Het karakter van de beminde

i

In de Perzische poëzie wordt er aan de beminde vrouw een bepaalde karakteristiek gegeven die Shukhi wordt genoemd. De charme die de Perzische dichter met Shukhi omschrijft wordt gewoonlijk meer in vrouwen dan in mannen gevonden; ofschoon het mogelijk is dat veel vrouwen het als een karakteristiek beschouwen van de mannen die zij beminnen. Dit karakter van de beminde kan zeker niet schoonheid genoemd worden, ofschoon het bekoorlijk is. Zijn voornaamste eigenschap is achteloosheid en een soort zorgeloze onafhankelijkheid met een vleugje schaamteloosheid.

Veranderlijk als ze is, laat zij zich daar weer wel en dan weer niet zien; ze schiet snel in de lach, heeft snel de amusante of belachelijke kant van dingen in de gaten; en toch is zij zelf gevoelig voor hoongelach en hoffelijkheden; ze probeert op zeer bevallige wijze uit hoe diep het gevoel van haar minnaar voor haar gaat.

Zelfzuchtig en beminnelijk reageert ze en weigert nochtans te reageren; opgewekt en spraakzaam, klagend en doorlopend geamuseerd, ofschoon gemakkelijk te beledigen is ze een constante bron van verbazing voor haar minnaar, die voelt dat hij altijd op zijn hoede dient te zijn als hij haar werkelijk zou willen vasthouden; en ook dat hij vriendelijk dient te zijn opdat hij niet een wezen kwetst dat hem zo veel vrolijker en opgewekter, zo veel zwakker en tengerder, zo veel tederder, verhevener en gratieuser voorkomt dan hij van zichzelf kent.

Deze beminde is het leven voor haar minnaar; en daarin ligt in werkelijkheid het geheim van haar aantrekkingskracht voor hem. Zij is fladdert altijd buiten het bereik van zijn bevattingsvermogen. Haar zonlicht en gelach verkwikken; haar gemok en hoongelach, haar duizend eisen zijn prikkels; zelfs haar opgewekte schaamteloosheid is een aansporing voor hem om pogingen in allerlei richtingen te ondernemen, waar hij anders nooit zou verwijlen.

Maar welke reden geeft hij zichzelf voor zijn liefde? Hij zal duizend redenen geven en toch verward zijn in het geven van één reden die volstaat. Hij wil haar wanhopig de diepte van zijn gevoelens laten begrijpen; hij verbeeldt zich dat hij ziek en stervende is en haar antwoord wanneer haar het nieuws wordt gebracht:

Zij lachte lichtjes; ´En dus is Mazhar dood?
Ach, de hulpeloze! Ik wist niet, ik,
Wat zijn probleem was´. En vervolgens zei ze:
´Ik geloof niet dat hij ziek genoeg is om te sterven.´

Of de minnaar verbeeldt zich dat hij dood is en in zijn graf ligt; en hij stelt zich voor dat zij lichtjes over het gras dat hem bedekt loopt en haar gewaden strak om zich heen drapeert opdat hij niet per ongeluk zijn handen uit zou strekken en de gewaden aan zou raken. En toch dooft de liefde, net als vuur, uit tenzij het met olie wordt gevoed; en de minnaar erkent dat in zijn wanhoop ook en geeft haar er de schuld van dat zij de aanmoediging geeft die hij verlangt. Zij vertegenwoordigt in zichzelf de vluchtigheid van vreugde, het snelle voorbijgaan van gelach, de moeilijkheid om het moment van schoonheid vast te houden.

De eindeloze kwaal van het hart is zij,
En zij zelf de enige remedie.

ii

Volgens de ideëen van de Hindoe´s zijn er vier verschillende soorten vrouwen, die de levens van de mannen beïnvloeden.

Padmani, het ideaal van de dichter, verfijnd en teder en gratieus in haar houding, is gemaakt om bemind te worden en is zelf vol liefde. Haar stem is laag en zacht, haar woorden zijn gratieus, haar expressie is zoet en vriendelijk; zij wordt bewonderd door vrouwen en haar vriendschap en aanwezigheid brengen voor mannen de hemel op aarde. Wanneer ze een man tot vriend maakt, is dat iets van een waagstuk of een stap, als het ware buiten haar kring gezet; want vrouwen zijn haar natuurlijke vriendinnen en zij richt zich tot hen zowel uit interesse als voor bescherming. In haar hart wordt slechts een minnaar gehouden, die niets kan verwijderen. Haar glimlach voor hem is als het ontsluieren van de hemel, haar vriendelijke blik is een blijvende impressie, haar zoete woorden weerklinken voor eeuwig in zijn hart. En het is iedereen duidelijk dat zij hem als haar koning beschouwt.

