in het idool dat verscheidene sekten aanbidden; en zij herkennen God in alle vormen van het universum en toch weten zij dat God zich voorbij alle vorm bevindt: God in alles en alles in God, God is de Geziene en de Ongeziene, het Enige Wezen. Voor de soefi’s is God niet alleen een religieuze geloofsovertuiging, maar ook hoger dan het hoogste ideaal dat de menselijke mind kan begrijpen.

De soefi’s lopen tijdens hun hele leven constant op het pad van liefde en licht terwijl zij het zelf vergeten en streven naar de bereiking van het goddelijke ideaal. De soefi’s zien in God de perfectie van alles wat zich binnen het bereik van de perceptie van de mens bevindt en toch weten zij dat God zich buiten het bereik van de mens bevindt. Zij kijken naar God zoals mensen die liefhebben naar hun Geliefde kijken en nemen alles in het leven met perfecte gelatenheid als kwam het van God. De heilige naam van God is voor hen wat een medicijn voor patiënten is. De goddelijke gedachte is het kompas waarop zij het schip koers doen zetten naar het land van onsterfelijkheid. Het Godsideaal is voor de soefi’s als een lift waarin zij zichzelf omhoogbrengen naar het eeuwige doel, waarvan de bereiking de enige zin van hun leven is.

2

´Er is Eén Meester, de Spirit van Leiding van alle Zielen, Die de volgelingen constant naar het licht leidt´.

De Soefi’s begrijpen dat mensen ondanks dat God de bron van alle kennis, inspiratie en leiding is toch het medium zijn door wie God het verkiest om Gods kennis aan de wereld mede te delen. God deelt dit mede door degenen die in de ogen van de wereld mensen zijn maar in hun bewustzijn God. Het is de rijpe ziel die zegeningen uit de hemelen opdoet en God spreekt via deze ziel. Ofschoon de tong van God druk bezig is om via alle dingen te spreken is het voor God nog altijd noodzakelijk om door middel van de lippen van mensen tegen de dove oren van velen onder ons te spreken. God heeft dit de gehele geschiedenis van de mensheid door gedaan, waarbij elke grote leraar uit het verleden deze Geest van Leiding is geweest, het leven van God in menselijke vermomming leidend. Met andere woorden, hun menselijke vermomming bestaat uit verscheidene overjassen die door dezelfde persoon zijn gedragen, die er in elke overjas anders uit leek te zien. Shiva, Boeddha, Rama, Krishna aan de ene kant, Abraham, Mozes, Jezus, Mohammed aan de andere kant; en veel meer, bekend of onbekend aan de geschiedenis, altijd een en dezelfde persoon.

Degenen die de persoon zagen en God kenden herkenden God in welke vorm of vermomming dan ook; degenen die alleen de overjas konden zien, verdwaalden. Daarom is er voor de soefi’s slechts een Leraar, hoe verschillend die tijdens verschillende perioden in de geschiedenis ook wordt genoemd, en God komt constant om de mensheid te wekken uit de sluimer van dit leven van illusie en om de mensheid verder in de richting van goddelijke perfectie te gidsen. Als de soefi’s in deze zienswijze vorderen herkennen zij hun Meester, niet alleen in de heilige mensen, maar ook in de wijze mensen, in de gekke, in de vrome en in degenen die onwetend zijn, en hebben zij het nooit toegestaan dat de Meester die de Ene is en de Enige die kan zijn en die altijd zal zijn, uit hun zicht verdwijnt.

Het Perzische woord voor Meester is Murshid. De soefi’s herkennen de Murshid in alle wezens van de wereld en zijn bereid om van jong en oud, opgeleid en niet opgeleid, rijk en arm te leren zonder zich af te vragen van wie zij leren. Dan beginnen zij het licht van Risalat te zien, de fakkel van waarheid die voor hen in elk wezen en ding in het universum schijnt. Zo zien zij Rasul, hun Goddelijke Boodschapper, een levende identiteit voor zich. Zo zien de soefi’s de visie van God, de aanbeden goddelijkheid in Gods immanentie, manifest in de natuur en het leven wordt voor hen nu zowel van binnen als van buiten een perfecte openbaring.

