Harmonie is de bron van manifestatie, de oorzaak van haar bestaan en het medium tussen God en de mens.
De vrede waarnaar de ziel streeft en die de ware natuur van God is en de uiterste bestemming van de mens is niet anders dan het resultaat van harmonie; dit laat zien dat alle verwervingen van het leven zonder een gevoel voor harmonie tevergeefs zijn. De verwerving van harmonie is hetgeen wat hemel wordt genoemd en het gebrek eraan is hetgeen wat hel wordt genoemd. Slechts de meester ervan begrijpt het leven en degene die het daaraan ontbreekt is dwaas ondanks alle andere kennis die hij misschien wel verworven heeft.
De Soefi hecht groot belang aan de verwerving van harmonie, gelovend dat het licht voor de engelen is en het duister voor de duivel, maar dat een menselijk wezen harmonie nodig heeft om balans in het leven te bewaren.
Er zijn drie aspecten van harmonie: het eeuwige aspect, het universele aspect en het individuele aspect.
Eeuwige harmonie is de harmonie van het bewustzijn. Daar het op zichzelf eeuwig is, leven en bewegen zich alle dingen en wezens daarin; toch blijft het op een afstand, ongestoord en vredig. Dit is de God van de gelovige en de God van de kenner. Alle vibraties van de meest verfijnde tot de grofste worden door deze harmonie bij elkaar gehouden net als elke atoom van de manifestatie en zowel schepping als destructie vinden plaats teneinde deze te handhaven. De macht ervan trekt uiteindelijk elk wezen aan tot de altijddurende vrede.
De mens wordt door de macht van harmonie in twee richtingen getrokken: in de richting van de Oneindige en in de richting van de manifestatie. Hij is zich minder bewust van de eerste dan van de tweede en door zich op de ene richting te richten verliest hij het zicht op de andere richting. De Oneindige, die de essentiële spirit van alles is, trekt op het eind alles naar zich toe. De Soefi hecht het grootste belang aan harmonie met de Oneindige hetgeen hij verwezenlijkt door overgave aan de wil van God, de Geliefde.
Het bestaan van land en water, het land voor het water en het water voor het land; de aantrekkingskracht tussen de hemelen en de aarde tonen alle de universele harmonie aan. De aantrekkingskracht van de zon en de maan op elkaar, de kosmische orde van de sterren en de planeten, allemaal verbonden en gerelateerd aan elkaar, bewegend en werkzaam onder een bepaalde wet; de regelmatige wisseling van de seizoenen, de nacht die de dag opvolgt en de dag die op zijn beurt plaatsmaakt voor de nacht; de afhankelijkheid van het ene wezen van het andere; de onderscheidenheid, aantrekkingskracht en assimilatie van de vijf elementen, bewijzen allemaal de universele harmonie.
Het mannelijke en het vrouwelijke, beest en vogel, plant en rots en alle klassen van dingen en wezens worden onderling verbonden en tot elkaar aangetrokken met een koord van harmonie. Als er een wezen of ding, hoe nutteloos die schijnbaar ook lijkt te zijn, zou missen in dit universum van eindeloze variëteit dan zou dat zijn als ontbrak er een noot aan een lied. Zoals Sa´di zegt: ´Elk wezen wordt voor een bepaalde bestemming geboren en het licht van die bestemming wordt aangewakkerd in zijn ziel´. Alle hongersnoden, plagen en rampen als stormen, overstromingen, vulkanische uitbarstingen, oorlogen en revoluties, hoe slecht ze ook mogen zijn, zijn in werkelijkheid voor de rechtzetting van deze universele harmonie.
Er wordt in India een verhaal verteld over hoe ooit alle bewoners van een dorp dat geleden had door droogte voor de tempel van hun God waren samengekomen om te bidden dat er dat jaar een overvloed aan regen zou mogen vallen.
Een stem antwoordde uit het ongeziene: ´Wat Wij ook doen is voor de verbetering van Onze bestemming, oh, gij mensen, gij hebt geen recht om u te bemoeien met Ons werk!´ Maar zij gilden opnieuw om genade en deden dit nog hardnekkiger.
