In het universum zijn er twee krachten werkzaam, Kaza, de goddelijke kracht die werkzaam is via alle dingen en wezens; en Kadr, de vrije wil van het individu.
Als de goddelijke wil werkzaam is via alle dingen en wezens en de mens slechts het instrument is waardoorheen de goddelijke wil werkzaam is dan is hij hulpeloos en hoe kan hij dan verantwoordelijk zijn voor zijn daden? De mens wordt desalniettemin verantwoordelijk gehouden, want de vrije wil van het individu is de volmaakte wil, werkzaam via de intelligentie van het individu. Dit kan op de volgende manier geïllustreerd worden. Een koopman die een fabriek bezit heeft veel handen in dienst om het werk erin te verrichten. Het is zijn wil en wens dat allen op harmonieuze wijze samenwerken, maar het succes van de fabriek is in dezelfde mate de verantwoordelijkheid van elke individuele arbeider, want de eigenaar van de fabriek runt die door middel van de arbeiders. Als iemand tegen zijn wil in werkt zullen dingen fout gaan en degene die zo werkt is daar verantwoordelijk voor. Op zo´n zelfde manier is de wil van het hele Wezen werkzaam via alles en toch is het de verantwoordelijkheid van het individu om die wil uit te voeren; als we dit zorgvuldig bekijken dan ontdekken we dat deze wil ook onze wil is en wanneer we ertegen in handelen krijgen we geen bevrediging, want dan hebben we niet onze eigen wil uitgevoerd. We zijn als het ware een pool met aan de ene kant het beperkte individu en aan de andere kant het volmaakte Zelf.
Bij het zoeken om de wil van God uit te voeren moet onze houding die van een kind zijn dat wordt weerhouden van het verrichten van kwaad door de gedachte dat hij de ouders zou kunnen ergeren. Op dezelfde manier moeten we letten op al onze gedachten en handelingen opdat ze God, het volmaakte Zelf, niet ergeren. Men kan vragen: ´Is het juist dat menselijke wezens met intelligentie toe moeten geven aan de volmaakte of goddelijke wil, wat zo tegenstrijdig lijkt aan het ideaal van vrijheid?´ Deze vraag kan op de volgende manier beantwoord worden. Stel dat je vooruit wenst te gaan en de voeten de tegenovergestelde richting opgaan of dat je omhoog wilt kijken terwijl je ogen, tegen je wil, naar beneden kijken; zou het leven gelukkig zijn hoewel de voeten en de ogen op deze manier handelend slechts hun vrije wil gebruiken? Het antwoord is nee, want door zo te doen werken ze de wil van het hele individuele wezen tegen. Op een vergelijkbare manier verstoort de disharmonieuze vrije wil, die zonde genoemd kan worden, het gehele Wezen, waarvan de harmonie door elk individu wordt gehandhaafd, van het grootste tot het kleinste en van het hoogste tot het laagste individu.