Vaak om geen andere reden dan het vasthouden aan de persoonlijkheid van hun specifieke leraar en voor die leraar superioriteit boven andere leraren claimend en een leraar die op dezelfde wijze door anderen wordt vereerd verlagend, hebben mensen zich van elkaar afgescheiden en de meeste oorlogen, facties en woordenstrijden veroorzaakt die de geschiedenis optekent onder de kinderen van God.

Wat de Spirit van Leiding is kan als volgt nader worden uitgelegd: net zoals er in de mensen een gave voor kunst, muziek, poëzie en wetenschap is, zo is er ook de gave of spirit van leiding aanwezig; het is beter om die spirit te noemen omdat die de allerhoogste gave is van waaruit al de andere voortkomen. Net zoals we zien dat er in elke persoon enige artistieke gave is, maar niet iedereen een kunstenaar is, daar iedereen een deuntje kan neuriën maar slechts een op de duizend een musicus is, zo bezit elke persoon in de een of andere vorm en tot op bepaalde hoogte deze gave; maar de spirit van leiding wordt echter maar onder heel weinigen van het menselijke ras gevonden.

Een Sanskriet dichter zegt: ´Juwelen zijn stenen, maar kunnen niet overal worden gevonden; de sandelboom is een boom, maar groeit niet in elk bos; net zoals er veel olifanten zijn en er maar slechts één koning olifant is, zo zijn er over de hele wereld menselijke wezens, maar wordt het ware menselijke wezen maar zelden gevonden´.

Wanneer we boven de gave uit opstijgen en de spirit van leiding overwegen dan zullen we ontdekken dat die wordt vervolmaakt in de Bodhisatva, de spirituele leraar of goddelijke boodschapper. Er bestaat een gezegde dat luidt dat de hervormers de kinderen van de beschaving zijn, maar dat de profeten haar ouders zijn. Deze spirit heeft altijd bestaan en dient altijd te bestaan; en op deze manier is van tijd tot tijd de boodschap van God gegeven.

3

´Er is Eén Heilig Boek, het heilige manuscript van de natuur, het enige geschrift dat degenen die het lezen het licht kan brengen´.

De meeste mensen beschouwen slechts bepaalde boeken of rollen als heilig, die door de hand van mensen zijn geschreven en die zorgvuldig als sacraal zijn bewaard om als goddelijke openbaring doorgegeven te worden aan het nageslacht. De mensen hebben gevochten en getwist over de authenticiteit van deze boeken, hebben geweigerd om enig ander boek van dezelfde aard te accepteren, en hebben, terwijl ze zich op deze manier vastklampen aan het boek en de zin ervan verliezen, verscheidene sekten gevormd. De soefi’s hebben in alle tijden al dergelijke boeken gerespecteerd en zijn in de Vedanta, Zend Avesta, Kabbala, Bijbel, Koran en alle andere sacrale geschriften dezelfde waarheid op het spoor gekomen die zij lezen in het onkreukbare manuscript van de natuur, het enige Heilige Boek, het perfecte en levende model dat de innerlijke wet van het leven onderricht: ten overstaan van het manuscript van de natuur zijn alle geschriften als kleine waterplassen ten overstaan van de oceaan.

Voor het oog van degenen die zien is elk blad van de boom een pagina van het heilig boek dat goddelijke openbaring bevat en zij worden elk moment van hun leven geïnspireerd door constant het heilig geschrift van de natuur te lezen en te begrijpen.

Wanneer mensen schrijven, graveren zij symbolen op een rots, een blad, op papier, hout of staal; wanneer God schrijft, zijn de symbolen die God schrijft levende schepsels.