Vervolgens kwam het antwoord: ´Jullie gebeden, vasten en offers hebben Ons ertoe bewogen om jullie net zoveel regen toe te staan als jullie maar willen´. Zij gingen feestvierend naar huis terug. In de herfst werkten ze vol kracht op hun boerderijen en nadat ze de grond hadden voorbereid en de zaadjes hadden gezaaid, baden ze om regen. Toen ze vonden dat er genoeg regen was gevallen namen we opnieuw hun toevlucht tot gebed en hield de regen op. Op deze manier werd er een ideale graanoogst geproduceerd en maakten alle inwoners van dat land er pret over. Dat jaar werd er meer graan gekweekt dan ooit tevoren. Nadat de oogsten waren binnengehaald stierven echter allen die het graan hadden gegeten en waren er veel slachtoffers. Perplext zochten zij weer de God zich voor de tempel diep buigend en huilden: ´Waarom hebt Ge ons zo´n gramschap getoond nadat Ge ons zo´n grote genade hebt betoond?´. De God antwoordde: ´Het was niet Onze gramschap, maar jullie dwaasheid om je te Ons werk te bemoeien; soms sturen We een droogte en op andere tijden een overstroming zodat er misschien wel een deel van jullie oogst vernietigd kan worden, maar We hebben Onze redenen om dat te doen, want op deze manier wordt ook alles wat er giftig en ongewenst in is ook vernietigd en blijft er alleen over wat weldadig is voor het behoud van jullie leven´.
De dorpsbewoners vielen voorover op de grond en zeiden in een nederig gebed: ´We zullen nooit meer proberen de aangelegenheden van het universum te beheersen, Gij zijt de Schepper en Gij zijt de Beheerser, wij zijn Uw onschuldige kinderen en Gij alleen weet wat het beste voor ons is´. De Schepper weet hoe Hij Zijn wereld onder controle moet houden, wat er voortgebracht moet worden en wat er vernietigd moet worden.
Er zijn twee aspecten van individuele harmonie: de harmonie tussen lichaam en ziel en de harmonie tussen individuen.
De ziel neemt deel aan de feestvreugde van de gemakken die door het uiterlijke zelf worden ervaren, maar toch raakt de mens er zo helemaal door in beslag genomen dan het ware gemak van de ziel wordt verwaarloosd. Dit houdt de mens onbevredigd gedurende alle tijdelijke gemakken waarvan hij misschien kan genieten, maar doordat hij dit niet begrijpt schrijft hij de oorzaak van zijn ontevredenheid toe aan een of ander onbevredigd verlangen in zijn leven. De uitingsmogelijkheid van alle aardse passies geeft een tijdelijke bevrediging, maar creëert toch een neiging naar meer; in deze worsteling wordt de bevrediging van de ziel over het hoofd gezien door degene die constant bezig is zijn aardse vreugde en gemak na te jagen, zijn ziel haar ware zegening onthoudend. Het ware behagen van de ziel ligt in liefde, harmonie en schoonheid, het resultaat daarvan is wijsheid, kalmte en vrede; hoe constanter ze zijn hoe groter de tevredenheid van de ziel is.
Als de mens in zijn dagelijkse leven elke handeling zou onderzoeken die een onaangenaam beeld van zichzelf heeft gereflecteerd op zijn ziel en duisternis en ontevredenheid heeft veroorzaakt en als hij aan de andere kant bewust elke gedachte, elk woord en elke handeling die een naar binnen gerichte liefde, harmonie en schoonheid had voortgebracht zou bekijken en elk gevoel dat hem wijsheid, kalmet en vrede had gebracht dan zou de manier van harmonie tussen ziel en lichaam gemakkelijk begrepen worden en zouden de beide aspecten van het leven bevredigd worden, zowel het innerlijke als het uiterlijke. De bevrediging van de ziel is veel belangrijker dan die van het lichaam, want de ziel gaat langer mee. Op deze manier kan het denken, het spreken en het handelen zo worden aangepast dat er eerst harmonie in het zelf zou worden gevestigd door de afstemming van lichaam en ziel.