Zij is intelligent en eenvoudig, moedig en verlegen, geduldig en verdraagzaam, in haar denken vastberaden en stevig; en ze wordt door alles wat teder en aantrekkelijk is geroerd. Haar gedrag is passend. Zij houdt van orde, respecteert de ouderen en als ze wordt geconfronteerd met moeilijkheden is ze geduldig en vastberaden; en zij is bij alles zelf-opofferend en pretentieloos. Haar affecties zijn diep en ze kan die niet uitspreken; maar haar gezicht, haar gelaatstrekken, haar blik, elk woord en elke beweging laten een beeld van schoonheid en devotie aan het ideaal zien. Men ziet zelden een Padmani in leven; en de man die haar hart wint verwerft het koninkrijk van Indra Loka, de hemel van de Hindoe´s.

Chitrani is mooi en briljant. Zij is gelukkig onder vrouwen, maar verkiest de vriendschap van de tegenovergestelde sexe. Zij is van nature affectief en verlangt naar affectie. Haar stem is muziek, een lied; en er bevindt zich poëzie in haar woorden. Zij is niet zo idealistisch als Padmani maar ze is verfijnd en bekwaam in haar manieren en verrukkelijk en vermakelijk in de expressie van haar voor- en afkeuren. Zij zelf houdt maar van één man, ofschoon haar manier van doen een ander het idee zou kunnen geven dat hij misschien ook in staat zou kunnen zijn haar liefde te winnen. Zij is ijdel en zij is bescheiden; zij is brutaal en ze is gesloten. Zij speelt verstoppertje met haar minnaar. Haar snelle blik, het optillen van het wenkbrauwen, haar kleinste gebaar, een beweging van haar hand of haar schouder zullen haar gedachten of stemming beter mededelen dan woorden dat kunnen. Zij uit duizend keer weer haar liefde en verovert het hart van haar minnaar; en een rechtstreekse blik van haar ogen haalt zijn ziel naar de oppervlakte. Zij wordt door hem onder controle gehouden en controleert toch zelf. Zij is bij hem en toch apart. Zij is Maya, de ongrijpbare. Zij is de parel van zijn hart.

Shankani is sterk, ruw en vastberaden. Zij is wanhopig in haar af- en voorkeuren. Haar hart wordt ogenblikkelijk gewonnen als haar passie wordt geraakt; en zij verandert gemakkelijk van de ene naar de andere minnaar. Mannen zijn haar hoofdbezigheid; maar de liefde van de een of andere man raakt haar niet diep noch zou zij van haar kant haar hele leven lang een man vast kunnen houden. Zij is vrijpostig in het uiten van zichzelf en ze is emotioneel. Zij is weinig geneigd tot vriendschap met vrouwen en zij vinden haar onachtzaam naar hen toe. Zij is onaantrekkelijk in haar uiterlijk. Ze is onevenwichtig in haar mind. De ene dag zal zij iemand hoogachten; de volgende dag is haar devotie als een steen op de grond gegooid en gebroken.

Haskani is begerig en impulsief. Stem, beweging, woorden, dat alles laat zelftoegeeflijkheid zien en passie overheerst in haar. Zij vormt geen diepe of serieuze hechting in het leven; en ze zal plotseling met een woord of in boosheid of met een haastig gevoel van ongemak of onenigheid een draad die verbindt breken. Haar handelingen zijn ongepast; er is een abruptheid in haar gedrag die botst met vrede of vriendschap. Vrouwen worden niet tot haar aangetrokken, zij zijn op hun hoede voor haar en zijn bang voor haar; noch blijkt zij een aangename en blijvende kameraad zelfs niet voor haar eigen partner.

Vanaf het ideaal van Padmani tot het idee van Hastani ziet men een toenemende kracht in de macht van het uitdrukken van emotie, maar ook een vermindering van de vaardigheid om enige blijvende hechting vast te houden. In Chitrani er is misschien een gelijke balans tussen de diepte van het gevoel en de schoonheid in de expressie van gevoel; terwijl in Padmani er een absorptie is in het ideaal wat zelfloosheid betekent. En dit is in feite productiever dan wat ook in het leven in het voortbrengen van schoonheid die troost, kalmte en een glimp van geluk brengt.