Wanneer het oog van de ziel wordt geopend en het zicht scherp is, kunnen de soefi’s de goddelijke wet in het manuscript van de natuur lezen; en dat wat de leraren van de mensheid hun volgelingen hebben geleerd werd door hen aan dezelfde bron ontleend; zij drukten het weinige dat er in woorden valt uit te drukken uit en op die manier hielden zij de innerlijke waarheid levend toen zij er zelf niet meer waren om haar te onthullen.

4
´Er bestaat Eén Religie, de niet afwijkende voortgang in de juiste richting naar het ideaal toe, die beantwoordt aan het levensdoel van elke ziel´.

Religie wordt in het Sanskriet Dharma genoemd, wat plicht betekent. De plicht van alle individuen is religie. ´Alle zielen worden voor een bepaald doel geboren en het licht van dat doel wordt in hun ziel ontstoken´, zegt Sa´di. Dit verklaart waarom de Soefi’s in hun tolerantie aanvaarden dat een ieder een eigen pad heeft en waarom zij de principes van anderen niet met hun eigen principes vergelijken, maar iedereen vrijheid van gedachten toestaan, aangezien zij zelf vrijdenkers zijn.

Religie is volgens de opvatting van de Soefi’s het pad dat de mensen in de richting van de bereiking van hun ideaal leidt, zowel het wereldse als het hemelse. Zonde en deugd, juist en fout, goed en slecht zijn niet voor alle individuen hetzelfde; zij komen overeen met hun evolutiegraad en hun levensfase. Daarom houden de Soefi’s zich nauwelijks bezig met de naam van de religie of de plaats van aanbidding. Alle plaatsen zijn voor hun aanbidding sacraal genoeg en alle religies maken hun de religie van hun ziel duidelijk. ´Ik zag U in de sacrale Ka´ba en ik zag U ook in de tempel van het idool´.

5

´Er is Eén Wet, de wet van wederkerigheid, die geobserveerd kan worden door een zelfloos geweten, samen met een gevoel voor ontwaakte rechtvaardigheid´.

De mensen wijden hun leven aan het najagen van alles wat hen voor henzelf voordelig lijkt en wanneer zij zo geabsorbeerd worden door zelfbelang verliezen zij in de loop van de tijd zelfs het contact met hun eigen echte belang. De mensen hebben wetten gemaakt die in hun voordeel zijn, maar het zijn wetten waarmee zij anderen te slim af zijn. Dit noemen ze rechtvaardigheid en slechts dat wat hen door een ander wordt aangedaan noemen ze onrechtvaardigheid. Een vreedzaam en harmonieus leven met hun naaste kan slechts worden geleid als door een zelfloos geweten het gevoel voor rechtvaardigheid in hen is wakker geworden. Net zoals de rechterlijke autoriteiten van de wereld ingrijpen tussen twee personen die het niet met elkaar eens zijn omdat ze weten dat ze het recht hebben om in te grijpen wanneer de twee partijen die met elkaar in een twist verkeren verblind zijn door persoonlijke belangen, zo grijpt de Almachtige Kracht in bij alle twisten, hoe groot of hoe klein die ook zijn.

Het is de wet van wederkerigheid die de mens ervan redt blootgesteld te worden aan de hogere krachten omdat een behoedzaam mens minder kans loopt om voor de rechter te worden geleid. Het gevoel voor rechtvaardigheid wordt in een volmaakt nuchtere mind gewekt; dat wil zeggen iemand die vrij is van de bedwelming van jeugd, kracht, macht, bezit, leiding, geboorte of rang. Het lijkt per saldo winst wanneer je niet geeft maar neemt of wanneer je minder geeft en meer neemt; maar in allebei de gevallen is er in werkelijkheid een groter verlies dan winst; want al dergelijke winst spreidt een bedekking over het innerlijke gevoel voor rechtvaardigheid en wanneer veel van zulke bedekkingen het zicht hebben versluierd worden de mensen zelfs blind voor hun eigen winst. Het is als in je eigen licht staan. ´Blind hier blijft blind in het hiernamaals´.