Het volgende aspect van individuele harmonie wordt beoefend in je contact met een ander. Elk wezen heeft een individueel ego dat uit zijn eigen illusie is voortgebracht. Dit beperkt zijn visie die in de richting van zijn eigen belang wordt geleid en hij oordeelt via zijn beperkte visie over goed en slecht, hoog en laag, juist of verkeerd in relatie met zichzelf en anderen, een visie die over het algemeen meer fragmentarisch en fantasierijk is dan waar. Deze duisternis wordt veroorzaakt door het uiterlijke zelf dat de ziel overschaduwt. Een persoon wordt dus blind voor zowel zijn eigen beperkingen als voor de verdiensten van een ander en de juiste handeling van een ander wordt in zijn ogen verkeerd en de fout van zijn zelf lijkt hem juist toe. Dit is het geval met de mensheid in het algemeen, totdat de sluier van de duisternis voor zijn ogen wordt opgelicht.
De Nafs, het ego van het individu, veroorzaakt alle disharmonie zowel met het zelf als met anderen, en laat zo in alle aspecten van het leven zijn onhandelbaarheid zien. De leeuw, de soeverein onder alle dieren, het machtigst en meest majesteitelijke, is altijd onwelkom bij de inwoners van het woud en hij is zelfs onvriendelijk tegen zijn eigen soortgenoten. Twee leeuwen zullen elkaar nooit vriendelijk begroeten, want hun Nafs is zo sterk; en ofschoon de leeuw de heerser van alle andere dieren is is hij een slaaf van zijn eigen passies die zijn leven rusteloos maken. De Nafs van dieren die herbivoor zijn zoals schapen en geiten beteugeld; om deze reden zijn zij onschuldig voor elkaar en zijn ze zelfs harmonieus genoeg om in kuddes te leven. De harmonie en sympathie die er onder hen leeft maakt dat zij onderling deelnemen aan hun lief en leed; maar zij kunnen gemakkelijk ten prooi vallen aan de wilde dieren van het woud. De Meesters uit de oudheid zoals Mozes en Mohammed hielden er altijd van hun kuddes in de wildernis te hoeden en Jezus Christus sprak over zichzelf als over de Goede Schaapherder, terwijl Johannes de Doper over het Lam Gods sprak, argeloos en onschuldig, bereid tot opoffering.
De Nafs van de vogel is nog milder, derhalve kunnen er in één boom veel en verschillende vogels als een familie leven, de lofprijzing van God in samenzang zingend en in zwermen van duizenden rondvliegend.
Onder vogels kun je degene vinden die hun levenpartner vinden en die samenleven, harmonieus het nest bouwend voor hun jongen, elk op de beurt op de eieren zittend en hun deel in de opvoeding van hun kleintjes op zich nemend. Vaak rouwen ze en lamenteren ze over de dood van hun levenspartner. De Nafs van insecten is nog minder, zij lopen over elkaar heen zonder elkaar pijn te doen en leven met miljoenen samen als een familie zonder onderscheid tussen vriend en vijand. Dit bewijst hoe de macht van Nafs bij elke trap van de evolutie van de natuur groeit en zijn hoogtepunt bereikt in de mens, disharmonie scheppend door zijn hele leven heen, tenzij die wordt beteugeld en daardoor een kalmte en vrede binnen in het zelf en een gevoel voor harmonie met anderen produceert. Elk menselijk wezen heeft een eigenschap die eigen is aan zijn Nafs. De een is tijgerachtig, de ander lijkt op een hond, terwijl een derde als een kat kan zijn en een vierde als een vos. Op deze manier laat de mens in zijn spreken, denken en voelen de dieren en de vogels zien en de aard van zijn Nafs is in overeenstemming met hun natuur en soms lijkt zijn verschijning op zich al op hen. Derhalve hangt zijn neiging tot harmonie af van de evolutie van zijn Nafs.
Wanneer de mens helder begint te zien door het menselijke leven heen, begint de wereld zich aan hem te tonen als een woud, gevuld met wilde dieren, vechtend, moordend en op elkaar azend.
Er zijn vier verschillende klassen van mensen die met elkaar harmoniseren in overeenstemming met hun verschillende evolutietrappen: engelachtig, menselijk, dierlijk en duivels.
De engelachtige zoekt naar de hemel en het menselijke wezen worstelt voort in de wereld; de mens met dierlijke eigenschappen maakt pret in zijn aardse pleziertjes, terwijl de duivelse mens betrokken wordt in het creëren van kwaaddoenerij, daardoor voor zichzelf en voor anderen een hel makend. De mens wordt na zijn menselijke evolutie engelachtig en via zijn ontwikkeling in dierlijkheid bereikt hij het stadium van de duivel.
In muziek is de wet van harmonie dat de dichtstbijzijnde noot geen consonante interval maakt. Dit verklaart het verbod op het huwelijk tussen twee nauwe verwanten vanwege hun nabijheid in eigenschap en bloed. Harmonie bevindt zich als regel in het contrast. Mannen vechten met mannen en vrouwen maken ruzie met vrouwen, maar het mannelijke en het vrouwelijke zijn als regel harmonieus met elkaar en een complete eenheid maakt een perfecte harmonie. De vijf elementen zijn in elk wezen constant werkzaam en in elk individu overheerst er een vooral. De wijzen hebben derhalve vijf verschillende naturen in de mens onderscheiden in overeenstemming met het element dat in hem overheerst. Soms overheersen er in grotere of geringere mate twee of meer elementen in een menselijk wezen.
De harmonie van het leven kan op dezelfde manier geleerd worden als de harmonie van de muziek. Het oor moet getraind worden om zowel toon als woord te onderscheiden, de betekenis die erin schuilgaat, en moet uit de verbale betekenis en de toon van de stem weten of het een waar woord of een valse noot is; het oor moet onderscheid maken tussen sarcasme en oprechtheid, tussen woorden die voor de grap worden gezegd of die in ernst worden gezegd; het oor moet het verschil kennen tussen ware bewondering en vleierij; het oor moet onderscheid maken tussen bescheidenheid en nederigheid, tussen een glimlach en een hoongelach en tussen arrogantie en trots, die direct of indirect worden uitgedrukt. Door dit zo te doen raakt het oor geleidelijk aan net zo getraind als in de muziek en weet iemand exact of zowel zijn eigen toon en woord als die van een ander vals of waar zijn. Men zou net als bij het ontwikkelen van de stem moeten leren op welke toon een bepaalde gedachte of gevoel uitgedrukt moet worden. Er zijn tijden waarop hij luid moet spreken en er zijn tijden waarop een zachte toon van stem nodig is; want er is voor elk woord een bepaalde noot en voor elke spraak een bepaalde toonhoogte noodzakelijk. Tegelijkertijd moet er een juist gebruik van een natuurlijke, scherpe of doffe noot zijn net als het inachtnemen van de juiste muzieksleutel.
Er zijn negen verschillende aspecten van gevoel, elk ervan heeft een bepaalde wijze van expressie: vrolijkheid, uitgedrukt in een levendige toon; verdriet, in een pathetische toon; angst, in een gebroken stem; genade, in een tedere stem; verbazing, in een schreeuwachtige toon; moed, in een empathische toon; frivoliteit, in een lichte toon; hechting, in een diepe toon; en onverschilligheid, in de stem van stilte.
Een ongetraind persoon verwart deze. Hij fluistert de woorden die bekend zouden moeten zijn en spreekt luid de woorden die verborgen zouden moeten blijven. Er dient over een bepaald onderwerp op een hoge toonhoogte gesproken te worden, terwijl een ander onderwerp een lagere toonhoogte vereist. Je moet de plaats, de ruimte, het aantal aanwezige personen, de soort mensen en hun evolutie in acht nemen en spreken in overeenstemming met het begrip van anderen; zoals er gezegd wordt: ´Spreek tot de mensen in hun eigen taal´. Met een kind dien je een kinderlijk praatje te houden, met de jongeren moeten slechts gepaste woorden gesproken worden, met de ouderen moet je in overeenstemming met hun begrip spreken. Op dezelfde manier moet er een gradueel aangepaste expressie van onze gedachte zijn zodat niet iedereen door dezelfde zweep wordt voortgedreven. Rekening houden met anderen onderscheidt de mensen van de dieren.