Ofschoon de verschillende religies bij het onderrichten van de mensen hoe ze harmonieus en vreedzaam met hun naaste om moet gaan verschillende wetten hebben uitgevaardigd, verenigen zij zich allemaal in deze ene waarheid: wat U niet wilt dat U geschiedt doe dat ook een ander niet. Door de dienst van iemand anders aan te nemen vermeerderen de Soefi’s de waarde ervan en door te accepteren wat iemand anders voor hen doet staan zij dat toe.

6

´Er is Eén Broeder- en Zusterschap, de menselijke broeder- en zusterschap die de kinderen van de aarde zonder onderscheid in het Ouderschap van God verenigt´.

De Soefi’s begrijpen dat het ene leven dat voortkomt uit het innerlijke Wezen aan de oppervlakte wordt gemanifesteerd als het leven van verscheidenheid; en in deze wereld van verscheidenheid is de mensheid de fijnste manifestatie want zij kan in haar evolutie de eenheid van het innerlijke wezen zelfs in het externe bestaan van verscheidenheid verwezenlijken. Maar zij evolueert naar dit ideaal, dat het enige doel is van haar komst op aarde, door zichzelf met een ander te verenigen.

De mensen verenigen zich met anderen in de familieband, wat de eerste stap in hun evolutie is en toch hebben families in het verleden met elkaar gevochten en hebben ze generaties lang wraak op elkaar genomen, terwijl zij hun zaak beschouwden als de enige ware en enige juiste. Tegenwoordig tonen de mensen hun evolutie doordat zij zich verbinden met hun buren en stadsgenoten en ontwikkelen zelfs in zichzelf een spirit van patriottisme voor hun volk. Zij hebben een groter respect dan de mensen in het verleden; en toch hebben mensen die zo op nationaal gebied verbonden zijn de catastrofe van de hedendaagse oorlogen veroorzaakt, wat door de komende generaties in hetzelfde licht beschouwd zal worden als waarin we nu de familievetes uit het verleden beschouwen.

Er bestaan raciale banden die de cirkel van eenheid nog ruimer maken, maar het is altijd gebeurd dat er een ras neerkijkt op een ander ras.

De religieuze band laat een nog hoger ideaal zien. Maar die is de oorzaak van verschillende sekten, die elkaar gedurende duizenden jaren hebben bestreden en elkaar hebben veracht en die eindeloze afsplitsingen en tweedracht onder de mensen hebben veroorzaakt. De kiem van scheiding bestaat zelfs in een zo groot gebied voor broeder- en zusterschap en hoe wijd verspreid de broeder- en zusterschap ook is, zij kan niet perfect zijn zolang zij mensen van elkaar scheidt.

De Soefi’s, die zich dit realiseren, bevrijden zich van nationale, raciale en religieuze grenzen terwijl zij zich verenigen in de menselijke broeder- en zusterschap, die verstoken is van de verschillen en onderscheiden van klasse, kaste, gezindte, ras, volk of religie en die de mensheid verenigen in de universele broeder- en zusterschap.

7

´Er is Eén Moraal, de liefde die voortkomt uit zelfontkenning en die opbloeit in daden van liefdadigheid´.

Er worden de mensheid morele principes onderricht door verschillende leraren en leraressen, door veel tradities, de een verschillend van de ander, die lijken op afgezonderde druppels die uit de fontein komen. Maar wanneer we naar de stroom kijken, ontdekken we dat er maar één stroom is ofschoon die bij het naar beneden vallen in verscheidene druppels verandert. Er zijn veel morele principes net zoals er veel druppels uit een fontein vallen; maar er is één stroom die de bron van alles is en dat is liefde. Liefde schenkt het leven aan hoop, geduld, uithoudingsvermogen, vergeving, tolerantie en aan alle morele principes. Alle daden van vriendelijkheid en liefdadigheid schieten wortel in de aarde van het liefhebbende hart. Edelmoedigheid, liefdadigheid, aanpassingsvermogen, een gastvrije aard, zelfs zelfverloochening zijn allemaal het voortbrengsel van enkel en alleen maar liefde. De grote, zeldzame en verkozen wezens die tijdenlang als ideaal in de wereld zijn bewonderd, zijn mensen die een hart bezitten dat straalt van liefde. Al het slechte en alle zonden komen voort uit een gebrek aan liefde.

Liefde wordt blind genoemd, maar in werkelijkheid is liefde het licht van het zien. Het oog kan alleen de oppervlakte zien; liefde kan veel dieper zien. Alle onwetendheid is het gebrek aan liefde. Net zoals vuur dat niet is ontstoken slechts rook geeft, maar wanneer het is ontstoken de verlichtende vlam er uit te voorschijn komt, zo is het ook met liefde; ze is blind wanneer ze is onderontwikkeld, maar wanneer haar vuur is ontstoken dan komt de vlam te voorschijn die het pad van de reizigers van sterfelijkheid naar het eeuwigdurende leven verlicht; de geheimen van de aarde en de hemel worden onthuld aan de mensen die het liefhebbend hart bezitten, de mensen die liefhebben hebben beheersing over henzelf en over anderen verkregen en zij praten niet alleen met God maar verenigen zich ook met God.

´Heil aan u, dan, O liefde, zoete gekte! Gij die al onze gebreken heelt! Die de arts van onze trots en ons zelfbedrog is! Die onze Plato en onze Galen is!´, zegt Rumi.

8

´Er is Een Object van Lof, de schoonheid die het hart van zijn aanbidders optilt dor alle aspecten van het geziene en het ongeziene´.

Er wordt in de Hadith gezegd: ´God is mooi en Hij houdt van schoonheid´.
Dit drukt de waarheid uit dat de mens die de Spirit van God erft schoonheid in zich heeft en van schoonheid houdt ofschoon iets dat mooi is voor de een dat voor de ander niet hoeft te zijn. De mens cultiveert het gevoel voor schoonheid als hij evolueert en prefereert het hogere aspect van schoonheid boven het lagere. Maar wanneer hij het hoogste zicht op schoonheid in het Ongeziene heeft geobserveerd door een graduele evolutie door de schoonheid van de geziene wereld te vereren dan wordt het hele bestaan voor hem één enkel zicht op schoonheid.

De mens heeft God aanbeden terwijl hij de schoonheid van de zon, de maan, de sterren en de planeten aanschouwde; hij heeft God aanbeden in de planten, in de dieren; hij heeft God erkend in de schitterende verdiensten van de mens en hij heeft met zijn perfectie zicht van schoonheid de bron van alle schoonheid in het Ongeziene gevonden, van waaruit al dit ontspringt en in Wie alles is opgegaan.

De soefi die zich dit realiseert aanbidt schoonheid in al haar aspecten en ziet het gezicht van de Geliefde in alles dat wordt gezien, en de spirit van de Geliefde in het Ongeziene. Dus overal waar hij kijkt is zijn ideaal van aanbidding aanwezig.´Overal waar ik kijk, zie ik Uw innemende gezicht; overal waar ik ga, arriveer ik bij Uw verblijf-plaats´.

9

´Er is Een Waarheid, de ware kennis van ons wezen, innerlijk en uiterlijk, dat de essentie van alle wijsheid is´.