Men dient te begrijpen dat ritme de balans tussen spreken en handelen is. Je dient op het juiste moment te spreken, anders is stilte beter dan spreken. Een woord van sympathie voor het leed van een ander en tenminste een glimlach als een ander lacht. Je moet de gelegenheid afwachten om een onderwerp in een samenkomst in te brengen en nooit abrupt het onderwerp van de conversatie te veranderen, maar kundig twee onderwerpen met een harmonieuse link vermengen. Je moet ook geduldig wachten terwijl de ander aan het praten is en je spraak te beteugelen wanneer de gedachte ongecontroleerd naar buiten stormt teneinde die in ritme te houden en onder controle te houden tijdens de vrijkoming ervan. Je moet de belangrijke woorden benadrukken met inachtname van sterk of zwak accent. Het is belangrijk om het juiste woord en de juiste wijze van expressie te kiezen, de snelheid te reguleren en te weten hoe je het ritme bewaart. Sommige mensen beginnen langzaam te spreken en verhogen geleidelijk aan de snelheid tot een zodanige hoogte dat ze niet in staat zijn samenhangend te spreken. Het hiervoorgenoemd gaat voor alles in het leven op.
De Soefi traint net als een muziekstudent zowel zijn stem als zijn oor in de harmonie van het leven. De training van de stem bestaat uit het zich bewust zijn van elk gesproken woord, van de toon ervan, het ritme, de betekenis en de geschiktheid voor die gelegenheid. Woorden van troost bijvoorbeeld moeten in een langzaam rimte gesproken worden, met een zachte stem en op een sympathieke toon. Wanneer je bevelen uitspreekt dan is er een levendig ritme nodig en een krachtige en duidelijk te horen stem. De Soefi vermijdt alle niet-ritmische handelingen; hij houdt het ritme van zijn spraak onder de controle van zijn geduld, spreekt geen woord voor de juiste tijd, geeft geen antwoord totdat de vraag is beëindigd. Hij beschouwt een tegensprekend woord als een wanklank tenzij het in een debat wordt uitgesproken en zelfs op zulke momenten probeert hij het in een consonant akkoord om te zetten. Een tegensprekende tendens in de mens ontwikkelt zich uiteindelijk tot een passie totdat hij zelfs zijn eigen idee tegenspreekt als dat door iemand anders wordt geopperd.
Teneinde de harmonie te bewaren verandert de Soefi zijn spraak zelfs van de ene naar de andere sleutel, met andere woorden: hij sluit zich aan bij het idee van iemand anders door vanuit het standpunt van de spreker naar het onderwerp te kijken in plaats van vanuit zijn standpunt ernaar te kijken. Hij bereidt een basis voor elke conversatie voor met een gepaste introductie en bereidt zo de oren van de luisteraar voor op een perfecte respons. Hij let zowel op elke beweging en expressie die hij maakt als op die die anderen maken en probeert zo een consonant akkoord van harmonie te vormen tussen zichzelf en een ander.
De verwerving van harmonie in het leven neemt meer tijd in beslag om te verwerven en een zorgvuldigere studie dan de training van het oor en de ontwikkeling van de stem, ofschoon die op dezelfde manier wordt verworven als de kennis van muziek. Voor het oor van de Soefi is elk gesproken woord als een noot die waar is als die harmonieus is en vals als die disharmonieus is. Hij maakt de toonladder van zijn spraak ofwel majeur, mineur of chromatisch net zoals de gelegenheid dat vereist; en zijn woorden die ofwel schril, dof of natuurlijk zijn zijn in harmonie met de wet van harmonie. Bijvoorbeeld de directe, beleefde en tactvolle manier van spreken is als zijn majeur, mineur of chromatische toonladder, en vertegenwoordigen dominantie, respect en gelijkheid. Op dezelfde manier maakt hij grillige of botsende gebaren die bij de tijd en de situatie passen door stap voor stap te volgen, door in te stemmen of van mening te verschillen en zelfs door tegen te spreken en toch de wet van harmonie in de conversatie hoog te houden. Neem twee willekeurige mensen als twee noten; de harmonie die er tussen hen bestaat vormt ofwel consonante ofwel dissonante intervallen, perfect of imperfect, majeur of mineur, verminderd of toenemend net zoals de twee mensen zijn.
Zowel de interval van klasse, geloofsovertuiging, kaste, ras, natie of religie als de interval van leeftijd of evolutiegraad, of van verscheidene en tegengestelde belangen laten de wet hier op een duidelijke wijze zien. Een wijze man zou eerder geneigd zijn in harmonie met zijn dwaze bediende te zijn dan met een semi-wijze man die zichzelf onfeilbaar vindt. Het is daarentegen op dezelfde manier mogelijk dat een wijze man verre van gelukkig is in de gemeenschap van de dwazen en vice versa. De trotse man zal altijd ruziemaken met de trotsen terwijl hij de nederigen zal ondersteunen. Het is voor de trotsen ook mogelijk het eens te zijn over een gemeenschappelijke kwestie van trots, zoals de trots op ras en afkomst.