Hazrat Ali zegt: ´Ken uzelf en u zult God kennen´. Het is de kennis van het zelf dat uitgroeit naar de kennis van God. Zelfkennis beantwoordt zulke vragen als: waar ben ik vandaan gekomen? Bestond ik voordat ik me bewust werd van mijn huidige bestaan? Als ik bestond, als wat bestond ik dan? Als een individu zoals ik nu ben of als een veelheid, of als een insect, een vogel, een dier, een spirit, een djin of een engel? Wat gebeurt er bij de dood, de verandering waaraan ieder schepsel onderhevig is? Waarom vertoef ik hier een tijdje? Welk doel heb ik hier te voltooien? Wat is mijn plicht in het leven? Waarop is mijn geluk gebaseerd en wat maakt mijn leven ellendig? Degenen van wie het hart is aangestoken door het licht van boven beginnen diep na te denken over zulke vragen maar degenen van wie de ziel al is verlicht door de kennis van het zelf begrijpen hen. Zij geven aan individuen of aan groepen de weldaad van hun kennis zodat zelfs de mensen van wie het hart nog niet is ontstoken en van wie de ziel nog niet is verlicht in staat kunnen zijn om op het juiste pad dat naar perfectie leidt te lopen.

Dit is de reden waarom mensen in verschillende talen, in verschillende vormen van aanbidding, in verschillende grondbeginselen in verschillende delen van de wereld worden onderricht. Het is een en dezelfde waarheid; het wordt alleen gezien in diverse aspecten geschikt voor het volk en de tijd. Slechts degenen die dit niet begrijpen spotten met het geloof van een ander terwijl ze degenen die niet hun geloof als het enige ware beschouwen tot de hel of tot vernietiging veroordelen.

De soefi erkent de kennis van het zelf als de essentie van alle religies; hij traceert die in elke religie, hij ziet dezelfde waarheid in elk ervan en daarom beschouwt hij alle als een. En op deze wijze kan hij het gezegde van Jezus realiseren: ´Mijn Vader en Ik zijn een´. Het verschil tussen schepsel en Schepper blijft op zijn lippen, niet in zijn ziel. Dit wordt bedoeld met eenwording met God. In werkelijkheid is het het oplossen van het valse zelf in de kennis van het ware zelf, dat goddelijk is, eeuwig en aldoordringend. ´Hij die eenwording met God verwerft, diens zelf moet verliezen´, zei Amir.

10

´Er is Een Pad, de vernietiging van het valse ego in het ware, dat opstijgt vanuit het sterfelijke naar het onsterfelijke, waarin alle perfectie vertoeft´.

´Ik verdween in het niets – ik loste op; en zie daar! Ik was helemaal levend´. Iedereen die het geheim van het leven hebben gerealiseerd begrijpen dat het leven één is, maar uit twee aspecten bestaat. Op de eerste plaats als onsterfelijk, aldoordringend en zwijgend; en op de tweede plaats als sterfelijk, actief en manifest in verscheidenheid. De ziel die bij het eerste aspect behoort wordt op een dwaalspoor gebracht, wordt hulpeloos en gekluisterd door het leven te ervaren in contact met de mind en het lichaam, dat bij het tweede aspect behoort. De voldoening van de wensen van het lichaam en de impulsen van de mind zijn niet voldoende voor het doel van de ziel, wat ongetwijfeld bestaat uit het ervaren van haar eigen verschijnselen in het geziene en het ongeziene, ofschoon haar neiging is om zichzelf te zijn en niets anders. Wanneer de begoocheling haar laat voelen dat zij hulpeloos, sterfelijk en gekluisterd is, voelt zij zich niet op haar plaats. Dit is de tragedie van het leven die de krachtigen en de zwakken, de rijken en de armen allemaal ontevreden houdt terwijl zij constant zoeken naar iets wat zij niet weten. De soefi die zich dit realiseert, neemt het pad van verzaking en ontdekt op het eind van deze reis, door de leiding van een leraar op het pad, dat de bestemming hij zelf was. Zoals Iqbal zegt: ´Ik dwaalde op zoek naar mijn eigen zelf; ik was de reiziger en ik was de bestemming´.