Soms wordt het interval tussen de losgekoppelde noten gevuld door een middelste noot die een consonant akkoord vormt. De disharmonie bijvoorbeeld tussen man en vrouw kan verwijderd worden door de link van een kind of de disharmonie tussen broers en zussen kan weggenomen worden door de tussenkomst van de moeder of de vader. Op deze manier creëert het vormen van een consonant akkoord door een interveniërende link harmonie, hoe disharmonieus twee mensen ook mogen zijn. Een dwaas persoon is een onbuigzame noot terwijl een intelligente persoon daarentegen buigzaam is. De eerste blijft bij zijn ideëen, voorkeuren, afkeuren en overtuigingen, of ze nu goed of fout zijn, terwijl de laatste ze scherp of zwak maakt door de toon en de toonhoogte te verhogen of te verlagen, met de ander harmoniserend zoals de gelegenheid dat vereist. De grondtoon is altijd in harmonie met elke noot, want die bevat alle noten die zich in de toonladder bevinden. Op dezelfde manier harmoniseert de Soefi met iedereen, goed of slecht, wijs of dwaas door net als de grondtoon te worden.
Alle rassen, naties, klassen en mensen zijn als een flard muziek gebaseerd op een akkoord, terwijl de grondtoon, het gezamenlijke belang, zoveel persoonlijkheden in een enkel verband van harmonie vasthoudt. Door een studie van het leven leert de Soefi de natuur van de harmonie ervan en oefent die uit. Hij brengt harmonie met het zelf tot stand, met anderen, met het universum en met het oneindige. Hij identificeert zichzelf met een ander, hij ziet zichzelf als het ware in elk ander wezen. Hij geeft niet om eer of blaam daar hij die beschouwd als komend uit hemzelf. Als iemand een zwaar gewicht zou laten vallen en zo zijn voet zou blesseren dan zou hij zijn hand er niet de schuld van geven dat die het gewicht heeft laten vallen, zich realiserend dat hij zelf zowel hand als voet is. Op zo´n zelfde manier is de Soefi tolerant als hem door een ander pijn wordt gedaan, denkend dat de pijn slechts uit hemzelf is gekomen. Hij gebruikt contrapunctie door een harmonieus geheel te vormen met de ongewenste praat van een vriend en die zo in een fuga te maken.
Hij ziet de fouten van de anderen over het hoofd, bij zichzelf overwegend dat zij niet beter weten. Hij verbergt de fouten van anderen en onderdrukt alle feiten die disharmonie teweeg zouden kunnen brengen. Zijn constante gevecht is dat met de Nafs, de wortel van alle disharmonie en de enige vijand van de mens. Door deze vijand te vermorzelen verkrijgt de mens meesterschap over zichzelf; dit levert hem meesterschap op over het gehele universum, omdat de muur die er tussen het zelf en de Almachtige staat afgebroken is. Vriendelijkheid, mildheid, respect, nederigheid, bescheidenheid, zelfontkenning, nauwgezetheid, tolerantie en vergiffenis worden door de Soefi´s beschouwd als de eigenschappen die zowel harmonie binnen in je eigen ziel voortbrengen als harmonie in de ziel van anderen. Arrogantie, toorn, losbandigheid, hechting, hebzucht en jaloezie zijn de zes voornaamste bronnen van disharmonie. Nafs, de enige schepper van disharmonie, wordt machtiger naarmate daaraan wordt toegegeven; dat wil zeggen hoe meer de wensen van Nafs worden ingewilligd, hoe tevredener die wordt. Voor zolang als het duurt laat Nafs zijn tevredenheid zien doordat zijn eisen worden ingewilligd, maar vrij snel daarna eist hij nog meer totdat het leven een last wordt. De wijzen brengen deze vijand aan het licht als de aanstichter van alle kwaaddoenerij, maar ieder ander geeft een ander de schuld voor zijn tegenslagen in het leven.